De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op een Print waar in het Hert van een Mensch vertoont wort. D'Onleed-kunst merkt, in na te speuren Ter regte en slinke zy van 't Hert; Hoe door het elf-tal van syn deuren, Het bloed ons ziel-sap in en uyt gelaten wert, Ter regte zyde, na de Longen, Die deese vlees-klomp dekt, en opent sig, en sluyt, [pagina 88] [p. 88] (Op yeder adem-togt) en vloeyt geduurig uyt Na hol en slag-aar na de linker-zy gedrongen. Soo verr' is aan 't gesigt in prent Dit stuk vertoont met grove trekken; Schoon fyn gemaakt om aan het leersaam oog t'ontdekken Hoe verr' dit innig deel van 't lighaam is bekent. Ons lighaam is een wonder-boek, Daar veele duysenden van letters in-geschreven, (Den Kunstenaar tot lof) stof aan ons mensjes geven, Tot een eerbiedig ondersoek. Op datwe sien de diepe wysheid, Die God in 't menschelijk gestelsel heeft gewrogt: Op dat hy door dat vlees, een beeldnis geven mogt, Van 't werk van synen Geest, waar in syn Godheid prys leyd. Dit brokje vlees soo net gespiert, Dat ik gemeen heb met veel grof en tam gediert; Is immers niet het Hert dat aan my te bewaren Soo dier bevolen is, waar van 't beginsel trekt Myn wel zyns of myn quaalijk varen: Dees klomp is met myn Borst gedekt. Maar 't is 't inwendige bewegen Van al myn doen, waar op ik ernstig letten moet, De reede en 't toeleg maakt myn daden quaat of goed Daar, daar in, is myn Hert, en 't hert der saak gelegen. Maar wat voor raad, om dit myn Hert Te hoeden, en aldus gerust en wel te leven; Indien 't myn Schepper niet ter hand gestelt en wert, Die my het leven heeft met werksaamheid gegeven? O God myn Maker! Gy alleen Zyt magtig om myn Hert, dat 't Uw is te bewaaren; Gy hebt het Vlees gemaakt, te vooren wast van steen: Bestiert gy 't na uw wil, het kan niet quaalijk vaaren. Vorige Volgende