Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen(1858)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijEene wonderbaarlijke en kluchtige historie Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XII. Hoe de wijzen van den Dei van Algiers het draaijende schip voor een comeet houden. Aan het strand met zijn viziers Zit de Dei daar van Algiers En rookt lekkre varina, De eene pijp vóór, de andre na; Slaaprig kijkt hij voor zich neer En verveelt zich uiterst zeer. Eindlijk echter wordt hij daar Ver in zee een ding gewaar, Dat, als razend, gek en dol, In het rond draait als een tol. - Schoon hij 't met zijn oogen ziet, Wát het is, dat vat hij niet. [pagina 45] [p. 45] Hierop dus ontbiedt de Dei Al zijn Wijzen.... Kijk, wat rei! En hij vraagt hun kort en goed, Wat dat ding beduiden moet. - Geven ze er geen antwoord op, Dan dreigt hij met galg en strop. Bleek van schrik en heel ontdaan Vangen nu de Wijzen aan, Slaan het ding door kijkers ga, Lezen honderd boeken na; Doch, wat of zij doen of niet, Ook zij vatten 't wonder niet. [pagina 46] [p. 46] Eindlijk komt men overeen, Dat het een comeet wel scheen; En nu stelt de vlugste kop Knapjes een verhandling op, Waarin aan Zijn Majesteit Alles breed wordt uitgeleid. ‘Strenge Heer!’ zoo spreken zij, ‘De overtuiging kregen wij, Dat het voorwerp, 'twelk Gij ziet, Een comeet is, anders niet, Die U roem en heil voorspelt.’ - - Elk kreeg duizend gulden geld. [pagina 47] [p. 47] 's Andren daags kwam, draaijend nog, Maar wel en behouden toch, 't Schip aan bij den havendam. - Toen het daar tot stilstand kwam, Kon, van al 't in 't ronde gaan, Geen meer op zijn beenen staan. Prikkebeen voelt maagcoliek, Dikkie ligt naar, flaauw en ziek, Ursel staat met duizlend hoofd, 't Scheepsvolk is heel afgesloofd; Allen tasten mislijk rond Of ze tuimlen op den grond. Toen de Dei de zaak vernam, Werd hij allervreeslijkst gram En hing, ieder aan een strop, Al zijn domme Wijzen op, Omdat die hem altemaal Fopten door hun leugentaal. Vorige Volgende