Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdIsaak,de tweede van de oudtestamentische aartsvaders, moet het in de aan hem gewijde verhalen van het boek Genesis 21-29 en 35 afleggen tegen de sterkere persoonlijkheden van zijn beroemde vader Abraham en zijn gewiekste zoon Jakob. Zijn (ingekorte) naam betekent ‘moge God toelachen’, werd echter verstaan als de lach van Abraham, zijn moeder Sara en de mensen om zijn onverwachte en wonderlijke geboorte. Zijn vader - eerder op de proef gesteld met het door Jahwe gevergde offer van deze enige zoon op de berg Moria - regelde via een vertrouwde dienaar zijn huwelijk. De dienaar (naar men aan- | |
[pagina 98]
| |
neemt gaat het om Eliëzer) werd uitgezonden naar de stad van Nachor, waar verwanten van Abraham woonden, en ontmoette er een mooi meisje dat hem bij een waterput te drinken gaf. Het was Rebekka, die een familielid van Abraham bleek te zijn en onder gezag stond van haar broer Laban. Laban gaf zijn zuster - na het overvloedig uitdelen van geschenken door de bruidswerver - graag mee voor de zoon van de grote Abraham. In zijn huwelijksleven liet Isaak zich tergen door zijn bijvrouwen (Gen. 26,35) en, blind geworden, in de luren leggen door zijn gedecideerde vrouw Rebekka en haar favoriete zoon Jakob. Het enige verhaal (Gen. 26) waarin Isaak zelfstandig optreedt is dat van zijn verblijf bij de Filistijnen en van zijn contacten met hun koning Abimelek. Maar ook dat lijkt op belevenissen van zijn vader Abraham. Zo gaf hij zich uit voor de broer van Rebekka ter bescherming van zijn eigen leven, dat gevaar zou kunnen lopen als men in hem als echtgenoot een obstakel zou kunnen zien. Koning Abimelek achterhaalde de waarheid nadat hij het tweetal tot zijn consternatie had zien minnekozen. Isaak verwekte bij Rebekka een tweeling, Esau en Jakob, die voor en bij hun geboorte reeds tekenen van hun latere rivaliteit om de eerste plaats in de erfopvolging vertoonden (Gen. 25,19-34 en 27).
Rond Isaak ontstonden in de joodse traditie veel legenden over zijn geboorte: alle onvruchtbare vrouwen zouden op die dag zwanger geworden zijn; over de, in de riten van de verzoendag en in de joodse mystiek zo belangrijke Akeda (= offer: van Isaak): enerzijds zijn eigen wil om te sterven om aldus trouwer aan Jahwe te zijn dan Ismaël, anderzijds Isaaks angst die zijn dood betekende, waaruit hij evenwel op wonderbaarlijke wijze werd opgewekt; over zijn blindheid: gevolg van Abrahams tranen die hem bij de opdracht tot het offer in de ogen vielen; en over zijn taak als voorspreker bij Jahwe. Ishak (Isaak) wordt in de koran verschillende malen genoemd, echter altijd in namen-reeksen behoudens in soera 11,71, waar de belofte van zijn geboorte in verband wordt gebracht met het lachen van Abrahams vrouw. Men strijdt over de vraag of - als er in de koran over de zoon van Abraham wordt gesproken - daar Isaak of Ismaël bedoeld is, een relevante vraag in verband met de afstamming van de joden en de Arabische volkeren. Afbeeldingen van Isaak stonden in oudheid en middeleeuwen vooral in dienst van de typologie: zijn door Jahwe aangezegde geboorte verwijst naar die van Jezus Christus (gewelfschildering Sankt Maria Lyskirche 1225-50 Keulen); zijn gang met brandhout naar de berg Moria naar Jezus' kruisweg naar Golgota (Priscilla-catacombe 3e eeuw Rome; Biblia Pauperum ca. 1400 Heidelberg); het bijna-offer zelf naar de kruisdood (»Abraham); de