Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdDorothea van Caesareamist, zoals verschillende andere vroegchristelijke »maagd-martelaressen, een historisch fundament. Wat over haar in een Latijnse Passio verteld wordt is legendarisch: met haar ouders Theodorus en Theodora en haar zusjes Crysta en Callista zou zij uit Rome voor de vervolging door Diocletianus in 303 naar Caesarea in Cappadocië zijn gevlucht. Een aanzoek aldaar van de stadsprefect Fabricius sloeg zij af: Jezus was haar paradijselijke bruidegom. De griffier Theophilus, die haar spottend om bloemen uit haar paradijs vroeg, werd christen toen een jongetje Dorothea ondanks het barre jaargetij een mandje met appels en bloemen van de hemelse bruidegom bracht. Zijn bekering kostte hem het leven. Ook haar zusjes, die voor bedreiging haast bezweken, wist Dorothea te bemoedigen. Na allerlei martelingen stierf de maagd door ont- | |
[pagina 126]
| |
hoofding. Stervend beloofde ze, zegt de Legenda Aurea, elk gezin waarin haar levensverhaal werd voorgelezen te beschermen tegen storm, vuur en plotselinge dood.
Dorothea draagt als attributen een zwaard, haar martelwerktuig; verder kroon, palm, lelie of de korf met bloemen uit haar Passio. Soms staat het kind bij haar, bloemen en vruchten dragend of in een boompje gezeten. Vooral in de Duitse landen was Dorothea vanaf de 14e tot in de 16e eeuw zeer populair. Zij beschermt kraamvrouwen (vanwege het jongetje!), pasgehuwden en mijnwerkers en wordt - alleen in het Westen - gevierd op 6 februari. Dorothea werd zoals veel andere »maagden meestal in zeer modieuze dracht en met zeer verzorgd kapsel voorgesteld: paneel ca. 1480 van de Meester van de Heilige Maagschap in het Wallraf-Richartz-Museum te Keulen of aan de Rottaler Epitaaf 1505 in het museum te Graz, en met kroon op de reliekbuste ca. 1420 (kroon uit ca. 1500) in het Museum Nadorowe te Warschau, en met lelie en boek daarbij op een houten gepolychromeerd beeld ca. 1405 uit de omgeving van Michael Parler in het Louvre te Parijs. Met het zwaard als martelwerktuig beeldde Memling haar af op het middenpaneel van het waarschijnlijk in 1468 vervaardigde Maria-altaar met John Donne of Kidwelly; met een lelie als teken van haar maagdelijkheid is zij afgebeeld door een anonymus aan het Albrechtaltaar ca. 1440 te Klosterneuburg. Rozen draagt zij op een miniatuur ca. 1387 in een handschrift met de Getijden van Maria in de Biblioteca Estense te Modena; appels op het schilderij ‘Madonna del Rosario’ 1624 van Anthony van Dyck. Met een korf bloemen is zij afgebeeld op een fresco ca. 1480 in Eton College te Cambridge; in Oostengelse ‘rood screens’ (grote glasramen die het koor afsluiten) zoals te Eye (Suffolk) en Walpole Saint Peter (Norfolk), op een reliëf aan de koorbanken te Fressingfield (Suffolk) en in glasramen te Langport, Mark en Middlezoy (Somerset). Het kind vergezelt haar op een paneel 1471 van Francesco di Giorgio Martini en op een houtsnede ca. 1520 van Springinklee in de ‘Salus animae’. Het knaapje is een enkele keer het kind Jezus zelf: op een 13e-eeuws fresco in de kerk te Malta (Kärnten). Op haar miniatuur ca. 1440 in het Getijdenboek van Catharina van Kleef (met korf, palmtak en bloemenkrans) vormt de randversiering een (hemels) prieel en wijzen daarin musicerende engelen en een besproeiende fontein (in de vorm van een kasteel) op het paradijs van haar bruidegom; op de basismuur van het prieel ligt een geopend boek. Vaak deelt Dorothea het gezelschap van andere heilige meisjes: onder meer op een paneel ca. 1395 van een leerling van de Meester van Wittingau (Trěboň in Tsjechoslowakije; met een kelk met bloemen en een bloemenkrans in het haar). Zij ontbreekt nooit in het schema van de ‘Virgo inter Virgines’ (»maagden). Cycli zijn zeldzaam. Wandschilderingen ca. 1400/20 in de kerk te Levoča (Tsjechoslowakije) beelden uitvoerig haar verschillende martelingen uit. Als losse scène worden meestal de onthoofding en de komst van het jongetje uitgebeeld: Holbein de Oudere 1499 of Ligozzi ca. 1595 in de franciscanerkerk te Pescia. Grien liet op een schilderij 1516 in een besneeuwd landschap een korf bloemen brengen aan Dorothea, centraal geknield voor haar beul met zwaard in de hand, en aan de griffier op de achtergrond. Lang na de middeleeuwse Latijnse Comoedia van ridder Kilian van Mellerstadt, gedrukt in 1507, waarvan de Deense Comoedia de sancta Virgine Dorothea een bewerking is, schreven Massinger en Dekker The Virgin Martyr, uitgegeven in 1622, een ‘mystery’ of ‘morality’ dat met veel fantasie het verhaal van de Passio volgt. Busse 1930; Koch 1967; Ludwig 1928. |
|