De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– AuteursrechtvrijOp het overlyden Van Willem van Heemskerk, den Ouden.Soo komt myn Heemskerk eens na soo veel pyn tot Rust,
Wiens Kaarsjen in de Pyp, en Snik-vlam uyt-geblust:
Geen stanken na sig laat; maar wel den Eed'len geur
Van syn Gedagtenis, in 't ruym verschiet en keur
Van Rym en Spreuken, die syn onvermoeyde hand
Op 't keurlykst maalde, met het punt van Diamant
Op 't helder Chrystallyn, hy ruylde Kunst om Kunst
Soo deed hy veel en wel en won der grooten Gunst.
Syn Naam dan, leef met Lof: syn Geest by God om Hoog:
Hy had de Deugd tot Doel, en dies syn Heyl in 't Oog:
Myn Geest (dank-pligtig aan syn Vriendschap) staat hier stil:
En seyt; Ga naar voetnoot*Goed lest is best, voor Wel hem, die wel wil.
| |
Graf-schrift.
Dees Zark dekt Heemskerks leeme Kas,
Tot rust van syn Gebeent en As:
Maar wat hy in syn Leven was
Vertoont syn Diamant op 't Glas.
| |
Op den selven.
Dees Zark bedekt den Man, wiens dubbel vaard'ge Hand
Van Digt en Sny-kunst heeft doorlugtig blyk gegeven;
Maar die de teekenen van syn verligt Verstand,
Nog vaster in het Hart des Lesers heeft geschreven,
Als in het Christallyn die van syn Diamant.
H.D. Groot. |