Het katje en de breinaalden.
Eene arme vrouw, die in het bosch hout had gesprokkeld, vond op den terugweg bij eene heg een ziek katje liggen, dat klagelijk miauwde. Toen voelde de vrouw medelijden, nam het arme diertje in haar schoot en droeg het mee naar huis. ‘Ei, moeder, wat hebt ge ons daar meegebracht?’ vroegen nieuwsgierig de kinderen, die haar voor de deur tegemoet kwamen springen. ‘Een poesje,’ antwoordde zij. ‘Geef het hier!’ riepen de kinderen. Maar de moeder zei ‘Neen,’ en gaf het ook niet af, omdat zij bang was, dat de kleinen het plagen en kwaad doen zouden. Zij pakte het katje in een doek, legde het op de warme plaat, en toen het een weinig bekomen was, gaf zij het warme melk te drinken. Na een paar dagen was 't poesje weer gezond en wel en op eens verdwenen.
Toen de arme vrouw den dag daarna weer uit het bosch kwam, stond op dezelfde plaats, waar het zieke katje had gelegen, eene voorname dame, die zei: ‘Hier, dit schenk ik je, omdat ge mij zoo meelijdig opgepast hebt,’ en meteen wierp zij de arme vrouw vijf breinaalden in haar schoot. De vrouw dankte vriendelijk en ging. Toen zij naar huis kwam, was het avond. Zij legde de vijf breinaalden op de tafel en ging met hare kinderen slapen. Maar wat was zij verwonderd, toen zij den anderen morgen bij de vijf naalden een paar afgebreide kousen op tafel vond liggen. Den volgenden avond legde zij de breinaalden weer op tafel, en 's morgens vond zij daar een paar splinternieuwe kousen bij. Nu wist de vrouw, dat deze vlijtige wondernaalden haar tot loon voor haar medelijden waren geschonken. De naalden breiden nu nacht op nacht, tot moeder en kinderen nieuwe kousen genoeg hadden. En daar het breien toen nog niet ophield, verkocht, de vrouw de kousen en had haar leven lang geen gebrek meer te lijden.