Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 96*] [p. 96*] [Zachtlichte lentenen] Zachtlichte lentenen mogen nu wentelen aanwentelen, hooglichte luchten wolkenlichtluchten, de lentenen. Groote lenten met zonlichtboezems in fonkellichte vèr vallende blouses waar hoofden zacht in liggen donzig en ver als wolkenen, de grijze stil-sneeuwige die in wintermiddagen liggen. Dàn oogen lichtgrijzig spelen, open, waarin de vele doorschijnlicht gedachten vervelen zich - den ganschen goudgelen lichtlichten lentenadag - terwijl de winden verspelen heel ver vèrre windkrakeelen zoetzomerig in een lach. De lippen hangen dan stil, de handen een weinig kil, het lichaam in lucht, de rille - in eens om het uit te gillen. Vorige Volgende