Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen
(1858)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijEene wonderbaarlijke en kluchtige historie
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
Spoedig nu verscheen een boot,
Die hen redde uit allen nood;
En, wie had wel ooit verwacht,
Wie 't ooit mogelijk gedacht,
Dat het schip, waarop men kwam,
Was.... ‘'t Fortuin van Rotterdam?’
Ursel had door 't koele bad
Evenwel toch kou gevat,
En voelt zich van rheumatiek
Onpleizierig, flaauw en ziek,
Waarom broerlief nacht en dag
Van haar bed niet wijken mag.
| |
[pagina 62]
| |
‘Prikkie,’ zucht ze voor en na,
‘'k Voel, dat ik gaauw sterven ga;
Maar, als je mij wàt bemint,
Dan beloof me, beste vrind,
Van dat dwaas kapelgevang
Af te zien je leven lang.’
Prikkie wordt van schrik zoo bleek,
Dat hij zelf ook ziek wel leek,
En dus dringt zij hem een kop
Uit haar eigen drankflesch op. -
Zuchtend slikt hij met haar mee
Vliersop en kamillethee. -
| |
[pagina 63]
| |
Eens, toen hij aan 't snurken hoort,
Dat zij slaapt, pakt hij zich voort.
Zoetjes, zonder 't minst geluid,
Wipt hij de kajuitsdeur uit,
Tot hij eindlijk onverlet
Op het dek zijn voeten zet.
Lieve grut.... wie, denkt ge wel,
Staat daar vóór hem? - Peternel,
Zijne als dood betreurde bruid!
Van verrukking giert zij 't uit,
Pakt hem, zoent hem. - Speleman
Speelt zoo mooi, als hij maar kan.
|
|