De visschen zwemmen in dit land boven op het water en komen ook, al in boter gebakken, maar zoo dicht aan den kant zwemmen. Wanneer iemand nog te lui is, om ze op te pakken, dan heeft die maar: ‘pst! pst!’ te roepen, - en dan komen de visschen van zelf op het land en hippen hem in de hand, zoodat hij niet eens behoeft te bukken.
En of ge 't gelooft of niet, de vogels vliegen daar gebraden in de lucht rond: ganzen en kalkoenen, duiven en patrijzen, en als 't je te veel moeite kost, de hand er naar uit te steken, dan vliegen ze je regelrecht in den mond. Ook de speenvarkentjes loopen je gebraden om de voeten, en elk heeft mes en vork in zijn rug zitten, zoodat ieder, die lust heeft, er dadelijk een versch stuk van afsnijden kan.
De kazen groeien in Luilekkerland, net als de keisteenen, groot en klein; doch de steenen zijn er niet zoo hard, als bij ons, maar enkel boter- of roomklonten of ook wel kleine ballen gehak. En in den winter, bij nat weer, dan regent het niets dan honig in zoete droppels; als 't sneeuwt, sneeuwt het klare suiker; en als 't hagelt, dan hagelt het suikerklontjes, met vijgen, rozijnen en amandels daartusschen.
In Luilekkerland zijn het niet alleen de vogels, die eieren leggen, maar ook de paarden en de ezels, heele manden vol, zoodat men duizend stuks voor een stuiver kan koopen. En die geld wil hebben, kan dat maar zoo als rijpe pruimen van de boomen schudden.
Er zijn in dit land ook groote bosschen, waar aan boomen en struiken de mooiste kleeren groeien: jassen, mantels, vesten, broeken in allerhande kleuren, zwart, groen, geel, blauw of rood, en wie een splinternieuw pak wil hebben, die gaat het bosch in, neemt een steen en gooit daarmee af, wat hem maar 't best bevalt.
Op de heide groeien mooie dameskleedjes van allerlei fatsoen, van zij, fluweel, krip en katoen, al naar de juffertjes ze maar verkiezen. De braambosschen dragen gouden kettinkjes, slotjes, armbanden en ringen, en de vruchten, die daaraan zitten, zijn echte parels en diamanten. Aan de denne- en sparreboomen hangen, in plaats van appels, parasolletjes, schoentjes met hooge hakken, valsche krullen en van al die mooiigheden meer.
Dit kostelijke land heeft ook heerlijke bronnen en baden, die de kracht hebben, om oude menschen weer piepjong te maken. Komt een stokoude grijsaard met rimpels in zijn gezicht en spierwitte haren op zijn hoofd, en gaat drie dagen in een bad, dan komt hij er als een flink, knap jongman weer uit en gooit zijne krukken weg. Oude vrouwen met geen tand meer in den mond hebben maar driemaal in het bad te gaan, en dan kunnen zij weer hazelnoten kraken en dansen als de beste.