| |
| |
| |
Het Toneel der Konsten. Het Sestiende Boek. Waar in verhandelt werd: Hoe men alderley Bloemen sal aanleggen en Coleuren.
| |
I.
Den dubbelden blauwen Hepatica kan met hooge assche ofte schoonazure coleur geschildert werden, daar onder seer weynig lak met gom-water, sulkx vermengt dat den natuurlijken glans daar door oogen-schijnlijken mag spelen. Het diepsel kan met indigo uytgedrukt vvorden. Het loff ende den steel mag gecoloreert vvorden met assche ende schijt-geel onder den anderen getempert, met de selve donkerder koleuren gediept, ende den steel met lak geront, den vvortel is van houtagtige koleur, ende kan met roet ofte ombre koleur afgeset worden.
Witten enkelen Hepatica sal gecoloreert werden met schoon suyver wit, ende florey ofte ros swart gediept. | |
| |
Lenten Saffraan met kleyne purpure bloemen. De dry Safferaan draaykens, staande om het saat-bolleken ofte middelpriem, konnen met meny gedipt ende besneden worden, de steel is witagtig ros, ende mag met asch ende Masticot gemengt, gediept worden de holligheyt daar de bloemen uyt te spruyten, zijn mede rossachtig van verwen, ende mogen geschildert worden met schijt-geel, en een weynig ombers gediept, de bladen zijn smal en gras-groen, konnen uytgebeelt werden in de coleuren, met schijt-geel ende asch gemengt, ende eenen witte linie door togen, dus schildert men de Napelse saffraan, die wat grooter is.
Dubbelde geele Tijdelose. Kan men met Masticot coloreren ende oker oft donkerder geel verdiept werden. Ende den steel van Spaansch groen met sapgroen gediept, insgelijks het lof, daar van men het Spaansch groen met een weynig besien groen mach vermengen.
Narcissus non pareille van Porres. De bladeren van dese bloeme konnen met ligt masticot, een weynig wit daar onder gemengt, worden geschildert, dan den middel-kelk is schoon goutgeel, ende mag met omber verdiept werden.
Welriekende Muscari, ofte geele Hyacinthen. De bloeme van Muscari wert gecoloreert, met schoon besiengeel, ende met schoone ligte masticot verhoogt, het diepsel van schijt-geel met wat lak ende weynig groen vermengt. De punten zijn blauagtig van indigo ende wit getempert, den steel mag met berg-groen ende wit geschildert worden soo verre de bloemen zijn hangende, maar beneden met Spaansch groen met lak ofte purpure plaken bespreyt. Het loff kan berg-groen geschildert werden, ende met Spaansch-groen gediept.
Dubbelde Engelse Sleutel bloemen. Dese primula veria bloemkens na den tijt sig openbaren also in 't Latijn | |
| |
genoemt, zijn geel van verve ende mogen gecoloreert worden met schoon masticot geel, met licht masticot gehoogt ende saffraan ofte bruyn geel ghediept, de saylingen ofte saathuyskens zijn berg-groen coleur, de steelen zijn witagtig ende konnen met berchgroen en met schijtgeel onder den andere gemengt, verdiept werden: Het lof is ligt groen naa den geelen trekende, en kan geschildert werden met berchgroen wat masticot daar mede vermengt, de diepselen van de ranken ofte ader bladeren konnen van bruyne asch en schijtgeel wat sapgroens daar onder gemengt, ofte van sapgroen alleen gemaakt worden, als de hoogselen van wit met schijtgeel getempert, ontrent het uyterste van de bladeren magmen d' selve ribbekens met lak verve uytdrukken, gelijk ook de steelen van bladeren naa de selve rootagtige coleure in het beginsel zijn trekkende.
Geelen Auricula Ursi ofte Beeren oor. Dese eerste Auricula Ursi bloemenken is regt stroy-geel oft van sulpher verve, hebbende van binnen int midden een wit rincxken, waar in een cleyn leeg priemken met sommige draykens omset uyt een geelder ront is spruytende, het huysken van de selve bloeme is bleek geel uyt den groenen, ende kan met lichte masticot ende asch gecoleert worden, den steel nederwaars gaande is bleek groen, ende als met meel overspreyt, de bladeren, ofte het looff is seer gelijk de bladeren, vande Priemula Veris, maar glad sonder ribben ofte aderen, mede ligt schijnende met meel overstroyt te zijn.
Purpure Aricula Ursi. De forme van de andere bloeme is by naa met de voorgaande over een komende, maar groter, schoon purper van coleur, in 't midden een wit geelagtig kransken hebbende, in 't binnenste ront van bruynder purper wesende, ende | |
| |
kan geschildert worden met lak ende een weynigh indigo daar onder vermengd.
Leeg Lis met breede bladeren. De Leeg-lies Lelien worden alhier in twee soorten uytgedrukt: De eerste soorte heeft blauwe violette bloemen doorgaans gestreept met donkerder blauw na sijnen eysch gediept ende lichter gehoogd, het loff is van koleur met de gemeene lies bladeren na over een komende.
Orientaal Hiacinth. Den eersten Orientalen Hyacint heeft bloemen van coleur purper blau, met wat wit ende blau verhoogd, ende indigo met lak gemengd gediept, van binnen schijnen die wat witter, ende na de knoopkens wat purperder, de steelen daar de bloemen aanhangen, zijn middelmatig groen, ende den groten steel kan met Spaans groen geschildert, gehooghd ende gediept op sijn behooren, doch de punten, daar de kleine steelen van de bloemen uytspruyten, zijn bykans wit. De Bol is afverve met wat ombre gemengd, gediept met lak ende Indigo vermengd, ende wat wit daar onder gehoogd. Het loff mag geschildert worden met schijt-geel ende asch, met sap-groen gediept, ende tot het hoogsel kan men berch-groen ende wit onder den anderen getempert gebruyken.
Kroone Imperiaal. De hangende Bloemen van de krone Imperiaal, mogen gecoloreert worden met oker ende weynich meny getempert, en de stralen daar over gaande, met lak ende schijt-geel gemengd, doch om uyt te druken de bruinicheyd die aan de topkens der bloemen schijnd, mach men indigo daar onder doen, de lellekens die daar inne hangen met de nopkens zijn met wit-geel met wat oker gemencht, ende mogen licht gehoogd werden en met lak gediept, den steel kan met Spaans groen op zijn behooren gediept ende gehoogd werden. | |
| |
Coccinilge Anemone. Is schoon schaarlaaken rood ende mach met vermelioen geschilderd werden, het hoogsel daar van zijnde wat lak met wit getemperd, den grond is silver verwe met kleine roode aders doortogen, de knopkens zijn blau purper, de draden bloet rood, ende het hooge ofte middelknopken is bruyn purper by na swart met grau ofte grijse coleur gehoogd, dese (gelijk gemenelijk alle de Anemone bloemen) willen in de verwe wel gegomt zijn, omme den glans ende schoon blinkentheyt te beter uyt te druken. De steel is groen uyten rooden totte bladeren toe, dan nederwaarts gaande is licht groen ende met berch-groen aangeleyt worden ende asch met schijt-geel gemengd, gediept, de hoochselen konnen getempert worden van wit ende masticot.
