Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] [Een schoone rij van menschlijke gezichten] Een schoone rij van menschlijke gezichten voor mij te zien van uit verbeeldings donker opkomen, en in hun zacht ooggeflonker dat hoog en rein begeeren te zien lichten, dat nu van uit de zwartste en laagste schichten opgloeit. En met hun lichamen te gaan, en wat zij elkaar zeggen te verstaan, en hunne woorden tot een taal te dichten. Als onder vrienden, met den grooten drom als een sneeuwvlok te gaan, en scherp te hooren het beste en het allerschoonst te zien. Dat mocht ik 't liefst van alles. - En indien ik 't zee- en boschruischen dan niet verloore, en ook der liefde lach mij niet verstomm'! Vorige Volgende