Van Andreas tot Zacheüs. Thema's uit het Nieuwe Testament en de apocriefe literatuur in religie en kunsten
(1997)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdZacheuswas een joodse ‘architeloonès’ (hoofdpachter van de belastingen, chef van de tollenaars) in Jericho en een rijk man. Als collaborateur met de Romeinse bezettende macht moet hij in zijn woonplaats een veracht en gehaat persoon zijn geweest. Bij de doortocht van Jezus door Jericho op diens laatste reis naar Jeruzalem kon Zacheüs, klein van gestalte en omringd door een enthousiaste menigte, hem niet zien. Hij liep snel vooruit en klom in een sycomore (wilde vijgeboom). Bij het passeren zag Jezus hem. Hij riep hem naar beneden en deed een beroep op zijn gastvrijheid. Toen Zacheüs daar verheugd op inging, was het gedaan met de sympathie van de menigte voor Lezus, kwam de haat tegen de tollenaars naar boven en werd er algemeen geprotesteerd tegen het feit dat hij bij een onrechtvaardige afperser zijn intrek nam. Nadat Zacheüs de helft van zijn vermogen aan de armen had geschonken en had beloofd gedaan onrecht viervoudig te restitueren en zich te beteren, zei Jezus zijn huis heil aan. Zacheüs was immers ook een ‘zoon van Abraham’ en Jezus zelf was gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was (Luc. 19,1-10). | |
[pagina 293]
| |
Detail van een sarcofaag uit een Romeins atelier, 4e eeuw, aan de gevel van de kathedraal te Tarragona. De intocht in Jericho met, in de boom, Zacheüs die door Jezus wordt toegesproken. Bij de intocht in Jeruzalem daarna rijdt Jezus niet op een ezel maar op een keizerlijk ros de stad binnen. Men acclameert en legt kleden op de weg.
| |
[pagina 294]
| |
Legendarische literatuur uit een bepaalde Petrus-traditie, geschreven in de 4e eeuw, maar opgebouwd uit ouder, anti-Paulinisch materiaal uit de 2e eeuw, zegt dat Zacheüs nadien medewerker van Petrus was en bisschop van Caesarea Philippi is geworden. Volgens de met legenden gevulde heilsgeschiedenis Debborita (Boek der bijen) van Salomon van Bostra van begin 13e eeuw werd hij in Hauran (ten oosten van het Meer van Gennesaret) vermoord. Waarschijnlijk al in de 12e eeuw, zeker vanaf 1427, werd een figuur uit de legenden rond Martialis, apostel van de Berry, een leerling van Jezus en medewerker van Petrus, geïdentificeerd met Zacheüs. Dat was de al even legendarische Amator (Saint Amadour), die met »Veronica Martialis zou hebben begeleid naar Aquitanië. Deze zou zich daar als kluizenaar hebben gevestigd in de bergachtige wildernis (vandaar zijn naam: rupis amator, minnaar van de rots) en zo de stichter van het klooster Rocamadour zijn geworden. In de middeleeuwen genoot Zacheüs met name belangstelling als degene wiens huis door de heilwens die Jezus erover uitsprak (Luc. 19,9), als prototype werd beschouwd van elk christelijk godshuis. De perikoop met zijn verhaal vormt dan ook de voornaamste lezing in de liturgie van de kerkwijding. Als een verwelkomende gastheer staat hij ook afgebeeld boven de 13e-eeuwse hoofdingang van het nonnenkoor in het klooster van Wienhausen bij Celle (Nedersaksen). Een probleem in de iconografie van Zacheüs-Saint Amadour is de verwisseling met een andere Amator, uit een Catalaanse legende die hem een leerling maakte van de woestijnvader Paulus van Thebe (vriend van de grootste onder de Egyptische ascetische kluizenaars, Antonius-abt). Deze Paulus zou bij de jongen, door zijn ouders via een duivelspact verwekt, de demon uitgedreven hebben. Het verhaal wordt weergegeven op een 12e-eeuws