Anemone Princesse. Mach gecoloreert worden met schone lak ende vermilioen getempert, den gront is wat lichtachtiger met doorloopende straalkens ende noch aan de saylinghsken (die lazuerblau zijn) wat witter, het saathoofdeken heeft de coleur van 't Indigo met wat lamp swertsel gediept. De steel coleur is Spaans groen met wat masticot daar onder gelicht, het lof mach geschilderd werden met berg ende Spaans groen onder malkanderen getempert, gediepd met asch ende schijtgeel vermengd mitsgaders wat sapgroen, doch na den steel valt altijds de koleur wat lichter naar het geel trekende, met berchgroen gehoogd.
Anemone latifolia Chalcedonica maxima Polianthos. Schoon volle Anemone bloemen met den naam van Chalcedonien de eerste is tamelijken groot met vele bladeren, waar af de buytenste acht ofte tien groen zijn met vermilioen ende meny met witte doorspelende vlamkens eyndigende, in 't midden hebben de verscheyde gekronkelde bladers in de plaats van | |
| |
saylingen het Hoofdeken bedekkende van bleek Geel ende Meny, wat lichter in den grond.
Anemone Calcedonica Cacumeni. De andere is kleynder doch ook geheel dubbeld, hebbende den grond uyten witten, de bladeren met lak wit ende vermilioen door malkanderen vlammende, de binnenste saylingsken van licht masticot, de steel is licht berchgroen, de bladeren daar van berchgroen, gediept met spaansgroen, doch zijn van buyten donkerder van koleur.
Narcissus maximus griscus Calice flavo. De bloem is seer schoon ende van de grootste, hebbende grijse ofte na den solpher witte trekende bladeren. Den kelk is van oker Geel met wat Masticot vermengd ende omber gediept, ook schoon masticot gehoogd den rand wat verstorven rood gelijkende. Het loof ende steel mach met berchgroen gekoloreert ende Spaans-groen na den eysch gediept werden.
Lilium persicum. De Lelie van Susa, is voortbrengende veele bloemkens van vijf ofte ses bladerkens, kloks gewijs neder hangende, de verve is verstorven purper, de coleure van de blauwe rosinen ofte druyven wat verstorven wesende niet ongelijk, ende mag geschildert worden Indigo ende lak, daar onder smalt gemengt, ook met de selve coleur gediept, ende met wit een weynig blau ende lak daar onder, opt uyterste gehoogt.
Tulipa praecox flore purpureo. Dese drie vroege Tulipas hier uytgebeelt. zijn gecoloreert als volgt. De eerste bloem heeft bleek purpure bladeren gemengt van asch lak ende wit, gediept met lak, ende wit gehoogt, het lof is berch groen, met sapgroen gediept, ende wit onder berggroen gehoogt.
Tulipa pracox flore albe. De tweede is bleek na den geelen trekkende met suyver wit gehoogt ende groenagtig swart gediept.
Tulipa wolfs winkel flore purpur: & margina albe.
| |
| |
De derde is purper coleur met witte kanten ende mag met schoon lak, als op de selve coleure meest komende, gediept ende wit gehoogt werden.
Tulipa ducis. Hier werden drie verscheyde Tulpbloemen vertoont den eersten is genoegsaam een gouden lakensche en mag men coleuren met schoon geel, gehoogt met Masticot, ende met lak gediept, het Wortel bolleken bleek root verwe met Wit gehoogt ende bruyn gediept.
De tweede is ligt geel, met weynig Wit gehoogt, ende wat swart daar onder gediept.
Tulipa alba rosea colore mixta. De derde is bleek Rose coleur van lak ende wit vermengt, de hoogselen boorden ende kanten bleek geel, het onderste aan den steel wit, ende doorgaans met lak gediept, dog den middel ribbe der bladeren met schoonder geel beset.
Tulipa Honnesti. Dese drie volgende Tulipes bloemen zijn mede seer schoon ende vermaakelijk om aan te schouwen, de eerste is seer groot met den naam Honnesti bekent wesende subtijlkens met lak ende Wit door den anderen met puncten linkens ende vlammen doortogen, daar tusschen gaande eenig groote lak vlammen ofte streepen, onder aan het beginsel van de bladeren buyten wat geelagtig zijnde, ende ook hier ende daar eenige doorschijnde geeligheyt vertonende.
Tulipa niuea coccineis celoris Flammeis. De tweede is kleynder wit van coleur int midden der bladeren met schoon lakkige linien ofte streeken ende aande kanten met kleyne gelijk verwige vlammen verciert.
Tulipa alba coccineis Flammeis. De derde is ook Wit met breder lakverwige streeken ende vlammen doortogen.
Fritillaria flore luteo. De volgende ende hier gestelde Fritilari bloemen zijn groter als de voorgaan- | |
| |
de. D' eerste hebbende schoone gout geele bladeren met bloet rode puncten seer ordentelijken verciert daar int midden deurgaande is eenen groenagtige ribbe.
Fritillaria maxima Polianthos. De andere is met gelijke plexkens, maar van purpure coleure veel digter besayt.
Asphodelus albe major. De eerste heeft Witte bladeren na het inkarnaat strekkend, de streep daar door gaande met het agterknopken is van oker lakige verwe, de nopkens ende saylingskens binnen sijn bruyn oker van coleur, de steel is berggroen met spaansch groen gediept, de sydelsteelen zijn berg groen met bruynen oker gemengt, de kleyne bladers daar aan staande zijn bruyn oker ende lak coleur met wit gehoogt, het loof is mede als den steel berg groen, met spaans groen gediept.
Asphodelus Inoeus. De tweede Asphodel bloemen is seer na den eersten gelijk, maar geel van coleure, en het loof is wat na den blauwen trekkende.
Aquilina rose flore. Den eersten quiley bloem hier uytgedrukt wort na zijne forme roosakkoley genoemt, is donker purper van coleur, ende kan geschildert werden met blau swart, lak en wat root daar onder gemengt, dog seer weynig blauswart daar toe nemende op dat de verwe niet te bruyn en valle, de purpurigheyt geheel verdovende, het hoofdeken int midden is Wit-groen, en de nopkens daar om staande uyt den Witten, den steel valt na boven purpuragtig.
Aquilegia flore stellato. De coleur van de sterre Acquiley bloeme is mede donker purpur ende mag gecoloreert werden met Indigo ende lak, een weynig Wit daar onder vermengt totten midden toe, ende voortaan totten uytersten wat bleeker blau, de saathuelkens uyten groenen met Masticot gehoogt, de nopkens Wit, den steel is ligt groen | |
| |
van spaans-groen ende Wit getempert. Het loof is uyten blauwen van berg-groen ende spaansch-groen gemengt, met sapgroen gediept, en de kanten met groen ende Wit gehoogt.
Ranunculus albus flore plenp. D' eerste vande hier gestelde Ranunculi ofte Hanevoeten heeft de blom geheel dubbelt van Witte bladers waar door eenige bleek groene stralen zijn speelende de bovenste kanten wat na het root trekkende.
