Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 195*] [p. 195*] [Zlooals de maaiers 's avonds huiswaarts gaan] Zlooals de maaiers 's avonds huiswaarts gaan, verzadigd krachtig, in het hoog gezag des avonds met in 't oog vierkant de dag van licht, waardoor zij zwaaiend zijn gegaan. Zoo ga ik ook, terwijl de groote maan kogelend voortgaat langs den stroeven dag der nacht die 'k even koperhei òpzag, mijn armen en mijn hoofd zijn welberaan. Dit heb ik zóo en dit ook zóo gedaan, mijn beenen gaan nog rustig door het werk, mijn borst dringt voor, mijn oogen zien naar 't rusten. De slaap heeft breed zijn dommelende kusten, daar zal ik als op steenenblauwe zerk slapen, de schouders moe van 't hangend gaan. Vorige Volgende