Nieuw Nederlandtsch caertboeck
(1616)–A. Goos, Reinier Telle– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Beschrijvinghe des hertogendoms van Limburg, ende der landen van Over-Mase.Ga naar margenoot+LImburg is niet alleen de principaelste, maer oock de enighe stadt hares Hertogendoms, het welcke sy oock haren naem geeft, maer van waer sy dien zelfs gekregen heeft, is onzeker. Hare Heren hebben tot den jare 1172 toeghevoert den naem van Graven, maer zijn alsdoen vereert geworden met den titel van Hertogen by den Keyser Frederick de eerste, toeghenaemt Barbarossa. Als daer na in Ga naar margenoothden jare 1291 de leste besondere Hertog van Limburg, ghenaemt Hendrick, deser Wereldt overleden was, zonder mannelijcke oor, zo is hem in dit Hertogdom ghesuccedeert Hertog Ian de eerste van Brabandt, de welcke, hoe-wel hy 'tselve te voren ghekocht hadde, zo heeft hy't dan noch met den sweerde moeten winnen op den Grave van gelderlandt, die het inghenomen ende gheusurpeert hadde, ende van die tijdt af is het aen den huyse van Brabandt ghebleven. Van de oude Princen van Limburg, ghesproten uyt den huyse van Lothrijck ofte Lorraine, is voortghekomen de eerste Koning van Portugael, ghelijck-men zulx lesen mach by den historischrijver Carribayus in sijn Ga naar margenoot+37 boeck aen het 2 cap. De stadt Limburgh is ghelegen aen 'tRivierken Weset, drie mijlen van Aken, ende vier grote van Luydick. Sy is kleyn, maer 'tgene aen de grootte ontbreeckt dat voldoet de sterckte, Ga naar margenoot+want sy heeft een goet Kasteel, ghefondeert op een Rotzsteen, met diepe grachten rondom, zo dat-ment zeer qualijck bekennen kan om te bestormen. Daerenboven staet dicht by de stadt het Kasteel van Henden, zijnde immers zo sterck als dat van Limburg, en mede ghesticht op een levendighe steenrotze, om de welcke uyt te hollen ende bequaem te maeken het schijnt dat de natuere ende de konste te samen gelopen ende malkanderen geholpen hebben, zo dat alleen zes Soldaten, wel van alles verzien wesende, machtich zijn het Kasteel (al waer het oock tegen enen gehelen Leger) te beschermen. Ontrent een half mijle van de stadt heeft-men een Mijne Ga naar margenoot+oft groeve van dien grauwen steen, die veel eer Metael schijnt te wesen als enighe andere materie, Plinius noemt hem Lapidem aerolum, dat is koper-steen, ende Cadmiam. Van dese steen, oft liever minerale aerde, met koper gemengt maeckt-men het lattoen, het welcke wy door een oneygentlijcke wyse van spreken Metael noemen, ende is die stoffe daer-men de kandelaers ende meer anderen huysraed hier te lande van maeckt. De zelve steen oft aerde is oock goet tot verscheyden werckingen in de medecijne, met name tot quade ogen, ghelijck de zelve Plinius ende Galemus in hare schriften verklaren. Ga naar margenoot+Valckenburg is een tamelijck goede stadt, gelegen 3 grote mijlen van Aken ende 2 kleyne van Maestricht. Haer jurisdictie streckt over een goet deel Dorpen, en een schone streke Landts. Hertog Ian de derde van Brabandt is de eerste geweest die de heerlijckheyt van Valckenburg met de wapenen geconquesteert heeft op Reynout here der zelver plaetse, die Maestricht ende d'omliggende Landen zonder oorzake lastich viel ende beschadichde. Ga naar margenoot+Dalem is een kleyn stedeken met een Kasteel van kleynder weerde, liggende drie grote mijlen van Aken ende twe van Luyck: heeft den titel eens Graefschap, ende ghebiedt over zommige Dorpen aen geen zyde | |
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