Ranunculus flore globose maximus. De ander heeft een groote bloeme waar van de bladeren kluwens gewijse over malkanderen hangen schoon geel van koleur, konnen met wat schijtgeel ende een weynig vermilioen gediept worden, ende boven aan met wat ligt Masticot gehoogt, de nopkens binnen uytkijkende zijn ook Masticot geel, het loof is bruyn groen, omber ende asch, met wat Wit daar onder gehoogt, ende sapgroen gediept, de steel is ligter, ende mag met Masticot vvorden gehoogt.
Satyrion basilicum mas. Satyrion het manneken genoemt, heeft bloemen kovelkens vvel gelijkende, Wit van coleure, maar de dekselkens hebbe groene ofte purpure gemerkte streepkens, seer flau daar door schijnende, de steelen ende bladers daar de bloemen aan hangen zijn van bleek spaansch groen met wit getempert. Het lof is insgelijx spaans-groen ende Wit, vvat Masticot daar onder gemengt, ende kan met spaanschgroen vvorden gediept, op de selve bladeren van het looft schijnende seekere heel flouvve punten door te spelen.
Satyrion basilicum faemina. De bloeme van het vvijfkens Satyrium die hier de eerste is gestelt is van coleure bleek roosen root met vvat lak ende Indigo gediept, ende Wit onder lak gehoogt, de plakken ende linien zijn donker purper root, de steelen zijn besijen geel met spaans groen gelakseert, ende sapgroen gediept, de kleyne bladerkens tus- | |
| |
schen de bloemen zijn purper groen, den beneden steel is berg-groen met Wit besprengt, de bladeren ofte het looft mag men coloreren met masticot ende berg-groen de dekselen daar af weesende spaans-groen met sap-groen gemengt, ende de hoogselen Masticot.
Paeonea faemina maxima. Dese aldergrootste Wijfkens Peonie is voort brengende een schoone veelbladige bloeme, de welke mag geschildert worden met schoon lak wat vermilioen daar onder gemengt met bruyne geheel gloeyende lak gediept, ende Wit met wat lak daar by gemengt gehoogt. Het loof kan men coloreren met asch, Masticot een weynig schijt-geel onder malkanderen getempert, gediept met sap-groen, ende wat Wit onder de voorgaande coleuren gedaan, mag dienen tot hoogsel, de knoop is als de bloem schoon root, dog wat bruynder, de schellekens zijn als de bladeren van het loof, de steel is Wit groen het hoogsel daar van Schijt-geel, ende het diepsel spaans-groen.
Iris major Dodonaei. Den grooten Iris Lelie Dodonei hier uytgedrukt, heeft de drie geboogde nederhangende bladeren onder bleek ende boven schoon blau purper, de blau fiolen coleur wel gelijkende, met witte linien doortogen, die haar beginsel nemen van den gout geelen frangie, over den welken hangende zijn kleyne smalle blade, bleek purper coleur. De drie opstaande bladeren zijn ligt purpur na zijn behooren gediept.
Sysinrichium majus. Dit eerste hier, uytgedrukte Leliken, is seer schoon van coleur, als hebbende zijne uytstaande bladeren van Asuer blau wat laks daar onder speelende, de ander streepen zijn lak moes ende Indigo coleur de gront is witagtig eyndigende binnen waarts met een gout geel plexken van oker, met menye gediept, de binnenste blade mogen met Lakmoes ende Indigo gediept worden, | |
| |
de dikke scheykens daar de bloeme uytkomt zijn besien groen ende schijtgeel, dan de stralen die daar over lopen zijn lak ende schijtgeel getempert, de tusschen stelen zijn spaans groen ende besien geel getempert.
Iris bulbosa latifolia clusij. De andere Iris met breede bladere, heeft een bleeke blauwe bloem, dan bleeker als de voorgaande gediept ende gehoogt na zijn behooren, het loof is bleek met asch ende schijtgeel getempert, den bol is bleek uyt den swarte.
Moly Latifolium mont flore flavo. De twe soorten van Moly, zijn soo int lof als inde coleur vande bloemkens t' eenmaal verscheyden, want de eerste soorte heeft geele stersgewijse bloeme, van binnen schoon ende buyten van bleeker geel, het knopken daar binnen is groenachtich, de draykens ende nopkens daar aan staande zijn mede hoochgeel, het loof is bruyn agtich groen, het welk met asch ende schijtgeel kan gecoloreert worden, ende sapgroen gediept, den steel met wit berchgroen gediept naar behooren.
Moly montan: angustifolium. De tweede soorte heeft bloemen uyt den purpuren ende mogen gevervet worden met wit ende wat root swart, ofte rosen coleuren gediept, de binnen nopkens zijn masticot geel, om het licht groenen hoofdeken staande, de gesloten knopkens zijn aan de punten mede roseroot, de steelen lichtgroen van berch ende spaansch groen gemengt, de hoogselen wit.
Martagon pomponij. Den Martagon Lelie nae den naem pomponij genoemt, is schoon Orangie van coleur, kan met saffraen geschildert worden, ende lak gediept, ende de ribbekens met wit gehoocht, de plecxkens zijn swart, ende de lellekens met de nopkens wit masticot, de steelen zijn Berchgroen | |
| |
met wat spaenschgroen onder malkanderen gemengt, de bladeren insgelijcx met sapgroen gediept.
Rosa alb Blenofloro. Dese eerste lieffelijcke welruykende Rose sal mogen gecoloreert worden met suyver lootwit, ende soet florey nae den eysch gediept, de middel saelinghskens zijn bruyn oker geel, met wat schijtgeel ende lack getoucheert. Den steel is spaenschgroen met masticot gebrooken, gelijk ook de sydelbladers, de aders die daer door loopen sijn Masticot met spaansgroen gediept. De bladeren oft het loof is te coloreren met schijtgeel ende assche, wat florey daar onder gemengt, met wat Wit onder deese coleur gehoogt, ende lamp-swert gediept, de blader-steelen zijn wat lichter na den geelen trekkende.
Rosa rubra Praenestina. Rose is schoon licht root ende kan met schoon lak werden gediept. De saylinske schoon Masticot geel, met wat bruyn oker gediept de coleur mag getempert worden met wat slegten lak, met Witten gehoogt.
Rosa contifolia Batavia, is schoon hoog-lijfverwig, ende mag geschildert worden met lak ende wit, na zijnen eysch met lak gediept, ende Wit daar onder een weynig lak gehoogt. De steel is Berg-groen een weynig spaansch-groen daar mede vermengt, het diepsel lak ende spaansch-groen, waar mede ook de knoopkens geschildert konnen werden, het loof kan geverwet werden met schijt-geel ende ligte asch gemengt, de ribbekens met spaansgroen ende sapgroen, aen sommige plaetsen met lak getempert.
Rosa versicolor. De andere verscheyde geverfde Roose, is licht root ende wit, door den anderen gestreept, ende kan beter met de pinceel naar de waarheyt, als met de penne uytgebeelt werden.
Belvedere. De Bloemkens van de eerste kloxkens Belvedere genoemt konnen geschildert worden met | |
| |
licht smalt blau ende met wat lakmoes gediept, de lellekens zijn Wit na den geelen trekkende, van binnen na den knoop is de bloeme ook bleeker ende witachtig.
