Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdAnselmus van Canterbury,benedictijner monnik, bisschop en theoloog, werd in 1033/34 te Aosta (Piemonte) geboren. Na een aantal jaren als prior en abt van het klooster Bec in Normandië werd hij in 1093 bisschop van Canterbury en primaat van Engeland. Onder Anselm beleefde dit land zijn ‘investituurstrijd’: wie is de laatste instantie die bisschoppen in het feitelijke bezit van hun diocees stelt, de paus of de, zich graag als hoofd van de Engelse Kerk gedragende koning. Het was Anselm die - overigens niet zonder de pijn te hebben geleden van twee maal een verbanning - de strijd kon beëindigen door met koning Hendrik i Beauclerc, de tweede zoon van Willem de Veroveraar, in 1106 te Bec een compromis te sluiten. Van nog groter belang dan zijn kerkpolitieke inspanningen waren Anselms verdiensten op het gebied van de theologische methode, die hij als eerste los wist te maken van al te strakke banden met de traditie. Daarmee legde hij een fundament voor de bloei van het 13e-eeuwse systeem van de scholastiek. Bij zijn dood in 1109 liet hij aldus niet alleen een in vrede levende Engelse Kerk achter, maar ook een veertiental zeer belangrijke geschriften en een collectie van 475 brieven.
Vooral door twee stellingnamen heeft Anselm grote invloed gehad op het westerse denken. Hij wilde de redelijkheid doen inzien van geloofswaarheden en zocht en vond daartoe een voor zijn tijd volstrekt nieuwe methode: een rationele bewijsvoering zonder beroep op autoriteit. Toon iemand aan dat er niets hogers denkbaar is dan het, aan het geloof ontleende, begrip ‘god’ en hij zal juist daardoor weten dat aan dit hoogst denkbare begrip een werkelijke natuur moet beantwoorden. Niet het inzicht leidt tot geloof, maar ‘credo ut intelligam’ (ik geloof om tot inzicht te komen) was Anselms uitgangspunt. Vervolgens stelde hij in zijn belangrijkste geschrift, Cur Deus homo (Waarom God mens werd), tegenover de nogal pessimistische, sinds de »kerkvaders gangbare leer (macht en recht van de duivel over de mensheid is aanleiding tot de menswording) een humaner stelling: de incarnatie is middel tot genoegdoening van de menselijke schuld tegenover God. Daarom werd God mens. Verder deden in de laat-middeleeuwse discussies over de vraag of Maria al dan niet gedeeld heeft in de erfzonde, de voorstanders van haar ‘onbevlekte ontvangenis’ een beroep op zijn werken, vooral op een van de negentien bewaard gebleven gebeden. Een van zijn leerlingen was Anselmus van Laon, bij wie later de belangrijkste filosoof van de 12e eeuw, Abaelard, in Parijs dialectiek (aan de theologie voorafgaande leer van de filosofische methode) studeerde. Het feest van Anselm valt op 21 april. Anselmus werd afgebeeld als bisschop met kazuifel, mijter en staf (auteursportretten in 12e-eeuwse handschriften van zijn eigen werken) of als abt, soms met schrijfveer of kerkmodel: 14e-eeuws fresco in de San Francesco te Miniato al Tedesco, schilderij ca. 1625 in de Collegiata te Busseto bij Parma en een glasraam derde kwart 16e eeuw in de Jeruzalemkerk te Brugge. Als helende weldoener verschijnt Anselm terwijl hij de benedictijner abt Elfino uit zijn psychische nood helpt op een schilderij ca. 1625 van Rondani. Verder stond zijn afbeelding in de 15e eeuw in dienst van de propaganda van de idee van Maria's ‘onbevlekte ontvangenis’: als begeleider van Maria met een band waarop een uitspraak uit zijn werken, zoals op altaarstukken ca. 1495 van Piero di Cosimo in de San Francesco te Fiesole en van Luca Signorelli in de Santa Maria Novella te Florence. Soms is hij in dispuut over het mariale thema samen met | |
[pagina 36]
| |
kerkvaders en theologen zoals op werken van een Vlaamse meester ca. 1490 en op een van Genga ca. 1515. Een werk van een 13e-eeuwse dichter, het zeer gevoelige, in een kunstig rijm gedichte Mariale, met liederen op Maria, staat ten onrechte op Anselmus' naam. Barth 1931; Lohrum 1991; McIntyre 1954; Pächt 1956; Schmitt 1938 en 1956; Southern 1990; Springer 1946; Stolz 1933 en 1935; Vanderjagt 1990. |
|