| |
| |
| |
Het Verbetert en vermeerdert Natuurlyk Toover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Twaalfde Boek. Behelsende verscheyde Konsten, die door het Vuur en hitte gedaan worden.
| |
I. Een manier hoe men het vuur kan handelen sonder sich te branden.
De Quaksalvers, om haar Balsemen; Olium en wat diergelijke meer is, te verkopen aan het gemeene Volk, wassen hare handen af in gesmolten loot, om dat se schijnen souden haar handen te branden, en die wederom op staande voet door haar Olien en Balsemen te genesen, en soo het volk- | |
| |
jen te doen gelooven, dat se daar door alleen moeten geneesen worden, als sy haar mochten gebrand hebben, even als sy sien dat de Quaksalvers haar geneesen, als sy sig gebrand hebben.
Om dit bedrog eens te ontdekken, en met eenen bekend te maaken, dat de Doctoren dat soo wel weten als zy. Soo is't, dat se eerst haare handen smeeren of wasschen met eenige dingen, waar door het vuur of de hitte geen schade aan haar doen kan; de middelen dan die se gebruyken sijn vischlijm, aluyn en brandewijn, waar meede de handen gesmeert zijnde, niet branden sullen: of sy nemen wel wit van een Ey, met slijm van Heemst-wortel en vlooyen-saad, met kalk en radijs-sap gemengt, hier meede strijken sy haar handen, en sullen niet branden.
| |
II. Om yemand een Olykoek of een Brood uyt de hand te blasen.
't Is seer vermaakelijk wanneer men in eenig geselschap is, daar men op Olykoeken genoodigt werd, dat men eenige klugten voor den dag kan brengen, waar meede een geheel geselschap vermaakt werd, Om nu ymand een Olykoek uyt de hand te blasen, soo wed men eerst om een kan wijns of twee, of een pot vol Wafels, dat gedaan zijnde, soo laat de persoon daar gy meede gewed hebd, een warme Olykoek tusschen sijn handen nemen, soo heet als hy verdragen kan, laat hem die dan soo vast houden als hy wil, blaast dan op de Olykoek, soo sal die soo heet werden, dat hy die wel haast door de hitte sal laten vallen, of uw gewonnen geven.
Sulks geschied ook met brood, wanneer het nog warm is, en men dan het mes daar kruyswijs door | |
| |
steekt, soo geeft ymand het brood te houden op die sijde daar het mes heeft door gegaan, soo blaast dan van boven neder daar het mes is doorgestoken, soo sal hy wel haast het brood uyt sijn handen laten vallen.
| |
III. Om Rook, Vuur en Vlam uyt den Mond te blasen.
Neemt geele tondel, ofte swamp by de drogiste genoemd, soo groot als een duyven Ey, laat die aan het vuur effen vonk vatten, legt het dan in een graauw Papier, vouwt het toe, en steek het in de sak omtrent een half quartier uurs eer men 't in 't werk stelt.
Als men dan dit vertoonen wil, soo staat men wat verre af van het volk, met laat een schootel met werk of vlas komen, nodigd dan u gasten op deese salaad, steekt dan een hand vol werks in uw mond, haald dan de Tondel met u neusdoek uyt u sak, en houd uw als of gy niesen wildet, terwijle gy nu de neus snuyt, soo steekt het Papiertjen met de tondel in uw mond, 't welk gy soo wat behendig doen moet, of anders souw het ligt bemerkt werden, doet dan wederom wat vlas in den mond, om het vuur aan te houden, als dit soo wat geduurt heeft, soo snijdt weder quansuys uw neus, en spuwt dan heymelijk de brok in uw neusdoek onderwijlen moet gy soo wat korts willigheyd voor den dag brengen, om het de bekijkers des te aangenamer te maken.
| |
| |
| |
IV. Om Vuur te eeten, en brandend Lood en Olie over sijn Tong te doen, en een gloeyend Yser over sijn tonge te strijken.
Het Vuur-eten is al een seer rare konst, en noch aan weynige bekend. Wanneer sy deese konst in 't werk stellen, nemen sy een stuk Arabische gom in den mond, met welke sy haar tonge en gantschen mond gedurig meede vet maken: als sy dan vuur of yets diergelijks dat branden is in haar mond doen, soo is het selve geblust, eer het vleesch geraakt werd, konnende geen de minste schade aanbrengen.