Campanulo flore alba. De Witte kloxken kan men met Wit ende lampswart schilderen, de lellekens binnen sijn als de voorgaande blauwe, het middelknoopken daar de lellekens aan wassen is Wit-groen, met een soet groenken daar om. Het loof is berg-groen met spaansch-groen gediept, de uytspruytsels zijn bleeker, met wat Wit ende Masticot onder de voorseyde coleuren gemengt gehoogt.
Papaver flore maltiplice. De twee soorten van Papaver Roosen hier uytgedrukt zijn van coleuren, de eerste Wit, ende de tweede incarnaat, seer dubbelt ende van veel blade, ende kan dese geschildert worden met menije en vermilioen vermengt, de hoogsels wesende van vermilioen daar onder, doch de uyterste diepsels mogen met schoon vermilioen getrokken werden, om die te beter doen gloeden het middelknopken is oker geel int midden berggroen.
Superba alba. Het eerste bloemken van de pluimkens is Wit, ende kan gecoloreert werden met loot Wit een weynig root sulkx dat men nauwelijkx en kan merken daar onder vermengt, het kransken is schoon bloet root, na den midden wat grauw, de hornkens ende draykens zijn Wit gespleten met wat lak coleur, het kransken kan men diepen met wat root swart, het saathoofdeken is licht berchgroen, de lellekens zijn wat na den lichten geel. Het loof is berch-groen ende asch met spaans-groen gediept.
Superba flore simplice. De ander pluymkens bloem is lijf verwe of inkarnaat van coleur, en na de midden bykans Wit, de hoorkens zijn voor aan mede Inkarnaat coleur, het saat huysken berg-groen | |
| |
met wat spaensgroen gediept, doch het knoopken voor aen is lack coleur, het scheyken vande bloem is als het saethoofdeken, den steel is spaenschgroen ende de bladeren zijn wat lichter.
Rosa Moschata. De coleur van dese bloem is suyver wit, treckende op het geelachtich wit by naast, binnen heeftse geelachtige draykens, belanghende den steel ende loof is effen ende kaal met weynich doornen bewassen die Karstaangien root zijn, 't coleur van desen steel is licht groen wat lichter als de bladers, de bladeren zijn groen ende mogen geschildert worden met schijtgeel ende asschen, blinkende op de averechtige zijde, met soo bruynen groen maar lichter, en wat Wit ende berg-groen getempert, de steelen daar de bloeme op wasschen ende op rusten, zijn Kastaangien bruynachtich, de coleur mach geschildert worden met wat lak ende oker.
Flos solis of Chrysanthenum. Die bladeren die rontom dese Sonne bloem staen zijn schoon Masticot coleur, oft soo den Masticot niet hooch van verwe en is, moet met wat lak getempert worden, blinkende, ende wat schijtgeel gediept zijn, het binnenste met besien aengelegth, dan men moet wel acht nemen dat men de steerkens met lichte Mastikot verhoocht. De horenkens of den tweden rant, met het voorgenoemde koleur verhoogd moet zijn, de middel-kruyn is het bruinste van allen. De bladeren die achter de geele bladeren komen die moeten wel afsteken want het groene bladers zijn, den steel ende den bladeren moeten met asch, en schijtgeel gediept zijn, ende met wit ende Masticot gehooghd.
Canna Indica. Indiaensch riet, dese vreemde riet blomme, is schoon Gout geel van koleur met swarte stippelen bespreydt, de bladeren zijn het witte nieskruyt niet ongelijck, mogen gekoleurt worden | |
| |
met asch ofte berchgroen met masticot, de middel ribbe een weynig uyt den witten, de streepen daer door speelende met sapgroen gecoleurt, ende het diepsel een weynig Spaens-groen daer onder, het hoogsel met wit ende masticot, de wortel is Karstangien bruyn, de twee riet pijpen met sap van besien geel aengelegd, ende met asch ende schijtgeel gediept.
Flos Africanus major. De groote Tunis blom is een veel schoonder gewas, als de fluweel bloem, ende en wil hier niet wel groeyen, overmidts de kouden, want sy komt lancksaem voort, met enckel uytgespreyde bladers die lobwijs gekronkelt zijn, ende moeten gekoleurt worden met operement ende masticot gehoogd, ende met lak ende schijtgeel gediept, de middel-kruyd is licht geel, op den masticot treckende, met schijtgeel gediept. Den steel ende loof moet men schilderen met het sap ende het dunne van het Spaensgroen, ende gediept met sapgroen ende spaensgroen, de knoppe is een lutsken met wat operement gemenghd aen het topken, ende gediept als vooren, den steel is onderwaerts met rootachtige streken gestreept.
Flos Africanus Major Multifolio. Groote dubbelde Thunis bloem, dese bloem en verschild van den voorgaende niet, dan alleenelijck dat sy vol bladerige is blinkende ende hel gediept.
Malua rosea Multiplex. De dubbelde Winter roos is een seer lieffelijcke ende gekoleurde blom, ende wit achtige lijfverwige koleur, ende de kanten een weynig lichter als in het midden, dan naar het midden doorschijnende dieselkens, trekkende naar het vermilioen, dan daar moet een weinig lak mede onderspelen, dan de uyterste hooghsel van dese bloemen moet silverachtigh ende blinkende wit zijn, het loof is middelbaar groen uyt den gelen, de knoppen wat witter groen, den steel wat geel- | |
| |
der, ende de temperinge als in ander groenen verhaald, elk naar zijn eygenschap, de punct van de opgaende knop moet wat witter gehoogd zijn als de bladeren, de kerren van de knop wat lichter groen als de boven bladers.
De tweede sorte van dese volbladige bloemen is een robijn koleur wort geschildert met lak ende vermilioen aangelegt, ende met Wit ende vermilioen gehoogd ende met schoonen ende bruynen lak gediept, de knoppen hun doorspelinge ende vertoninge seer schoon rood, als de volkomene bloem: De steel ende loof van koleur als de ander.
Flos Mexicanus, Merveilede peru. sy zijn van diverse soorten, de eene zijn hun blomkens van bruynen lak geletseert, als ook de groote knoppen, ende sommige hoogsels met lak ende Wit gehoogt, de draykens met de nopkens zijn een weynig blau-agtig, de kleyne bottekens zijn groen gelijk de bladeren, ende steel uyt sommige botten, vertoonen hun de knoppen van de bloem rood van coleur, gelijk de ander, het groen van dese bladers, als ook den steel, zijn van asch ende Masticot met Spaans-groen gediept, de ander bloem van dese soorte is de bloem geschakeert, sommige bladers van binnen zijn lak coleur, ende eenige andere zijn van Wit en Masticot, als ook de omslachskens, ende met bleek lakke streepkens gemermelt, het steelken van de bloem tot aan de bloem, is van 't selve coleur als de bloem, het groen van de bladers als ook van de steel is gelijk de ander.
