Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 304*] [p. 304*] [Ik hoor de arbeiders klimmen naar de macht] Ik hoor de arbeiders klimmen naar de macht. Ik hoor hoe of ze door de breede rotsen gaan, 'k hoor hun gepraat, en hun lijdend vallen, hun weenen, hun wanhoop, hun zitten aan den weg. Moe drinken ze het arme water op de plateau's, die tusschen bergen zijn. Zie, daar loopen ze heen en weer, de sterken en praten, samen, en leenen aan rotsen zich, hoofd op de bovenarm. De oogen zijn strak en moe en zwart van bovenlid. Zie, daar zaamlen ze zich weer, de tocht begint op nieuw. Hoor in de verte, hoe ze gaan, de breede stoet, de hooge wolken in. Dat is het heerlijke om nu te hooren, daaraan geeft men zijn hart, daaraan verkoopt men 't leven, om met die menschen omhoog te gaan, te voelen wat hun ziele lijdt. Honderdmaal meer is dat dan alle vreugd, hoor naar hen, zie, ze stijge' de bergen in. Vorige Volgende