Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 204*] [p. 204*] [Zij stond en had haar blank gezicht wijd open] Zij stond en had haar blank gezicht wijd open met de japon ruizelend om haar beenen, haar twee beenen die stonden er door henen naast elkaar vast, zichtbaar door 't witte sloopen. En haar lijf was geplooid ìn door het nopen van gordel en de hals die 't vaste leenen had, stond recht van het vatend hoofd beschenen zoo was ze in haar jong vochtig aanloopen. Het was om àl te maken uit haar oog, omwevend en mij voelend als ze keek lachende en als vergeefsche lange zang van oogen, maar het duurde niet heel lang; want opgevlogen ging het in een streek, terwijl ze ging, langs 't vroolijk blauwe hoog. Vorige Volgende