Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 186*] [p. 186*] [De groote wateren zijn ruste-gevend] De groote wateren zijn ruste-gevend buiten - het is nu om me wit en groen, langgeleden rustig is het als toen - nu ben ik overal gelijklijk levend. De watren waren om mijn oogen snevend van huppelingen, nu lig ik tot zoen te rusten, en mijn vleesch is zonder doen, het vòl gegroeide mij àllicht vergevend. In stilte bouwt men nu om me paleizen waar daar de boomen staan, met vingeren strijkt en omkant men daar de bladen glad. En uit de stilte voel ik 't nieuw verrijzen waarom zich mijne oogen slingeren, een liefdevol en mij liefhebbend wat. Vorige Volgende