De schatgravers.
‘Hoort, kinderen!’ sprak een ziek man, die door den wijnbouw veel geld had gewonnen; ‘in onzen berg ligt een schat; graaft daar maar naar.’ - Op welke plaats?’ vroegen allen. ‘Zeg ons de plaats!’ - ‘Graaft! Graaft!’ en met deze woorden stierf hij.
Pas was de grijsaard naar 't kerkhof gebracht, of daar werd gegraven dag en nacht. De wijnberg werd met spaden, schoppen en houweelen geheel omgewoeld; geen steen, geen blok hout bleef op zijne plaats liggen. Er werd echter geen schat gevonden, en dus dachten ze, dat zij bedrogen waren.
Toen nu echter de volgende herfst kwam, zag men met verbazing, dat ieder wijnstok driedubbel vrucht droeg. Nu werden de zoons eerst wijs en groeven van jaar tot jaar meer schatten uit den grond.