bruidswerving van Rebekka (die ook een verwijzing kan zijn naar Ecclesia, de Kerk) door Eliëzer bij de bron naar de boodschap van de engel aan Maria (Speculum-literatuur begin 13e eeuw) of naar het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de put (gobelin 14e eeuw Praag). Uiteraard komt Isaak voor in de iconografisch belangrijke en uitgebreide Jakobcycli (mozaïeken 432-40 Santa Maria Maggiore Rome; einde 12e eeuw dom Monreale). De werving van Rebekka door Eliëzer ontwikkelde zich tot zelfstandige scène. Als illustratie van het bijbelverhaal komt deze al uitvoerig voor in de Weense Genesis en de Londense Ashburnham-Pentateuch (7e eeuw). In de 16e en 17e eeuw kreeg dit moment - parallel aan de voorliefde ervoor op het toneel - vooral belangstelling vanwege een nieuwe strekking: Rebekka stond model voor deugdzaamheid en haar relatie tot Isaak voor de verlossing. De scène komt voor bij Lombardi (reliëf ca. 1520 portaal San Petronio Bologna), op een gobelin uit Wismar ca. 1555 te Schwerin en op schilderijen van Buys ca. 1540 (Rijksmuseum Amsterdam), Elsheimer ca. 1600, Willem van Nieulandt 1632, Poussin 1648, Salomon de Bray 1660, Van | |
[pagina 99]
| |
Govert Flinck, Isaaks zegen van Jakob en Ezau, doek, 1638. Rijksmuseum, Amsterdam.
| |
[pagina 100]
| |
den Eeckhout 1665 (Mauritshuis 's-Gravenhage), Hans Bol voor 1681 (museum Dordrecht) en Jordaens (midden 17e eeuw, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel); tot in de 18e eeuw op werken van Schmidt 1790 en Zoller ca. 1760. Huiselijke taferelen rond Rebekka's vertrek uit het huis van Laban en haar aankomst bij haar bruidegom Isaak werden geschilderd door Murillo 1655, bij wie de ontmoeting een arcadisch tafereeltje werd, en De Bie 1651, bij wie het geven van de geschenken onderwerp was. Het vertrek van huis werd weergegeven in werken van Maerten de Vos ca. 1660, Solimena ca. 1700 en Boucher ca. 1750. Giordano (ca. 1660 in de Santa Nuntiata Napels) schilderde de terugreis en Victors ca. 1640 de aankomst bij Isaak. Rembrandt, bekend met een gravure van een fresco van Rafaël uit de Vaticaanse Loggie van 1519, waarop Abimelek Isaak die Rebekka liefkoost bespiedt, nam het thema over voor het zgn. Joodse Bruidje (ca. 1666, Rijksmuseum Amsterdam). De zegen van Isaak over Jakob, tevoren buiten cycli zeldzaam (kapiteel Vézelay ca. 1130), werd vooral in de 17e eeuw populair (Flinck 1638, Rijksmuseum Amsterdam; Van den Eeckhout 1642; Victors ca. 1650). Het gegeven handhaafde zich in moderne bijbelillustraties zoals in de bijbel van Chagall 1931-36. In het Westen, waar Isaak vanaf de 9e eeuw als heilige werd vereerd, en in het Oosten, waar men hem vierde te zamen met de twee andere patriarchen Abraham en Jakob, werd hij wel eens als heilige met nimbus afgebeeld (medaillon fresco einde 10e eeuw te Göreme in Turkije; email aan draagaltaar van Stavelot ca. 1150-60). De bruidswerving door Eliëzer was in de 16e eeuw om de genoemde reden aanleiding voor een aantal toneelbewerkingen: door Tirolf 1539, Brunner 1569, Zyrl 1572-73, Frischlin 1576, Birk 1585, Calagius 1599 en Pariz Iszàk Hàzassàga (Isaaks huwelijk) 1703. In de oratoria, waarin het offer op de berg Moria bezongen wordt, valt naast de typologische functie van Isaak de hoofdaandacht op vader Abraham, vooral bij die componisten, die van de tekst van Metastasio 1740 uitgingen, onder meer Predieri 1740, Bonno 1759 en Fuss 1812. Gemser 1958. |
|