Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 284*] [p. 284*] [O Gij die in alle hemelen zijt] O Gij die in alle hemelen zijt, die op de bergen en in de valleien staat, en die over de vlakte u spreidt. Gij, die het zonnelicht des morgens opheft en het des avonds in de zee begraaft, Gij, die in lente bloeit in zachte luchten, en 's zomers woont in warme schaduwen, en in de vlammen wegsterft in de lucht, en door de lucht rust met de starre sneeuw. Die in het schemerlicht onder de starren zweeft. Gij, die woont op wangen van het kind, en in de plooien van der moeder kleed. O Gij die zijt in wat de menschen wenschen, en in hunne gedachten om een staat van zich te maken in u als uw beeld! Gij die zijt in verborgenste gedachten! Gij die zijt binnen de zilveren stroomen, die van de bergen naar de aarde storten. O Gij die zijt te binnen onzen geest, niet als een licht dat Gij voor ons ontsteekt, maar als Gij zelve, als de stille vlam die zich zelf, en al wat wij zien, verlicht. O kracht van U die in mijn wezen is, o Gij met wien ik in mij ben tot één, maar die oneindiglijk buiten mij zijt, in almacht en in schoonheid en in liefde, o dat ik u meer begrijp en bemin. Vorige Volgende