Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen(1858)–J.J.A. Goeverneur– AuteursrechtvrijEene wonderbaarlijke en kluchtige historie Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] IX. Hoe mijnheer Prikkebeen en zijn dikke vriend gered worden en onder de Turken gaan. Doch de Turken zijn niet mak; Wat hij daar ook tegen sprak, Wou hij 't leven redden, dan Moest hij worden Muselman. - Knielend en diep aangedaan, Neemt hij dus den turban aan. Dikkie, bonglend aan den mast, Wordt in 't eind ook aangetast Door de warmte en raakt ontdooid. Schoon in 't hoofd nog vrij berooid, Laat hij zich van boven neer Zakken, en.... daar staat hij weer. [pagina 33] [p. 33] Van verbazing sprakeloos Staat hij daar een heele poos En, toen hij de Turken ziet, Waarlijk, neen, toen vat hij 't niet. Hij begrijpt van heel 't geval Net zoo veel als niemendal. En een van de Turken scheen Hem precies wel Prikkebeen; Ligchaam mager, dun en schraal, Neus lang, wangen geel en vaal; Dikkie ziet hem, schrikt en.... Bom! Tuimelt van ontsteltnis om. [pagina 34] [p. 34] Prikkebeen lacht en vertelt, Hoe de dingen zijn gesteld, Waarna Dikkie ook cordaat Tot de Turken overgaat. Met den turban op zijn kop Lijkt hij net een vetten mop. Ursel nogtans praat en vleit, Tot haar Prik heeft toegezeid, Dat hij huiswaarts met haar gaan Zal en 't reizen laten staan. - Op een goed gezegeld blad Schrijft hij en belooft hij dat. [pagina 35] [p. 35] Toen 't stuk was in schrift gebragt, Heeft eerst Prikkebeen bedacht, Dat zijn zus toch maar altoos Met hem deed, wat zij verkoos, En dat hij zich altijd maar Ringelooren liet door haar. Daar op eens komt in zijn kop Een gelukkig denkbeeld op; Zijn gezigt ontplooit zich weer, Moedig stapt hij op en neer En, na kort en goed beraad, Zegt hij tot zijn dikken maat: ‘Hoor eens hier, wat dunkt je er van, Wil je nooit gaan trouwen, man? Ik weet zeker, dat een vrouw Je gelukkig maken zou, En.... denk er eens over na, Heb je zin in Ursula?’ Vorige Volgende