Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 187*] [p. 187*] [Mij is het wachten, zal niet uit de volle] Mij is het wachten, zal niet uit de volle wereld iets komen tot me, mededoogen brengend? Ik sta toch licht overgebogen, lettend, en merk mijn lichte bloed te stollen. Nog is de middag niet en niet de dolle drukte die gaat schuddende aan de boogen plantengroei van het leven, de gelogen stad met de huizen davrend doende rollen. De uitstrekkende stad is heuvelachtig en ligt over de heuv'len zwaar eendrachtig en lacht met gouden spitse' uit werpschaûhtig. Zou er niet iets voor mij uit dát alles komen? Dat wat zoo groot de ruimte heeft ingenomen ligt op zich zelf en heeft zijn eigen droomen. Vorige Volgende