Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 341] [p. 341] [Terwijl de aarde om het zonlicht gaat] Terwijl de aarde om het zonlicht gaat, terwijl de bosschen stralende energie van de zon drinken, terwijl ieder wie leeft, de lucht gebruikt, alles brandend staat. Terwijl de aarde tellekens beslaat met damp, haar zee geeft wolke' aan haar gelaat, terwijl de aarde aldoor voorwaarts vliegt, en als een slinger om de zonne wiegt - stijgt midden in die schoonheid eene schoonheid, midden in doode schoonheid schooner leven: de menschen ordnen zich tot een nieuw worden. In natuur's schoonheid groeit op menschenorde, in schooner menschheid 't schoon ééns menschen leven: Een schoonheid in een schoonheid in een schoonheid. Vorige Volgende