Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 302*] [p. 302*] [Te midden van 't oneindige heelal] Te midden van 't oneindige heelal, ver van de millioenen hemelbollen, midde' in de oceaan van zonnelicht, die zelf als oase in 't duister drijft des donkren aethers, - in een gouden hoek onzer goudoase, het zonnenest - op de kleine aarde willen de menschen die op haar loopen, nu een eenheid maken van zich, om die groote aarde te beploegen en te doorgraven samen, om al 't kleine, dat zij behoeven, te maken te samen, op dat er nooit meer oorlog tusschen hen zij om bezit, maar zij allen zeer eendrachtig naar elkaar zien en elkaar leere' beschouwen als even machtige des heelal's kindren. In het oneindige heelal, het donk're heelal, in 't gouden zonlicht gebeurt dat. Dat heerlijke voor ons, menschen. Wij voelen het diep in ons: de eenheid der menschen groeit. Vorige Volgende