Hyosyamus Pervianas. Perum of den Tabak in onse Landen by ons voorouders alsoo gemeyn niet geweest als nu, de bladers mogen wel met asch ende schijtgeel geschildert worden, ende met spaans-groen gediept, de knoppen bruyn-groen, als sy eerst uytkomen, ende als de bloem hem vertoont, worden sy uyt den Masticot-groen, de bloem is | |
| |
onder heenen geheel soet groen, by naest geel groen, de bloem is een weynig lak en wit koleur van binnen, in de holligheyt van de bloeme is geelagtig groen, met een blauwagtig groen nopken.
Narcissus Autumnalis. De enkele is van coleur schoone Masticot gelijk, soet aangelegt, met schijtgeel gediept, de lellekens in de bloeme zijn den hoogen Masticot gelijk, dan de stange van de nopken oft lellekens zijn ligtgroen. Den steel oft stomp daer de bloem uyt spruyt is bovenwaerts bleek Masticot geel, onderwaerts bleek groen, de bladers zijn donker groen ende worden met schijtgeel ende asch aengelecht, ende met omber ende schijtgeel ende een weynig rootswart daar onder gediept, ende moet wel observeren ende acht hebben op het streepken in 't midden van de blader, want het is een doorschijnende ader.
Narcissus flore multiplici. De dubbelde is desen voorgenoemden Narcis van coleur gelijk, dan daar en is geen different in dan dat sy dobbeleert van bladers aan de blom, en weyniger van groene bladers.
Hyacinthus Autumnalis Mino. Deesen machmen schilderen met Indigo ende lak getempert, dan aan de spitskens van de blom zijn met een donker bruyn streepken, naar binnen toe wat lichter, de draaykens die in de bloemkens staan zijn wat donkeragtiger naar den Indigo trekkende het steelken met bleeken spaansgroen, de ranken daar de bloemen aan wassen zijn boven naar den Indigo trekkende, ende onder groen, ende als de knopkens open gaan rootachtig, onder het steelken valt het purper root het bolleken is root met wit gehoogt, de twee bladers die uyt steeken geelachtig, het druyfken met het steelken als voren verhaalt.
Hyacinthus Major Autumnalis. Het coleur van desen grooten Hyacinth, is in alle gelijk de andere van coleur uytgenomen sy grooter van forme is, | |
| |
krijgende de steelen neffens malkanderen, en deese bloemkens zijn wat donkerachtiger van koleur als de andere, ende de nopkens swart, den bol is als de voorgaande, dan witter ende seer geveselt.
Colchicum purpureum. Colchicum by ons de Tijtloose die in den Herfst komt, is van coleur purpurachtig root, men mach wel nemen tournesol ende met wit getempert, om te schilderen ende met lak gediept, naar den eysch van het aanlegsel, deur de bladers gaat een witte streep van binnen, de stange die midden in de blomme staan zijn witachtig, de kopkens op de stangeskens oft tongeskens zijn oker geel met Masticot gehoogt. Den steel tot onderwaarts is silver-verwig coleur, de knoppen als sy open gaan zijn sy witachtig.
Colchicum album. De tweede soorte van Tijt-loosen is een geheele witte blom, ende wort geschildert met schoon lootwit, 't welk men schelffer wit noemt aangelecht ende gehoocht, ende met blauswart oft schoon beenswart soetelijk gediept, de tonge oft lellekens zijn kopkens uyt den Masticot geel, ende de steelen welke tonge oft lellekens genoemt worden zijn witachtich, den steel daar de blom op rust is van boven tot beneden geheel wit met heur knoppen, alleenlijk dat boven aan de steel omtrent de blomme een weynig rootachtig wit is.
Colchicum bisantinum Majus Polianthos. Dese blom is van coleur root purper verwig als uytkomt, vertoont met donker lakachtige stippelen gemerkt, dan als de blomme een weynig open gestaan heeft, soo worden deese stippelen heel soet, dat mense niet wel sien en kan 't koleur strekkende tot aan het beginsel van den steel valt wit silverachtig, den hals is witachtig geel, dan naar beneden toe rootachtig geel, en met het coleur van de aarde over een komende.
Spaanse Colichicum is ook een mede soorte van | |
| |
de Constantinopolesche geslacht, dan zijn blommen brengt hy veel kleynder ende met donker lak roode stippelen oft plakken, ruytwijs geschakeert als de roode Fritilarien, den bol is ook bykans also, de blomme mach gekoleurt worden met een lijfverwig grondeken, soet aangelegt met schoone roden plakken streepwijs gedeylt, tot het uytgaan der blom, den steel is klaar wit als de gemene Colichicums.
Colchicum versicolor.Colchicum met verscheyden verwe, wast kort by der Aarden met drie oft vier blommen by een, ende schijnt maar een blomme te wesen, dan staan door malkanderen, het een plat purpur, het ander half wit, het derde heel wit, gelijk men inde figure sien kan met stippelen ende hetseringen afgescheyden, het voorste blad is ook cierlijk met dik persische ofte purpure stralen doorstraalt, die in het midden van het bladt soet komen, ende verliesen hun dat mense qualijken sien kan, het coleur van dese blomme is zijn purpur trekkende op den tournisol, de aanlegsels soet, ende gediept met bleek lak, ende op sommige plaatsen vry wat harder gediept, op het swart strekkende, de stamperkens met Masticot geel, de schellekens oft pijpen daar de blom uyt komt is rootachtig.
Colchicum Montanum. Of Hispanicum zijn wat donkerachtiger coleur, als die andere, maar vast op eenderley manier, dan om het veranderen van het purpur neemt men wel asschen lak ende lootwit onder malkanderen, ende naar advenant gediept, als boven de knopkens van de stangeskens oft keeren draykens die in de midden komen met wat oker ende schijtgeel getempert, de bladeren zijn spaanschgroen met wit gehoogt, het groen coleur gaat tot over het schedeken is geheel soet wit groen, dan het schedeken groender, voorder | |
| |
is den steel rootachtig, het bolleken mach men schilderen met wat roest ende bruyn root.
Colchicum Minimum versicolor. Sijn de bladers van buyten lijfverwig met een rooden streep van lak ende Indigo doortogen, van binnen wit lijfverwig, den streep wat doorschijnende groenagtig, het knopken dat eerst uytspruyt is bleek root, uytspruytende horentkens met geele nopkens, het bolleken is als de voorgaande.
Colchohicum Neapolitanum. Neapolitanische Kolchicum, haar coleur is root purper getempert, van asschen ende lak om te schilderen, ende met wat loot-wit daar onder gebesiget om mede te hoogen, deese blom heeft soete stippelen die qualijk om merken zijn, ende zijn lakagtig coleur den steel valt silverachtig, de nopkens zijn oker geel met Masticot gehoogt.
Colchicum poliphelantes. Is bleek purper hier ende daar met witte stralen doortogen, insgelijkx met bruyne stralen, de nopkens zijn Masticot, geel, den steel is seer naar wit, en op de hoogselen argentin wit coleur, maar naar beneden valt hy wat ligter.
