Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen(1858)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijEene wonderbaarlijke en kluchtige historie Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] XIII. Hoe mijnheer Prikkebeen en de dikke in de slavernij komen. De drie Christnen houdt de Dei Voortaan wreed in slavernij. Met een keten zwaar belaân, Moet Prik naar den akker gaan En wordt op het heete veld Ergens aan het werk gesteld. Doch, pas hoort de Dei er van, Wat dóórknap en kundig man Dikkie is, of levenslang Schenkt hij hem den doctorsrang, Waarvoor hij 't jong prinsegoed Handig lezen leeren moet. [pagina 49] [p. 49] Maar de Prinsjes, speelsch en lui, Hebben van 't A.B. den brui; Leeren kunnen ze altijd wel, Zij begeeren pret en spel, En dus staat, tot hun pleizier, Dikkie voor hen bokje hier. Dat behaagt hun extra zeer; Van het leeren komt niets meer. Wat ook Dikkie knort of scheldt, Wat al moois hij hun vertelt, Altijd is 't: ‘Kom, Doctor, kom, Sta nog maar eens knapjes krom.’ [pagina 50] [p. 50] Eindlijk komt op dat scandaal De oude Bei eens in de zaal. ‘Kennen,’ roept hij, ‘deze twee Morgen niet heel 't A.B.C., Vriendjelief, dan, bouw er op, Zult gij bonglen aan den strop.’ Onze Dikkie staat ontzet; In de galg vindt hij geen pret, En dus zeit hij al maar door 't A.B. aan de Prinsjes voor; Doch terwijl hij d'eenen guit Leert, wat voert toen de ander uit. [pagina 51] [p. 51] Kijk, die slaat om 't vette been Van den Dikke een touwstrik heen En daar bindt hij nog tot last Een heel zwaren balk aan vast. - Toen nu Dikkie loopen wou, Zat hij vast aan blok en touw. Daarop vlugten zij te zaam Naar den tuin. Dik roept door 't raam: ‘Lieve prinsjes, alle twee, 'k Bid je, leer toch 't A.B.C.! - Och, als je 't niet morgen kent, Hangt je Pa mij, armen vent!’ Vorige Volgende