Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 190*] [p. 190*] [De hemel is zoo vast, de volle blauwe] De hemel is zoo vast, de volle blauwe, alleen met wat verward liggende veeren en haar gebogen uit elkander keeren, anders is 't blauw, het diepe zalvend blauwe. De bosschen staan heel ver in 't stille stouwen en waar men in en weer zich in kan keeren, en verdre verten liggen zonder heeren en als verloren doelloos in het lauwe. En mij grijpt aan begeerte om te hebben, over mijn hart komt vloeden en het ebben trekt af - ik wend daarom mijn hoog gezicht naar 't onbemanteld hangend witte licht en ga. Het speelt door mij met sidderbeven, ik voel me door me zelf wanheerlijk leven. Vorige Volgende