reliekkastje uit Limoges en een polyptiek ca. 1380 van Serra met exorcisme en graflegging. Een tweede iconografische bijzonderheid is, dat al op een vroegchristelijke sarcofaagplastiek uit de 4e eeuw (in de gevel van de kathedraal te Tarragona) de scène van Jezus' intocht in Jericho en die van de intocht in Jeruzalem (Palmzondag) in elkaar geschoven werden, zodat men daar Zacheüs in zijn sycomore aantreft. Hetzelfde doet zich voor op een paneel ca. 400 van een ivoren diptiek in Castello Sforza te Milaan. Tot in de middeleeuwen handhaafde zich het schema van de intocht (Jezus op een ezel, begeleidende apostelen, acclamerende en kleden uitspreidende omstaanders, en Zacheüs - of jongetjes die takken naar beneden gooien - in de boom), bijvoorbeeld op een miniatuur in het Evangeliarium van Reichenau uit de 11e eeuw, waarop Jezus - evenals op de sarcofaag - vanaf zijn rijdier Zacheüs in de boom toespreekt. Op de oosterse ‘intocht’-afbeeldingen ontbreekt Zacheüs in de scène; daar plukken jongetjes palmtakken uit de bomen (vgl. de ‘pueri Hebraeorum’ in de gregoriaanse antifonen die men zong tijdens de processie op Palmzondag onder invloed van Mat. 16,16; 17e-eeuws ikoon te Praag). Folkloristische gebruiken maakten Palmzondag geliefd en lieten sporen na: de Palmezel-sculptuur voor de processie (bijvoorbeeld Rijnland 16e eeuw, Catharijneconvent te Utrecht). Het valt op dat juist in die streken waar de legende van Saint Amadour bekend is of verondersteld mag worden, nog een aantal 12e-eeuwse kapitelen met een geïsoleerde afbeelding van het vermelde gesprek tussen Jezus en Zacheüs resten: in de kerkjes van Vigeois en Arnac Pompadour (Corrèze) niet ver van Rocamadour en in de kathedraal van Saint-Nectaire (Auvergne). Maar ook elders was de scène bekend, zoals een tekening in een iconografisch voorbeeldenboek ca. 1200 aantoont (fragmenten in het Augustinermuseum te Freiburg i. Br.) of het reliëf 1499-1505 van het Heilig-Bloed-altaar van Riemenschneider in de Sankt Jacobi te Rothenburg. De scène met het feestmaal dat Zacheüs voor Jezus aanrichtte, werd als verwijzing | |
[pagina 295]
| |
naar de kerkwijding afgebeeld samen met die van de intocht in de stad. Aldus niet alleen bij de evangelielezing van de kerkwijding in het Perikopenboek uit Sankt Erentrud te Salzburg ca. 1140, maar ook in psalteria en codices met de evangelietekst (onder meer miniaturen ca. 1100 in het Perikopenboek van Hendrik ii uit Reichenau). In monumentale leven-van-Jezus-cycli komen de beide taferelen slechts in het Oosten voor (fresco's eind 9e eeuw in de Cappadocische holenkerk Kilislar Kilisse te Göreme en mozaïeken 1309-20 in de kerk van Karye Cami in Istanbul) en onder invloed daarvan op muurschilderingen ca. 1075 in Sant' Angelo in Formis bij Capua. In de 16e en 17e eeuw stond het gesprek van Jezus met Zacheüs in de vijgeboom een tijdlang in de belangstelling van schilders en grafici in de Nederlanden (schilderij ca. 1600 van Van Veen in het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, en een kopergravure ca. 1625 van Swanenburgh naar een ontwerp van Abraham Bloemaert) en in Italië (kopergravure 1534 van Reverdino en schilderijen van Palma il Giovane ca. 1590 en Tasca ca. 1710 in de San Francesco di Paola te Padua). De niet onverdienstelijke Syrische dichter Kyrillonas van Osrhoëne schreef tegen het einde van de 4e eeuw een lofzang op de bekering van Zacheüs en de Engelse mysticus Francis Quarles maakte ca. 1640 een gedicht On Zacchaeus. Albe 1909; Dinkier 1970; Goetz 1965; Rupin 1909. |
|