Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
De martelaren van Gorkumzijn de bekendste onder de Nederlandse katholieken die in 1572 omwille van hun overtuiging werden gedood. In dit jaar waren er onder meer ook de martelaren van Alkmaar op 24 juni, van Roermond op 23 juli, en op 10 december de geleerde Cornelis Musius te Delft. Het begin van het nationale verzet van de Noordelijke Nederlanden tegen de Spaanse koning Filips ii werd in verschillende plaatsen gekenmerkt door grote wreedheden, bedreven door calvinisten tegen aanhangers van het oude katholieke geloof. Juist de watergeuzen (uit de Zuidelijke Nederlanden verdreven calvinistische edelen, versterkt door Franse hugenoten en toegestroomd gespuis) brachten onder aanvoering van Willem van der Marck, baron van Lumey, een uiterst onverdraagzaam religieus, door Willem van Oranje afgekeurd element in de opstand. Door hun overwinning vanuit zee op de Spaanse bezetting van Den Briel op 1 april 1572 was de opstand een feit. Hollandse steden sloten zich daarbij aan of werden ertoe gedwongen. Toen Gorkum door het legertje van Lumey eind juni was ingenomen, werden daar - ondanks het bevel van Oranje om priesters en monniken te ontzien en ondanks de beloofde godsdienstvrijheid - vijftien katholieke geestelijken gevangen genomen en mishandeld. Nadat nog een kloosterling bij hen gevoegd was, werden zij in de nacht van 5 op 6 juli in een schuit naar Den Briel gevoerd en daar gekerkerd. Zij werden er met nog vier andere priesters, van wie er een (de priester-schrijver Pontus de Heuter) niet tegen de mishandelingen opgewassen bleek en zijn overtuiging opgaf, onder leiding van Lumey ondervraagd, bedreigd en gefolterd, om tenslotte op 9 juli in een schuur te worden opgehangen. Voornaamste grief waren hun ideeën over de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus in de eucharistie en de plaats van de paus in de Kerk. De lichamen werden verminkt en in een massagraf geworpen. Het waren de pastoor van Gorkum, Leonardus van Veghel, diens hulp Nicolaas van Poppel, Gottfried van Duynen en Andreas Wouters (vier seculiere geestelijken); de franciscanen Nicolaas Pieck (gardiaan van het klooster aldaar en woordvoerder van de martelaren), Hieronymus van Weert, Theodoras van der Eem, Nicasius van Heze, Willehad van Denemarken, Godefridus van Melveren, Antonius van Weert, Antonius van Hoornaer, Franciscus de Roye, Petrus van der Slaghmolen (een broeder) en Cornelius van Wijk bij Duurstede; de norbertijnen Jacob la Coupe (of Lacops) en Adrianus Janszen, een augustijner kanunnik Johannes van Oisterwijk en de dominicaan Johannes van Hoornaer. Hun lichamen werden in 1615 opgegraven door twee franciscanen, naar Brussel gebracht en bijgezet in de franciscanerkerk.
Te Gorkum werd de katholieke eredienst een halve eeuw lang niet uitgeoefend. Daarna ontstonden er in korte tijd staties van franciscanen, seculieren en jezuïeten. Gevoed door de grote indruk die de martelingen maakten op de onderdrukte Nederlandse katholieken en door de vondst van hun gebeente in 1615 ontstond daar spoedig een cultus. In 1675 had de zaligverklaring van de Gorkumse martelaren plaats, in 1867 de canonisatie. In het laatste jaar kwam ook de plaats van de terechtstelling in Den Briel, het Martelaarsveld, weer in katholieke handen. De gehangenen worden er nu nog door pelgrims vereerd. In de loop van de tijd kwamen ook relieken terecht in de slotkerk te Oud-Heusden en in de Antoniuskerk te Gent. De feestdag valt op 9 juli. Kort na hun dood schilderde Thibaut Dierichs uit Gorkum de portretten van de slachtoffers. Parallel aan de opkomst van de verering liep het verschijnen van het werk van Bonerus Verae ad vivum effigies beatorom martyrum Gorcomiensium (Ware voorstelling naar het leven van de zalige martelaren van Gor- | |
[pagina 251]
| |
kum; 's-Hertogenbosch 1624), een twintigtal gravures ca. 1620 van Matham naar ontwerp van Dierichs (elke martelaar van zijn naam voorzien) en de negentien portretten ca. 1680 van de Antwerpenaar Teniers de Jongere. Zowel de zalig- als de heiligverklaring lieten sporen na in de devotie-grafiek. Volgens een sinds de 16e en 17e eeuw gegroeid gebruik vindt deze liturgische ‘act’ te Rome inJohannes van (de) Sande de Jongere, gravure, 1675, met de terechtstelling van de martelaren van Gorkum.
De prent is waarschijnlijk uitgegeven bij gelegenheid van de zaligverklaring van de martelaren in 1675 door Clemens x in Rome. Links Willem van der Marck, graaf van Lumey, de aanvoerder van de geuzen. de Sint Pieter plaats onder een meestal niet zeer kunstzinnige afbeelding van de heilige(n) om wie het gaat (»Isidorus van Madrid). In die traditie werden hiervoor schilderijen gemaakt door Ziernel (waarschijnlijk voor 1675: een opname van de heiligen in de hemel) en door Fracassini in 1867 (nu in het Museo Franciscano te Rome). Naar het eerste werk maakte Nolin ca. 1700 een gravure, naar het tweede Catuffi een vaak gereprodu- | |
[pagina 252]
| |
ceerde lithografie. Op dit laatste werk ziet men hoe voor een druk gebarende Lumey, terwijl het gepeupel aanstormt, de martelaren aan de balken van de schuur gehangen en hun lichamen doorstoken worden (vgl. reeds Van (de) Sande, gravure 1675). Populaire apotheosen komen onder meer voor op gravures van Huybrechts, Neeffs en Collignon en een litho van de Gentenaar Hemelsoet uit de 17e eeuw. Op werken van Bianchi ca. 1830 en Proja ca. 1875 valt de nadruk op het getuigenis van deze martelaren voor de geldigheid van de eucharistische ‘realis praesentia’. De Gorkumse exegeet en professor aan het seminarie te Douai Estius (Hessels van Est), zelf in 1613 in een geur van heiligheid gestorven, schreef in 1603 de meermaals herdrukte Historia martyrum Gorcomiensium, verlucht met gravures naar de genoemde Dierichs. De grote Nederlandse historicus Fruin wijdde in 1865 een studie aan de martelaren. Van Adrichem 1932; Van Laarhoven 1968; De Lange 1954; Overhaag 1962; Reusens 1867. |
|