| |
V. Om yets in sijn hand te doen branden sonder beseeren.
Om een raar kunsjen, voornamelijk by den avond te vertoonen, is 't als dat men voorloop van Brandewijn neemd, en die in het hol van sijn hand doed, en de selve aan brand steekt, soo sal de selve branden sonder dat uw hand beseert werd.
| |
VI. Om den groeyenden Boom der Philosophen te maken.
Om dit te doen, soo neemdt twee oncen Sterk-water, dissolveert daar een half once fijn gekopeleert Silver in: Neemt dan noch een once Sterk-water, doed daar in een half lood quiksilver, mengt beyde de stoffen onder een, schud het om in een glas, daar een half pond water in is, en stopt het dicht toe, soo sal men daar den groeyenden Boom der Philosophen sien wasschen. | |
| |
Wanneer men Silver in Sterk-water gesmolten heeft, en men doed daar Salarmoniak by, suld gy het selfde vernemen.
| |
VII. Om Donder-Goud te maken.
Neemt Koninks-water, (dat is sterk-water met Salarmoniak gesmolten) soo veel het u belieft, laat hier eenige stukken gouts in smelten; gesmolten zijnde, laat het vogt door een klad Papier loopen, druypt 'er dan eenige droppelen Oly van Wijn-steen-sout in, soo sal het gesmolten goud op de grond sinken, wascht dan het neder gesonken gout eenige reysen af.
Dit poeder gedroogt zijnde in den Son, sal altijd swaarder zijn als het goud selver eer het gesmolten was.
Legt dan een duyt op een kooltjen vuurs met een greyntjen van dit poeder, soo sal het een slag geven als een kanon schoot.
Andere doen dit ook met ses oncen Wijn-steen-sout, twee oncen swavel, en een once Salpeter, alles tot een poeder onder malkander geroert.
| |
VIII. Hoe men op een doek een kool vuurs kan leggen sonder die te branden.
Neemt een Tinne lepel, Tabaksdoos of yets anders 't geene rondagtig is, spandt hier over u Neus-doek heel strak, legdt dan daar vry een kooltjen vuurs op, en blaast het aan soo sal het niet branden.
Of neemd een Tinne-beker die vol water is, hier werd een draad om gebonden, die seer strak moet wesen, als men de vlamme van een kaars daar aanhout, sal die niet branden. | |
| |
Sulks gebeurt ook als men een blad Papier boven den vlam van een kaars houd, en daar louter op blaast, soo sal het Papier niet in de brand geraken.
| |
IX. Om sonder Weeg-tuyg te weeten hoe veel rook van yder verbrand lighaam vervloogen is.
Wanneer men wil weten hoe veel rook van eenig vuur vervlogen is, behoeft men die stoffe die verbrand werd maar eerst te wegen, welke dan verbrand zijnde, weegt men de assche en men trekt het af van het gewigt der verbrande stof.
By voorbeeld, hebt hondert pondt hout, die verbrand sijnde soo weegt de overige asse die tien pond omtrent mag wegen, trekt die van honderd, soo is'er tnegentig pond rook geweest.
| |
X. Glaasjes welke in 't vuur gesmeeten sijnde, een slag geven als een Musquet.
Om dit te doen gaat men by een glaas-blaser en men laat eenige ronde glaasjes maaken soo groot als een graauw erwet, hier binnen wert een weynig Brandewijn gedaan, en weder met een stukje glas toegelijmd. Deese doet men in 't vuur of in de Vrouwen vuur tessen, als de Brandewijn dan in damp komt te veranderen, springen de glaasjes stukken en geven een groote slag.
| |
XI. Om een neusdoek in de brand te steken, sonder die te verbranden.
Onder andere kunsten is dit mede vry wat vreemds, neemt om dit te doen u neusdoek en | |
| |
steekt hem in goede Brandewijn, en steekt hem aan de vlam, so sal hy lichter laagh branden, en de neusdoek sal heel blijven.
