Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdHildegard van Bingenwerd in 1098 te Bermersheim bij de Disibodenberg geboren. Zij was de dochter van graaf Hildebert van Bermersheim. In 1147/50 stichtte zij, als religieuze gevormd in een groep vrouwen rond Frau Jutta van Spanheim (eerste kwart 12e eeuw), een klooster op de Rupertsberg bij Bingen, waarvan zij tot haar dood in 1179 abdis was. Haar monialen leefden er volgens de regel van »Benedictus. Van jongsaf zag Hildegard in de grote door haar verwoorde, wellicht als literaire schemata op te vatten visioenen de christelijke openbaring uitgebeeld. Na aarzeling kwam zij ertoe deze neer te schrijven en te duiden in haar bekendste geschrift, een boek met de titel Liber scivias (Als je de weg [naar God] wist'; 1141-51), om later alles nog eens te hernemen in Liber divinorum operum (Over de werken Gods; 1163-73). Daarnaast schreef deze ‘profetissa teutonica’ (Duitse profetes) met gezag over ethische, medische en natuurwetenschappelijke onderwerpen, dichtte en componeerde ze liederen en correspondeerde ze in meer dan 300 brieven met pausen, bisschoppen en vorsten. | |
[pagina 184]
| |
Waar het nodig was keerde zij zich in preken tegen misstanden. Het is niet onmogelijk dat Hildegard, die zich ondanks haar labiele gezondheid in haar kloosters en daarbuiten overal mee bemoeide, in het door haar geleide scriptorium van Rupertsberg zelf aanwijzingen heeft gegeven voor illustraties bij haar visioenen, beschreven in het Liber scivias. Deze miniaturen dragen naast traditionele, vooral ook heel eigen en oorspronkelijke iconografische kenmerken en wemelen van vondsten in onderwerp en kleur (altijd significatief geladen). Hildegard stierf op 17 september 1179 op de Rupertsberg; haar relieken rusten in de voormalige kloosterkerk te Eibingen.
De monniken Gottfried en Theoderik schreven een Vita, waarin zij veel autobiografisch materiaal van Hildegard verwerkten. Pogingen in de 13e en 14e eeuw om haar heiligverklaring in Rome te bewerkstelligen mislukten. Toch wordt zij, zonder proces dus, vanaf de 15e eeuw in het Romeinse martyrologium als heilige genoemd. Op het einde van de 19e eeuw - na een periode van bijna verdwenen belangstelling - begon een Hildegard-revival, aangezet door de uitgave van haar werken in 1882 door de geleerde historicus en archeoloog, de benedictijn en kardinaal Jean-Baptiste Pitra in het 8e deel van de Analecta Sacra van Montecassino. Sindsdien verschenen naast een editie van de Scivias in het Corpus Christianorum (met reprodukties van de miniaturen) en vertalingen van haar werken verschillende belangrijke studies. Ook bij een breder publiek nam de belangstelling toe. Bij haar eeuwfeest in 1898 bleek onder meer uit het grote gedenkboek dat er pogingen werden gedaan de visionaire (niet: mystieke) Hildegard vooral in Duitsland, zeer ten onrechte, voor de kar van een zeer behoudsgezinde beweging te spannen: was alles maar zoals in de tijd van Hildegard! Haar feest valt op 17 september. Vroege afbeeldingen van Hildegard vindt men in codices van de twee grote werken (ca. 1165 en begin 13e eeuw; het eerste met de Scivias te Wiesbaden ging in 1945 verloren) en op een altaarantependium 1230 uit Rupertsberg (nu in het Musée Cinquantenaire te Brussel). Cycli zijn bewaard op kopergravures 1670 van Kilian en Umbach. Herleefde belangstelling voor Hildegard in de 20e eeuw bracht naast de nieuwe uitgaven en studies moderne afbeeldingen: muurschilderingen in de abdijkerk te Eibingen uit 1907-13, in de kerk te Bingen uit 1924 en te Mannheim-Käfertal uit 1935. Er is in 1664 een anoniem schooldrama aan Hildegard gewijd, in 1923 door Küppers een roman en in 1942 door Hünermann een vertelling. Tijdens het Holland Festival in 1982 werden teksten en melodieën door ‘Studio Laren’ weer ten gehore gebracht. Bent 1981; Brück 1979; Dronke 1984; Keller 1933; Van Laarhoven 1990; Mulder 1982; Otto 1976/77; Schomer 1937. |
|