Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 256*] [p. 256*] [Nadat ik jong en teer geboren was] Nadat ik jong en teer geboren was, ontstond in mij het lachen van de vreugd door 't zien van God's liefelijk aangezicht. Het zoet gezicht der moeder in mijn jeugd was niet zóó zoet, als dat eeuwige licht, waarin ik waarheid en een vreugde las. Door het gelijke worden wij getroffen, en jong en teer erkennen wij dus God, de schoonheid zien wij, jong, dus overal. Ik was de jongling in brandende oven, ik leefde in liefde en het zacht genot van te begrijpen God, die is het Al. Maar de ziel wordt versterkt alleen door rede, en mannen moeten door onderwijs leeren wat is, - de scherpe woorden van den vader en filosofen, geven wie beneden zit, moed om de hartstochten te beheeren, God te kennen, Natuur, en zich te gader. Maar zoowel het vroeg sterven van mijn vader, als 't ontbreken van wijzen in deez' tijden, deden mij veel van wat er moest ontbreken. Mijn oogen die God niete wisten, zagen om vreugd naar schepselen, en vonden lijden, - 'k geloof, ik trad den dood veel passen nader. Vorige Volgende