Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen(1858)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijEene wonderbaarlijke en kluchtige historie Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XIV. Hoe het waardige drietal uit de slavernij ontvlugt. Dikkie, die graag vlugten wou, Zit nu deerlijk in het naauw; Want, of hij al trekt en doet, Vast zit hij met d' eenen voet. Wat hij trappelt, spartelt, stampt, Stijf blijft hij daar vastgeklampt. Eindlijk echter, met een ruk, Raakt hij los. Bij ongeluk Stort de kamer van den Dei Tevens heelmaal in daarbij; Zóó ijsbaarlijk was de schok, Toen Dik zoo vervaarlijk trok. [pagina 53] [p. 53] En thans springt hij, desperaat, Uit het raam, dat open staat; Doch, niet denkend aan het ding, Dat aan 't eene been hem hing, Houdt dat aan 't kozijn hem vast.... Daar is Holland weêr in last. Toen de Prinsjes evenwel Zagen d' afloop van hun spel, Pakte de een hem bij zijn rok, De ander gaf een stootje aan 't blok, En zoo kwam de Dikke weer Op zijn beide voeten neer. [pagina 54] [p. 54] Naauwlijks staat hij op den grond, Of hij kijkt verbijsterd rond, Neemt een vaart en gaat als dol Met zijn blok aan 't been op hol. - Hij had wèl zoo wijs gedaan Door zich eerst daarvan te ontslaan. Ursel, die voor 't venster staat, Ziet, hoe Diklief vlugten gaat, En terstond vlugt nu ook zij Uit de wreede slavernij. - Met op zij een blinkend zwaard Loopt zij als een hollend paard. [pagina 55] [p. 55] Onderwijl plant Prikkebeen Kropsla, bloemkool, ui en peen, En een baardig turksch soldaat, Die daarbij op schildwacht staat, Geeft hem ieder oogenblik Op zijn langen neus een tik. Schoon, daar op een morgen ziet Hij zus Ursel in 't verschiet, En dat maakt hem zoo benaauwd, Dat hij vlugt naar 't naaste woud, Waar hij in zijn angst de wijk Neemt op een stokouden eik. Vorige Volgende