De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Hels en Hemels plaats en wesen. OP 't vragen; Wat, en Waar den Hemel zy of Hel? Niet op syn Mahomets, of als de digters droomen, Maar in gesond verstand en na den Geest genomen, Souw dit myn antwoort zyn; dat ik geen plaats en stel: Den Hemel voor een Geest; is, sig bewust van wel Te wesen, en vernoegt en daar van t'overstroomen: En 't denk-beeld van de Hel dat in myn hert kan komen, Is 't ongenoegen tot een eyndeloos gequel; By 't knagen van een Worm en Poel vol vuurs geleken, Gelyk 't Gods Geest behaagt ons staam'lend toe te spreken. Dog soo men door de Hel en Hemel wil verstaan De plaetsen die God eens zal yeder lighaam geven, Die hy ter eeuw'ger smaat zal wecken, of ten leven: Daar af is in syn Woord ons geen berigt gedaan. Vorige Volgende