De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 293] [p. 293] Houwlyks-lesse aan Salomon Armand, en Elisabeth Francoise de Graauw In den Egten-Staat bevestigt den 31. Octob. 1703. GElieven, die door Hooger Magt; Zyt van heel verr' by een gebragt: En die vrywillig hebt gesloten, En wederzyds betuygt voor God Uw Egt Verbond, om deel-genoten Te worden in een selve lot. Myn Rym-pen Groet U desen dag, Die wel uw Hoog-tyd heeten mag: Maar wagt niet (Jeugdige Egtelingen) Dat ik (gelykmen is gewoon) Uw dart'le Deuntjes op zal Singen Van Hymen, Venus, of haar Soon. Weg met dat Heydensche gebras, 'T Komt in myn toeleg niet te pas; My lust een hooger snaar te roeren En u langs 't menschlyk Houwlyks-Feest Eerbiedig denkende op te voeren; Tot God; tot Christus in den Geest. [pagina 294] [p. 294] Kom, luyster? hoe vol kragts en viers, Dat Paulus aan syn Ephesiers; Heeft schryvend op het Hart gebonden De grootheid dier verborgentheid; Op datse waardiglijk verstonden Waar d'Egtenlieden pligt in leid. Gedenkt, gedenkt, ô Bruydegom! Dat gy van God gemaakt zyt, om Uw Hooft den Christus te vertoonen; En gy ô Bruyd! gedenkt dat gy Uw Man tot Heerlykheid en Kroone Strekt van Gods Kerk, en Schildery. Gods Bruyd, die Christus haren Heer Erkent, en buygt sig voor hem neer, Bemint hem meerder dan haar leven: Om dat hy (haar ter Reyniging) Sig heeft aan haar, voor haar gegeven. Hoe Godlijk is dees Wisseling! Houw dit, Gelieven, in 't gesigt; Dien Leest en Hoof-som van uw Pligt Kent een verflauwen, of verand'ren, Door nae berouw, of tegen-keer: Gy leeft nu aan, en voor malkanderen En van nu af u selfs niet meer. Dan ondergaat met Lust de Vrouw, Al wat'er voor valt in de Trouw, De smart van Dragt en Kinder baren. De Man ontsiet geen moeyte, of sweet, Als Vrouw en Vrugt maar wel mag varen, Hy draagt haar swakheid, en haar leet. 'K seg dan, wanneer gy 't Godlijk Beeld Bemerkt, dat in 't natuurlijk speelt; [pagina 295] [p. 295] Soo voelt sig uwe Ziel bestralen Met ligt en troost ter dankbaarheid; Aan hem, die met tot ons te dalen, Ons op voerde in syn Heerlijkheid. En schoon al uw verliefde sin, Verrukt door 't eerste soet der Min, Sig nu ter hoogte niet kan heffen Van d'Ernst der geene, die, dit Schryft; Gy sult eens nader-hand beseffen Wat stand houd, en wat hene dryft. Dan sult gy ('k spoed my tot een slot) Rust vinden in den sterken God; Gewapent tegen alle vreesen: Het tegenbeeld van Salomon Gods soon sal uwen Vreede weesen Die door syn Dienst uw Vryheid won. Soo siet gy, welk een Leering dat Uw Beyder Naams-beteek'ning vat; God doe u die naa waarde wegen; Soo Leeft gy Minlijk tot syn Eer. Hy Kroon uw Egt met synen Zegen In Eeuwigheid! ik wens niet meer. Vorige Volgende