van de Mase. Henrick de twede Hertoghe van Brabandt heeft het tot sijne heerlijckheden toeghedaen. Ga naar margenoot+'Tvierde lit van de Landen van over-Mase is 'sHertogen Rode by de Franssen Rhode le Duc genaemt, een oudt kleyn stedeken, met een oudt Kasteel, ghelegen ontrent een mijle van Valckenburg. Ga naar margenoot+Onder de zelve Landen wordt mede ghereckent het grote Dorp ofte vleck van Carpen, liggende tusschen 'tHertogendom van Gulick ende 'tBisdom van Colen. Dese plaetse is zo groot als een tamelijck stedeken, hebbende een Collegiatie oft Kanonikale Kercke, ende een vrye jaermerckt, vermaert door den groten toevoer van allerley Koopmans waren, ende toeloop van Volcke. Daerenboven (isser een sterck Kasteel, dat sijn eygen Gouverneur heeft, ende altijdt wel bezet is met garnizoenen. Ga naar margenoot+De Staten zo wel van 'tHertogdom van Limburg als van de andere leden ende steden over-Mase bestaen uyt Prelaten, Edelen, ende hoge Rechter-stoelen ofte bancken van Iustitie. Van de Vonnissen daer te Lande voor lager Vierschare gewesen, gaen de appellen (zo gezeyt is) aen de Cancellerye van Brabandt. Ga naar margenoot+Niet alleen de Brabanders, maer oock de Ingezetenen van de boven-beschreven Landen en Staten van over-Mase der Cancellerye van Braband onderworpen hebben veel schone, heerlijcke, ende seer profitelijcke privilegien. Ende voor eerst heeft Hertog Jan de derde int jaer 1349 verworven van Keyser Caerle de vierde, dat geen Brabander oft inboorling van de voorghemelte ander Landen en mach in persone ghearresteert, noch sijne goederen aengehouden, oft oock ter eerster instantie aengesproken ende voor rechte betogen worden Ga naar margenoot+in enige stadt ofte plaetse van den Roomsche Rijcke. Daer na hebben sy van hare eygene Princen verkregen, dat de zelve Princen den kerckelijcken staet, zo veel het tydelijcke aengaet, niet en mogen verrijcken met Ga naar margenoot+enige vaste goederen in Brabandt, zonder consent van de hooftstadt des quartiers daer in alzulcke goederen Ga naar margenoot+zijn gelegen. Dat de Prince geen geboren Brabander oft vreemde Inwoonder van de zelve Landen mach beschuldigen oft vervolgen, tzy om civile oft criminele zaken, dan alleenlijck door den ordinaren wegh van rechte, ende alzo dat zich de beschildichde moge behelpen met Advocaten, ende sijn zake voor den volcke verdedigen Ga naar margenoot+ende bepleyten. Dat de Prince generley schattingen, tributen of tollen en mach instellen, noch yets dat van Ga naar margenoot+gewichte zy veranderen oft vernieuwen, dan met consent van de Staten des Lands. Dat de Prince niet en vermach enigen staet oft officie in de voorsz Landen te laten bedienen by vreemdelingen, Doch dese regel lijdt enige uytnemingen, want in de Cancelerie mach hy twe uytlanders nemen tot Raedsheren, mits datse zijn van de Nederduytsche tale, ende jemand die een heerlijckheyt ofte Baronie in Brabandt heeft, al en is hy Ga naar margenoot+zelve geen Brabander, mach nochtans wel gekoren worden tot Cancelier. Dat alle de Onderzaten des Hertogs van Brabandt vryelijck mogen disponeren van hare goederen, zo lenen als ander, ende die niet alleenlijck verkopen, maer oock by restaniente wegh maken, sonder na 'tconsent van den Prince oft jemandt Ga naar margenoot+anders te wachten. Dat de Staten van Brabandt niet en mogen beschreven worden by den Prince, veel veel min vergaderen ende yets delibereren ofte besluyten buyten de palen van Brabandt. Ende eyntelijck, by aldien de Prince 'tonrechte ende met gewelt de voorsz gratien ende privilegien zoude willen casseren, afschaffen ende Ga naar margenoot+te niete maken, dat alsdan de Brabanders, naer alle behoorlijcke protestatien ende justificatien, vry los ende ontslagen zijn van den eedt van ghetrouwigheydt ende manschap die sy hem ghedaen hebben, ende alzo vry gheworden zijnde, zodanigen partye mogen aengaen ende verkiesen alst haer belieft. |
|