De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sommier Van V.M. Brief aan M.B. WIlt gy de waarheid van veragters en bestryders Ontlasten daarse soo van overdrongen wert. Versuym niet waar gy kunt, om bloote mond-belyders Met kragt, te maaken tot geloovers met haar hert; Wilt gy de krankheidvan het Christendom genesen, ('Kwil seggen, daar toe zyn een werktuyg in Gods hand,) Soo speurd haar siekte na; de wortel-grond zal wesen In 't midden van het ligt haar agtloos onverstand. [pagina 82] [p. 82] De mensche die g'ontmoet, sijn t'samen dopelingen, 'T Geloof, Gebed en Wet sijn mede in haar mond: Een groot gedeelte komt ook aan Gods Tafel dringen, Al sonder overleg van 't eeuwig Soen verbond. Maar vraag haar ernstig af, na een geschikt ontvouwen Van yeder Formulier, of sy zig Gods gena Soo eyg'nen, datse sig soo goed als Zalig houwen? Gy krygt op 't best, ter nood, een af-gewrongen ja. Soo gy haar vorder perst, sy zullen u ontslippen; Of setten tegens u als een gespoorden Haan Sig toornig, op bedugt dat gy op blinde klippen, Het scheepken van haar ziel, in stukken wilt doen slaan. Dit moet myn B... u niet ontsetten nog verdrieten; Uw werk is Godes werk, de nood u opgelegt: Vaart gy maar rustig deur, soo sult gy doel beschieten. Soo redg' uw even mensch uyt sijn rampsaligheid. Vorige Volgende