De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Uyt-breyding Over Psalm 73. vers 24. HEt is een grond van sterk vertrouwen, Dat ik myn Schepper heb te houwen, Voor Raads-man die my trouwlijk seyt In voorspoet, en verlegentheid, Hoe dat ik zal myn daden rigten: Om af te leyden al myn pligten Uyt syn genâ, om dat hy gaf 'T geen van begin der weereld af, Belooft was met syn Soon te geven, Aan my tot Hooft tot Heyl tot Leven; Tot Wysheid tot Geregtigheid, Na synen Raad van eeuwigheid, Met dien Gesalfden Soon gesloten. Ik onder syne Bond-genoten Als ik maar let op mynen staat Sie klaar dat my syn liefde Raadt, Dat mynen wandel dog vertoone, [pagina 80] [p. 80] Wat hy my schenkt in sijnen Soone. Op dat hoe hol het ook mag gaan, Myn geest blyft door die blydschap staan. Nooyt Raadloos, 't zy de rampen dreygen Of treffen; ook, om niet te neygen, Wanneer de weerelt lokt en vleyt, Na 't glimp-ryk slyk der ydelheid. Soo is Gods Raad myn hand-geleyde; Wat zal my van syn liefde scheyde? Nog hoog nog diep: het onderpand, Syn Geestes houd my in dien stand. Dit heb ik in de tyd te wagten; Maar styg nog hooger myn gedagten; Daar na wat dan? wanneer geen tydt Die nu de stonden meet en snydt, Meer zyn zal, zal ik tot hem komen In Heerlijkheid zynd' opgenomen: Hy zal my voeren in dien stand Wiens raad, my nu leyt met de hand. Ik zal dan hier niet altyt blyven In 't vlees verpligt tot tyds-bedryven; En onderworpen aan den last Der sonde, die den geest verrast En nederdrukt in slavernye: Schoon in myn Regt en Staat een vrye. (Dog alles bast hier tegens aan,) Neen, neen, ik sal eens overgaan. Het zal alleenlijk niet gebeuren, Dat God die vodden weg zal scheuren, En sloopen myn gevankenis: Maar die myn tegen-spreker is, Zal eens myn mede-spreker wesen; Als dit myn vlees uyt stof verresen, Verheerlijkt zynde met Gods Soon, Ik met hem aan sijn Troon en Kroon, Een deel genoot (nu door 't Geloove) [pagina 81] [p. 81] Maar dan volstrekt zal zyn daar boven. Soo 'k hier nog ooyt voor schepsel boog; Dat zal myn zege-pralend oog, Als zynde een van Christus leden, Voor myne voeten sien vertreden. Ik wagt die volle Heerschapy, In Christus toegeseyt aan my..... Maar... 'k voel hier mynen geest verslinden! Waar zyn hier woorden toe te vinden! Ik keer te rug daar ik begon. Uw Raad des vreedes is de Bron, O God! van dat gy my sult leyden Hier door uw Raad, en hebt bescheyden, In heerlijkheid te nemen op, Soo voert gy myn geluk in top. 'T was door den Geest der prophecy, Dat Asaf die ook schreef voor my; Hoe kragtig heeft die Ziel gesprooken! Hy sag maar sterren in de nagt: Nu is het dagligt doorgebrooken, Sie wat myn God dan van my wagt! Vorige Volgende