Hyaecinthus opsoletas. Is een vreemde ende Raren Hyacinth heeft witte blade, de blade die zy omvangen hebben zijn boordewijs, ende moet geschildert worden met wat okergeel ende purpur getempert, ende daar mag wel wat as onder komen, de knopkens zijn ook van dat voornoemder coleur ende zijn in de Figure Hetseringe aangetekent. De horntgens naar beneden zijn asch verwig, en van binnen zijn de blommen ook aschverwig blinkende, den steel is ook van desen koleur blinkende gediept, als ook de bladeren. Het loof is berggroen, met schijtgeel ende asch gediept, de bollekens met asch verwig gecoleurt ende omber gediept, de ander heeft melk wit bloemen, den steel is ligt groen, het loof den andere gelijk. | |
| |
Crocus vulgaris.Of safferaan blom, dit blomken is licht blauw purpur, met donker purpur stralen doortogen, van den midden alleynskens versoetende, 't coleur is ligte asch ende wat lak, ende lootwit getempert de stralen zijn redelijk bruyn, ende mogen geschildert worden met Indigo ende lak, dan naar het midden wat bruynder, is purpur root, de lellekens zijn bykans bloet root, want den saffraan is vermilioen root en met lak gediept, de middel lellekens zijn Masticot geel met lichter gehoogt, de ander is deese gelijk, dan ligter.
Crocus Montanus. Crocus is een aardige blom, ende mag gecoleurt worden met schoonen tournisol, ende een weynig lootwit daar onder gemengt, ende met het selve gehoogt, het diepsel met Indigo ende lak of lakmoes, het schedeken daar het blomken op kompt is ook alsoo. Het Bolleken is bleek geel met witte plakken, ende met omber gediept, het voorste uytstekende schedeken trekt op de Argentim verwe, het steelken van dese blom is kort ende het onderste daar af is wit verwig.
Narcissus Incognitus. Onbekenden ende vreemden Narcissus oft Clusy wort by Clusus genoemet Narcissus Latifolus Major, ende is van coleur purpur, trekkende op het Hemels-blauw, hebbende twee witte horentkens, met roos geele saatzelingskens, de steelkens daar de bloemen op staan oft rusten, zijn wat van verstorven groen coleur blinkende, de schede, daar de blom uyt komt is bleek groen. Den bol is een mans vuyst groot, dan daar en is geen onderscheyt tusschen den gemeenen Narcis, ende mag gecoleurt worden met wat wit en wat oker daar onder, het diepsel is wat ombers en wat blauswart, de veseling eertagtig met wat ombers gediept, de boven hals is in schelveringe verdeelt, die met wat ombers afgescheyden moeten worden, den bovensten top is wit geelachtig. | |
| |
Pipor montanum. Dese twee soorten van Peper kruyt, waar van de eerste laureole, overmits die gelijkenisse der bladeren met den Lauwerboom genoemt wert, zijn van den anderen weynig verschelende, dog de laureole heeft lankwerpinge bleeke bloemkens wat groenachtig zijnde, de bladeren ook met den Lauwerboom soo in coleure als form seer wel over een komende, de takken zijn doof-hout koleur, ende konnen met ombre ende wit vermengt, afgeset worden na den eysch gehoogt en gediept.
Maar het Nezereon welk is d' ander soorte, heeft kleynder bladeren en bloemkens licht purper schijnende, die met lak ende wit vermengt gecoloreert mogen werden, de knopkens zijn donkerder lakverwe: De steel is als de voorgaange.
Helleborus niger. Swart Nies-kruyt, de blom van den swarten Helleborus ofte Nies-kruyt is wit, alleenlijken aan sommige zijden de coleur wat rosagtig als van bleeken lak daar doorschijnende, ende de bladeren zijn van buyten aan de eynde insgelijkx gecoloreert, de draykens zijn sneeuw wit, maar de nopkens ofte punten daar van ligt masticot geel, ende de gront daar d' selve uytspruyten is groenachtig, de steel is besien-groen met sapgroen gediept, de bladeren ofte het loof komen met de Laurier bladeren seer na over een, dan zijn van de midden tot voor aan gekerft.
Pseudo Helleborus niger. Den valschen Elleborus, de bloem van de valschen Elleborus is geelagtig groen, ende kan met besien groen dunnekens aangeleyt ende met sapgroen soetkens gediept worden, met goede consideratie op de aderkens ende streepkens, dat die na behooren geraakt zijn, het hoogsel mag met ligt Masticot vertoont werden, de middel saylingsken zijn als de voorgaande, den steel is ligt, de bladeren donkerder groen, ende | |
| |
mag geschildert worden met assche ende schijtgeel onder den anderen vermengt, ende naar behooren ende den eysch gediept ende gehoogt.
Leucojon bulbosum Triphyllon. Hier worden drie gedaante van bollekens Tydeloosen uytgedrukt, met malkaderen eenigsints dog weynig verschelende, de eerste heeft witte bloemen van ses bladers, waar van de drie buytenste langer zijn, en de binnenste korter aan de kanten in tween geklooft ende met een groen lustigen verciert. De steel met het loof zijn bleek groen, bollen zijn bleek hout coleur na den witten trekkende.
Loucojon Triph bisant: De tweede heeft den naam Constantinopoolse, wesende soo in bloemen als lof ende steelen, als de voorgaande grooter.
Leucojon secund: Dod: De derde is verschelende van de twee voorgaande in loof, en in blom, dan de regte op staande bladers zijn bruyn groen, en mogen geschildert worde, met sapgroen en met indigo en schijtgeel gediept. Het blomken is suyver wit met wat soet blauswart gediept, de binnen draykens zijn schoon geel staande rontsom een wit priemken, de steel als de bladers zijn eenderhande coleur.
Aconitom luthyem: Winter Wolfswortel, de plante heeft schoone geele bloemen van Masticot gehoogt, ende geelen oker wat ombre daar meede getempert gediept, de nopkens ende draykens zijn groenagtig. Den steel kan gecoloreert worden met asch ende schijtgeel ligtkens onder malkanderen gemengt, bleeker als de bladeren, die ligt groen zijn, het omgekeert blat wat ligter vallende, de spruyten die eerst uyter aarden komen zijn geelder, de Wortel is bruyn swart ende rossachtig.
Trifolium aureum. Hepatica ofte gulden klee met roode ende blauwe bloemen, de eerste Hepatica heeft zijn ses bladige bloemkens van suyvere roode | |
| |
coleure, ende kan afgeset worden met dun Bresilien root, gediept met lak ende blau gemengt, de draykens ende nopkens in 't midden zijn wit, de saathuvelkens ligt groen met witte peerelkens verciert, de onderbladeren zijn wit met wat root daar onder spelende. Het steelken is ligt sapgroen, dan aan de bladerkens (die wat bruynder groen zijn van assche ende schijtgeel gemengt) was root na den lakke trekkende. De Wortel is hout coleur ende kan met roet ende omber vertoont worden.
Hepatica Trifolio caeruleo flore: De ander bloeme is ligt blauw van coleur na zijn behooren gediept ende gehoogt, den ander gelijk uytgenomen de koleur.
Crocus flore argent. De saffraan bloemen hier uytgedrukt, zijn tweederhande gecoloreert van elkx enkele ende dubbelde soorten, de eerste zijn wit ligtgens met blau geadumbeert, van buyten insgelijkx, dan met donker tarneyde streepen totten steel toe verciert.
Crocos flore aureo purpureo striato. D' andere zijn van gout koleur met donker purpur gestreept, de bollen zijn aschvervig, &c.
