De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– AuteursrechtvrijSin-spelende inval, Over Cant. II. vers 6. en cap. VIII. vers 3.WAt eyst de Bruyd in 't Hooge Liet
Van haren Liefsten, met tot tweemaal toe te seggen:
'k wens dat syn slinke-hand myn onder 't hooft mag leggen,
En ik d'omhelsing van syn Regte-hand geniet?
De slinke-hand waar op sy wil haar hooft doen rusten,
Wat is die? en de Regte-hand,
Na welks omhelsing sy soo uytstrekt al haar lusten?
Ik soek hier af het regt verstand:
So uw niet de linke-hand beteek'nen
Al wat Gods Volk voor heen sag, hoord, en ook genoot.
Al t'samen wond'ren Gods: daar onder ook te reekenen
Het woord der Prophecy, tot Jesus komst en doodt.
En souw syn Regte-hand niet wesen,
Al 't werk der Zaligheid met sterken arm volbragt:
Vol luyster voor-gestelt als Christus is verresen,
| |
[pagina 139]
| |
En aan de Regter-hand geseten van Gods kragt?
Waar op de Bruyd met groot verlangen
Soo ster-oogt, datse hem wenst van synen troon beneen,
En om met hem te worden een,
Hem als den Suygeling haars Moeders te omvangen?
Myn vragen is 't heel buyten 't spoort?
'K meen neen; dog, wil men sulks verwysen:
Ging niet Gods minder kragt, als schaduwagtig, voor
Die groote werk-kragt, om syn Soon te doen verrysen?
Die werk-kragt; die geen ziele raakt
Met haar de liefde Gods, soo in als toe te spreken,
En op te drukken door Ga naar voetnoot*het dubbel zegel-teeken:
En niet met een die levend maakt:
Moet dat de Regte-hand niet wesen,
Die Jesus Bruyd om-armt op 't lieflijkst? en haar hooft
Steunt met syn Linke-hand? de sterren syn gedooft:
Eens wysers van den dag, en Son, nu opgeresen.
|
|