De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een ander. WAt vraagt een Christen waar de Hel Der doemelingen plaats mag wesen? Hy immers heeft geen Hel te vreesen. Van God gebragt tot eeuwig Wel, En vraagtmen waar den Hemel zy: Waar toe op 't spoor van 't vlees te rennen? Myn Hemel ('t geen ik rond bely, Is God als mynen God te kennen. Den Hemel dan is hier nog daar; Maar in 't van God door-heldert Oordeel, [pagina 215] [p. 215] Dat Gods getuyg'nis 't synen voordeel Sig toe-past, als volkomen waar Die niet gelooft daar tegens, draagt In 't schuldig onvernoegt geweten Een Hel, een Worm die altyd knaagt Al poogt hy 't elkens te vergeten. Vorige Volgende