Narcissus pumilus. Het Naankens Narcisse mitsgaders de bygevoegde zijn onder de valsche Narcissen getekent, de bloeme zijn sonder reuk, schoon Masticot geel koleure, het loof is Masticot ende asch van koleur ligt groen, na zijnen eysch gediept.
Pseudo Narcissus Hispanicus major. De groote is de kleen gelijk van coleur, en mag met ligten Masticot gehoogt worden, ende met saffraan gediept, oft een weynig schijtgeel en lak.
Pseudo Narcissus juncifol: min flor: lut. Twee gedaanten van biesbladige valsche Marcissen worden alhier uytgedrukt, in de koleur van de bloemen meest verschelende want de eerste is een klokxken ende kan van licht Masticot worden gecoloreert, wat bruynder diepsel daar toe gebruykende. | |
| |
Pseudo Narcissus juncifol: D' andere bloeme is wit en brengt zijne koleuren mede de nopkens binnen in zijn geel van oker koleur, het velleken daar de bloemen uyt komen is ligt hout coleur het schedeken ligt groen den biesen gelijk.
Dens Caninus rube flore. Hondts tanden kruyt brengt voort zijn blomkens in twee diversche soorten van coleuren, die haare bladerkens uytstreeken metter Sonnen opgank, d' eerste bloeme is licht purper ofte lakverwig met bruynder lak gediept, de draykens zijn wit met swarte na den purpuren trekkende nopkens, den priem is ligt groen.
Dens Caninus albo flore. De tweede bloeme is suyver wit met wat lampswarts gediept, hebbende somtijds eenige punten van ombre of donker geele coleur de veselingen sijn mede van ombre swart geront, ende wat wits onder het omber gehoogd, in 't midden der vesels is een uytslaande priemken van bleek geel met groen gediept ende Masticot gehoogd. Het steelken is bruyn rood van lak ende oker met wat groens getempert, met wat ombers gediept. De bladeren zijn cypres groen met plakken aangeteykent van lak ende saffraan daar onder gemengt, het buytenste van de bladeren is bruynder ende meest doorgaans als de binnen plekken.
Hyacinthus Bottyoides vulg: Hier worden uytgedrukt drie fatsoenen van druifkens Hyacinthen, waar af de eerste zijne bloemen voortbrengt van donker blauwe coleure geschildert van bruyne assche met lakmoes en Indigo gediept, dog moet gelet worden dat men de bovenste blomkens die op den top staan, wat lichter vertoond, ende onderste witte randekens geeft, dan die niet volkomen op en zijn, en worden met sulke randekens niet geboord.
Hiacinthus bottydes carul: De twede bloem is ligt | |
| |
blau, ende mag gecoloreert worden met schoon middelmatigh asch blauw, ende wat lakmoes gediept, met de selve observatie als in de eerste verhaelt, naer advenant ende de gelegentheyd des koleurs, die den afsetter sal hebben te considereren, ofte het leven daer by te gebruycken, dat soo hier, als doorgaans de beste cantie ende het sekerste is.
Hyachintus botryodus lact: De derde druyfkens is melk wit, de stelen konnen in 't gemeen gecoloreert worden met Berggroen ofte assche ende schijtgeel onder malkanderen gemengd, doch boven met wat lak ofte rood purpur over het groen gelakzeert, de bladeren zijn Berg-groen, met wat spaans-groen gediept, de boven kanten vallen op de coleur van Spaans-groen, en aan den grond wat ligt purpuragtig, de bol is by na wit met rood ende purper gediept.
Hyacinthus Germ: liliflo. Twee soorten van valsche Hyacinthen staan alhier vertoond, de eerste heeft bloemkens van Lelie forme open staande, ende mogen geverwet worden met assche, weynig Lak daar onder gemengd, dan het straalken vald doorgaans bruynder, de diepselen ende hoogselen moeten na den eysch daar toe gedaan worden, de nopkens zijn indigo blau, de hoofdekens ofte saat schildekens blauagtig purpur, de draaykens daar om staande witagtig, het velleken daar de bloemen uytkomen is bykans berg-groen, wat blaus onder trekkende.
Hyacinthus Polianohos cinerit: flore. De ander Hyacinth is seer vrugtbaar van bloemen die aschverwig zijn, van coluer trekkende het blau, anders in forme met de voorgaande niet qualijken over een komende.
Anemone tenui fol: plono flor, pallido rubro. Deese twee soorten van dubbelde Anemone met smalle bladeren zijn weynig different van malkanderen in | |
| |
de gedaante, doch d' eerste bloeme is bleek karmosy ofte veel eer de verwe van eene verstorven roose van Province gelijk, dan in de gront van zijne blade wat donkerder root, ende kan met wit ende blau gehoogt: ende lak en blau vermengt gediept worden.
Anemone tenui fol: flor: Coccineo. Maar de ander dubbelde bloeme is schood root, ende mag met schoon suyver vermilioen afgeset, schoone Lak gediept, Lak ende Wit vermengt, gehoogt werden.
Anemone lacifolia verdunia. De drie navolgende schoon Anemone bloemen zijn veel in bladeren, coleur ende forme verschelende: de eerste is van schoon lak ende vermilioen coleur daar eenige purperigheyt is door speelende, den gront wit zijnde met geele subtijle aderkens doortogen, het saathoofdeken is swart, de saylingskens ofte draaykens zijn Indigo coleur met wat wit getempert, den steel is met wit omber ofte schijtgeel getempert ende lakagtige veselkens bespreyt, het loof mag gecoloreert werden met berggroen ende spaansgroen gediept.
Anemone latifolio Hispanica carneo Coleere.D' andere is van incarnaat koleur den Province roose in verwe gelijk, den gront van de bladeren is witter uyt den geelen, de nopkens zijn bruyn blau, ende het middelknoopen wat donkerder. Den steel is uyt een purpur groen.
Anemone latifolia flo: simpl: opempaca. De derde bloem is schoon Orainge van koleur ende kan geschildert worden met schoon vermilloen ende masticot in den grond spelende, gediept met lak, met welke coleur de straalen door de bladeren dringende komen uyt getoond werden, de knopkens zijn ligt blau, ende mogen met indigo gediept ende wit gehoogd werden. | |
| |
Anemone pavo flore simplici. Dese twe soorten van brede bladige Anemone bloemen worden gemeenlijk metten bynaam Pano genoemd, ende is d' eerste enkel van bladeren schoon rood geverwet.
Anemone pano Major. Grote Anemonie pano genoemt, is schoon scharlaken root, ende kan met suiver vermilioen geschildert ende een luttel wit ende lak gehoogt ende enkel lak gediept worden, den grond die om den middel kruyn komt is licht masticot geel, de nopkens moeten afschgroen wesen en het middel hoofdeken bloed rood zijn naar den plaatsen trekkende, den steel mag met berg-groen worden gekoleurt dog boven na den bloem wat rossagtig ende onder het middelste blad met een wit aderken doortogen, de bladers ofte het loof koleur is ook bergh-groen met spaans groen ende wat asch gediept.
