Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |
Theresia Martin(van lisieux, of ‘de kleine heilige Theresia’) is de naam waaronder een jonge karmelietes uit het laatste kwart van de 19e eeuw bij het katholieke volk in deze eeuw bekend en vereerd is. Theresia werd in 1873 te Alençon (Orne) als jongste dochter van de vrome horlogier Louis Martin geboren. In 1887 reisde zij met haar vader naar Rome om van Leo xiii persoonlijk verlof te krijgen om als 15-jarige (ver onder de geldende leeftijdsgrens) het voorbeeld van haar drie oudere zussen na te volgen en non te worden bij de ongeschoeide (strenge tak van de) karmelietessen te Lisieux (Calvados; »Teresa van Ávila). Na haar noviciaat (proeftijd) werd zij in 1893 geprofest (professio: afleggen van de kloostergeloften), nam de naam ‘Thérèse de l'Enfant Jésus et de la Sainte Face’ aan en werd belast met zorg voor jonge novicen. Ziekte verhinderde in 1896 haar vertrek naar een klooster in China. Het jaar daarop stierf zij aan tuberculose. In opdracht van haar oversten heeft Theresia haar autobiografie L'histoire d'une âme (1895-96; eerste editie 1898) geschreven. Daarnaast bleven brieven, gedichten, gebeden en aantekeningen (in schoolschriften) van haar bewaard. Geneviève de la Sainte Face gaf in 1952 persoonlijke herinneringen aan de heilige uit. Binnen enkele jaren was Theresia bekend onder katholieken in Frankrijk en daarbuiten: een jong gestorven, naar haar portretten te oordelen knappe vrouw, die als jong meisje op een winteravond toen zij midden in het sterrebeeld Orion een t ontdekte, haar vader toegeroepen had: ‘Mon nom est écrit au ciel!’ en voor haar dood beloofd had ‘een regen van rozen over de wereld te laten neerdalen’! Vooral was zij nederig geweest en gehoorzaam, zichzelf wegcijferend, een voorbeeld bij uitstek. Haar persoon en de verhalen over haar leven werden graag aangewend om een restauratief en vooral risicoloos katholicisme
Soeur Thérèse de l'enfant Jésus. Devotieprentje, 1907, uitgegeven door de Karmel te Lisieux.
Aan het prentje is een lapje stof bevestigd waarmee het lichaam van de heilige is aangeraakt, met een certificaat voorzien van de naam van de postulator (de officiële aanvrager) van de canonisatie. | |
[pagina 304]
| |
te consolideren. De editie van de autobiografie, haar wonderen en gebedsverhoringen, haar zalig- en heiligverklaring in 1923 en 1925 en de talloze pelgrimages naar haar graf in de in 1926 gebouwde basiliek te Lisieux waren zeker oorzaken van de populariteit van ‘Treesje’, zoals zij door predikers en in vaak smakeloze geschriften werd genoemd. De ware reden van haar uitbundige verering door vromen in de eerste helft van deze eeuw - opgewekt door een propagandistische prediking - was de ontdekking door deze vrouw dat christelijk leven geen extreme heldhaftigheid (volgens een oud adagium ‘magis admirandum quam immitandum’: eerder te bewonderen dan na te volgen) eiste, maar bereikbaar was in de vervulling van de kleine taken van alledag. Dit schema paste uitstekend in de, sinds de 19e eeuw sterk naar de marge van de samenleving verschuivende, op binnenkerkelijke activiteiten gerichte katholieke Kerk van het ‘interbellum’. Velen gingen de ogen open, toen in 1956 Père François de Sainte-Marie het facsimile van Thérèses authentieke autobiografie publiceerde. De tekst van de editie van 1898, bezorgd door haar zus Mère Agnes, bleek sterk geretoucheerd en naar de smaak van de tijd aangevuld. De Thérèse van de authentieke editie kwam naar voren als een andere, spontaner en vooral theologisch belangrijker vrouw dan die van Mère Agnes: niet de cliché-figuur die snel ingepast werd in een vroomheid volgens vaste patronen en aangepast aan het populaire sentiment, maar de ontdekster van een vrij oorspronkelijke, in ieder geval persoonlijker spiritualiteit. Theresia's ‘kleine weg’ bestaat enerzijds uit een sterk bewustzijn van de kleinheid van de mens tegenover God, anderzijds in een grenzeloos, aan roekeloosheid grenzend vertrouwen op de Vader. Niet het offer en de negatie van zichzelf domineren, maar een overgave aan de liefde, die God is. Haar vroomheid is daarnaast sterk ecclesiologisch en missionair: haar Godsliefde is tegelijk liefde voor de mensen. In 1927 werd Theresia uitgeroepen tot patrones van de katholieke missie en in 1944 tot tweede patrones van Frankrijk. Haar feestdag is 3 oktober. Een jeugdportret van Thérèse, getekend door haar zus Céline, toont haar als ‘eerste communicante’: een zoetelijke tekening van een lief meisje met stralende ogen en een vastberaden mond. Daarnaast bleven enkele fotografische portretten bewaard, die haar receptie en haar iconografie beïnvloedden. Een toont haar als jong meisje aangeleund tegen haar vader; een andere als kosteres staande achter een tafeltje met liturgische voorwerpen in een sacristie (een retouche zorgde voor een smeltend gezichtje). Een ovale portretbuste in plechtige karmeldracht laat een zelfbewuste, iets naar links omhoog kijkende vrouw zien. Von Balthasar 1950; Combes 1950, 1957 en 1962; Descouvemont 1991; Görres 1964; Laurentin 1972; Sion 1972. |
|