| |
XII. Om een uyt geblaasen kaars aan een beeld t' ontsteken.
Wanneer als ghy wedden wild om een uitgeblasen kaars aan eenig beeld t' ontsteken, soo moet ghy eerst den mond van het beeld met swavel bestryken, dan kond gy in den avondstond wedden, als uw weddenschap gedaan is, soo blaast de kaars uyt, en vonkende, soo loopt na het beeld, en steekt, de vonk aan die plaats daar gy de Swavel gestreeken hebt, so sal hy dadelijk aan brand vliegen.
| |
XIII. Om te maken dat een Pot niet over kookt.
Wanneer men een pot 't zy Vleys, Vis, erwetten of yets anders over het vuur heeft, en men dikmaals eenig huyswerk moet doen, of dat men uyt moet zijn, soo is het een ligt middel den pot te verseekeren van niet over te lopen: neemd maar eenige stukjes groene Kaas, smijt die in de pot, soo heeft den pot geen noot van over koken.
| |
XIV. Om door een brandende Lonte te weeten wat uur het is.
Wanneer een Soldaat op de Schildwagt staat, en geen uuren kan hooren slaan, of geen horologie kan sien, soo kan hy evenwel het uur door middel van een Lonte komen te weeten. Steekt dan uw Lonte aan op die plaats daar gy het uur | |
| |
kunt weeten, en merkt hoe verre dat uw lont in een uur af-brand: Dit wetende sult gy haast gewaar kunnen werden op Sinternel-huysjen hoe veel uren ghy daar gestaan hebd, als gy maar acht geeft hoe menigmaal de lont sulke stukjes vermindert is, als uw in dat uur afbrande.
| |
XV. Een brandende Kaars om gekeerd in sijn hand te konne houden sonder sig te branden.
Neemd een brandende kaars tusschen uw vingers digt aan het lemmer, keerd uw hand met de kaars dan om, in dien ghy nu de hand stil houd, suld ghy uw verbranden, maar die gedurig bewegend, soo suld ghy daar geen nood af hebben.
| |
XVI. Een maniere om Campher te maken, bequaam om in Vuur werk te gebruyken.
Om dit te doen soo neemt jenever-gom, anders gom Sandrak, witte vernis genoemt, stoot daar van een pond, giet hier over soo veel gedisteleerden edik, dat de gom in een glas gedaan sijnde moy bedoken sy, laat dit twintig dagen in paarde mist staan: giet het daar na in een ander glas met een wijde hals over, set het dan een maand lang in de Son om te door kooken, so hebd ghy een Campher die de natuurlijke seer gelijk is.
| |
XVII. Een aardige wekker om des nagts Wakker te werden en een kaars aan te steken.
Wanneer men op een reys of elders anders is, alwaar men geen klok kan hooren slaan, en egter | |
| |
des nagts geern souw willen gerust slapen, en des ogtens op sijn tijd wakker sijn, en dadelijk ligt in sijn Kamer vinden.
Om dit dan te doen soo neemt een Lont, en besiet hoe veel hy in een uur afgebrand heeft, dit geteykent hebbende, kont gy hem soo veel stucken als gy des nagts uuren wilt slapen, afmeten. Slaat dan een spijker in de muir, hangt daar de lont aan, op die plaats daar gy hem af gemeten hebt, bind hem daar aan met een swavelige draat, soodanig, dat een eynd aan een kaars of Lamp gerake, als de lonte nu soo verre is afgebrant, soo sal de swavel-draad in de brand gaan en de lamp ofte kaars aansteken; soo gy nu met een swavel draad aan de lonte by de spijker een steen hangt soodanig dat als de lont op sijn tijd is afgebrand, mede in de brand vliegt, soo sal de steen neder vallen, 't welk den slapende sal wakker maken en doen opstaan.
| |
XVIII. Om een Ey al blasende in sijn handen gaar te maken.
Dat men een Ey al blasende in sijn handen gaar kan blasen, schijnt yets wonderlijks te seggen, maar als de konst gemeen is, is nooyt de saak soo groot.