Eranthemum Dod, flore sanguineo. Dit eerste bloemken by de sommige Flos Adonidit genaamt is schoon bloet root van koleur en magmen koloreren met lak ende vermilioen vermengt, ende lak alleen gediept, het knopken is verstorven lak root, met lak ende wit gehoogt, de sayelingskens zijn van indigo met wat oker gemengt, den steel is berggroen ende masticot gemengt, als ook het loof maar meerder uyt den groenen schijnende ende het diepsel daar af wesende van schijtgeel asch ende sapgroen getempert.
Den Hansenbloem ofte Koeyooge, is van koleure geele met hoog saffraan geele veselingskens in'tmidden verciert.
Buphthalmum. Dese twee soorten van de smalbladige Narcissen zijn in de koleur der bloemen meest verschelende, de eerste bloeme is van ses witte bladeren, hebbende eenen uytstekende kelk om den rand met een lak roode boortken verciert, die middel nopkens zijn verstorven geel, somtijts wat | |
| |
roodagtig, de steel is berg groen, het lof berg-groen, ende asch gemengt, de diepselen van Spaans-groen met Sapgroen, de hoogselen wit daar onder getempert. Het schelleken daar de bloem uyt komt is grau gevervet met geel ende asch grau gediept ende gestraalt met ombre. De tweede Narcisse heeft eenen geheel geelen kelk, met eenen bruynder safferaan gekronkelden rand, kan met bleek oker geschildert werden, van binnen wat na den groenen trekkende de lellekens met solpher geel, de witte bladeren met lootwit ende een luttel ligt masticot, gediept met wat lampswart.
Sterre Hyacinth van Guienne. Dese Hyacinth bloeme is van verwe blau purpur ende mag gecoloreert werden met lak ende asche, wat wit daar onder getempert, de saylingskens met Indigo ende lak, gelijk ook het schiltken in't midden van dien staande, de steelen daar de bloemen op staan, uyt den blauwen, den nedergaanden steel mag met Spaansgroen ende Masticot geverwet worden, de hoogselen wit onder Spaansch groen getempert, ende de diepselen daar van sapgroen wesende, de vellekens, daar de bloemen ophouden, zijn groen, met indigo gediept.
Sterre Hyacinth van Spaangien. Dese Sterre Hyacint bloeme met Lelien bladeren van Spangien komt over een met de voorgaande, soo veel de forme oft het maaksel aangaat, dog is wel soo lange van bladeren, die geheel suyver wit zijn van coleuren.
Ander Orientaal Hyacinth. Den anderen Orientaalschen Hyacint heeft de bloemen wat grooter, ende is van coleur bleker purper, dog anders seer den voorgaanden gelijk.
Orientaal Hyacint met bladeren tusschen de stelen. Den Hyacint metten gebladerden steel brengt sijne blomen bykans van gelijke coleur voort, als de voorgaande, dan de lange steel bladers magmen met ligt sapgroen koloreren. | |
| |
Dubbelden Orientalen Hyacint. Maar den dubbelden Orientalen Hyacinth heeft in 't opkomen groene bloemen, die daar na uyt den blauwen schijnen, ende geheel open wesende, zijn wit, na den groenen trekkende, hebbende den buyten ribben door yder blayken gaande geheel groen.
Narcissus major medio late Italiens. D' andere Narcis bloem is mede groot ende bleek solpher ofte honig van coleur, hebbende een goudt geelen kelk.
Narcissus Juncifolius amplo cal: luc: Desen eersten Narcis bloem heeft naar zijn proportie een seer grooten gout geelen kelk, de bladeren zijn geel gelijk ook de nopkens die den kelk van de geelagtiger draaykens hangen, dog alles met eenige onderscheyt der coleuren.
Narcißus Juncifolius albo flore neflexo. De anderen ofte biesbladigen Narcis bloem, is suyver wit van coleure, hebbende omgeslagen bladeren in de forme van Cyclamini bloemen, met een langen uytstaande kelk, waar binnen drie witte draaykens met saffraan-verwige nopkens het saathoofdeken omringen.
Narcissus Juncifolius flore pleno. De eerste Narcis bloem hier gestelt is vol van bladeren sonder kelk ofte sayelingskens, van schoon gout coleur met ombre ende bruynen Masticot gediept.
Tulipa pumilus. Het vaan Tullip-bloemken, is van menie coleur met Masticot of geelen ooker gehoogt ende lak gediept.
Narcissus maximo calice flore lutto. De andere is enkel ook geel van coleur en kan van Masticot geschildert worden gediept naar zijn behooren, ende is van de grootste met biesagtige bladeren, hebbe in 't midden eenen grooten uytstaanden kelk van geele na den saffraan trekkende coleur.
Fritillaria flore albo. Dese hebben bloemen verscheyden van coleuren, de eerste bloeme is suyver | |
| |
wit dan na den steel wat groen uyt den geelen, de senuen ofte ribben die ook de bloeme omvatten sijn groenagtig, de steel ende bladeren kan men van asch en schijtgeel coloreren, de hoogsels van berggroen, ende wit temperende, de diepsels van na den lak coleur trekkende, de saylingsken ende het hoofdeken in den bloem zijn wit, met geele nopkens.
Ranunculus Asiaticus simpex. Dese twee bloemen zijn veel van den anderen verschelende, den eersten is enkel van bladeren in de gedaante van een Anemone, schoon rood van coleuren, ende heeft in 't midden een rond saathoofdeken daar van de kernen die daar om gaan met schijtgeel konnen geverwet worden ende met ombre gediept, en de middelnopkens bruyn purpur wesende met lak ende Indigo vermengd, het loof is berg-groen met sapgroen gediept als ook de steelen, dan de bladeren daar de bloem op rust konnen met wit, rood ende groen onder malkanderen na den eysch getempert, afgeset worden.
Ranunculus geumosus duplex. Den tweeden is geheel dubbeld van bladeren, die schoon vermilioen rood zijn, met lak gediept, ende wat bleek rood gehoogd, gelijke coleure ook de kleyne dubbelde bloemkens hebben.
Narcissus Juncifolis major. De twee soorten van biesbladige Narcis bloemen hier uytgedrukt, zijn weynig anders als in de groote van malkanderen verschelende, ende worden by de Spaansche Jonkquilles genoemt kleynder als de gemeene Narcissen, ende is van verwe schoon geel met wat ombre onder bruynen Masticot gediept, het bekerken ofte kroonken is wat geelder, daar in komen drie ofte vier witagtige draykens, den steel is geelagtig tot aan het knoopken, dan achter den knoop is die sapgroen met spaansgroen gemengd, met ombre | |
| |
gediept. Het loof is berggroen met spaansgroen gediept.
Ornithogalum minus. Deese zijn alleenlijken van malkanderen in de groote verschelende, de bloemkens zijn wit, ende de nopkens op de witte veselkens om het saathoofdeken staande zijn masticot geel, de bladeren daar van hebben buyten een brede gras groene lijste ende zijn meest na het groen diept de kleyne bladerkens onder de steelkens hangende zijn witagtig, hebbende eenige doorschijnende groenheyt op de regte zijde, ende mag met lampswartsel gediept worden. Het loof is gans groen met Masticot, schijtgeel ende wit getempert naar behooren.
|
|