Men neemt dan een rond brood dat eerst heet uyt den oven komt, 't welk men met een geswindheyd open snijden en een Ey daar in steekt, en dadelijk wederom toe legt, dan soo blaast men rontom het brood in de hand hebbende, so lange tot het kout is geworden: neemt dan het Ey daar uyt en gy sult bevinden dat het gaar sal sijn.
| |
| |
| |
XIX. Of dry schijven in een rye gestelt, van een kanonschoot gelijk konnen geraket werden.
Indien daar drie schijven op een linie gesteld, alle van eenderley groote en de eerste door het geschut getroffen wiert, sou hy niet door de voorst in de middelste en achterste geschooten werden, maar door de voorste overde middelste en treffen de achterste, want de kanon schoot gaat boog-gewijs.
| |
XX. Om te maken een Kaarse die niet uyt te blasen en is.
Neemt voor eerst een pijpje, volt die met Solfer en met gekapt lijnwaat, en bekleet die van onder toe boven met Was, steekt se daar na aan, dese Kaarse en kan noch door groten wind, noch door sterk blasen uytgedaan worden.
Of.
Neemd een pond Was, twee oncen Solfers, en twee oncen levende Kalk, olie van oker noten, een once, maakt hier van een Kaarsse, met garen van Katoen, smijt se daar na in 't water, ende sy sal van selfs worden brandende.
Of.
Neemt Was en Solfer van elks even veel, smeltet te samen, maakt hier van een kaarsse, dan het Solver moet wel suyver zijn.
| |
XXI. Een Vuur dat met geen water te blusschen en is.
Neemt Solfer, Peteroolie, Olie van Genever, en Salpeter, van elks even veel, Pek, Ganse smout,
| |
| |
ende Ende smout, Duyvendrek, en Vernis, ook van elks even veel, Aspalti, de vijf deelen, menget te samen met Brandewijn,
Of.
Neemt Vernis, Solfer, Genever-olie van Lijnsaad, Peterolie, ende Spiegelharst, van elks even veel, Brandewijn, drie deelen en een half, Salpeter, droog hout van Laurierboom, gepoedert, soo veel alst nodig is, om hier van een deeg te maken: Doet dit al t' samen in een glas, en begravet drie maanden in Peerdemist, daar na soo formeert daar af Vyer-ballen, ofte Kaarssen, steekt se aan, soo en sullen sy met geen water uytgeblust worden.
| |
XXII. Fackelen die door den wint met uytgewaayt en worden.
Men sal de wieken in Salpeter voor eerst sieden, daar naa droogen, ende voorts de fakkelen met half Was, ende half Solfer opmaken, dese fakkelen en worden door den wind niet uytgewaayt, hoe die ook wesen mag.
| |
XXIII. Vier uyt het water te doen branden.
Neemt een geheele eyer-schale, volt die met solfer ende met levende Kalk, stopt het gaatjen toe, smijt se daar na in 't water, ende sy sal van selfs worden brandende.
| |
XXIV. Een Kaarsse die in 't water brand.
Neemt Was, Solver, en Azijn, elks een deel, latet te samen zieden, tot dat den Azijn verzoden is: hier van maakt een Kaarsse.
| |
| |
| |
XXV. Een vyer dat onder het water Brand.
Neemt anderhalf pond Bus-poeder, een half pond Colophonio, olye van Olyven, ses oncen, Solfer, vier oncen, menget al wel onder een ende alst al wel onder den anderen gemenget en gedroogt is: Hier van neemt een stuk, steket aan, en smijtet in 't water, ofte maakt hier van eenen Bal, bekleed hem met Pek, bindt den selven over al rondom met bindgaren: daar na soo bekleed hem wederom met Pek, daar na wederom met bindt-garen, en wederom met Pek, als dit al t' samen alsoo wel drooge geworden is, soo maakt een gaatjen daar in, steeker het vyer in, ende alst wel in 't branden is, soo smijtet in 't water.
| |
XXVI. Een vuur dat niet uytgeblust kan worden.
Neemt Vernis, 10 pond, Solfer, 4 pondt, Olye van Terpentijn, 2 pondt, Salpeter, anderhalf pond, witte Wierook, een pond, Camphora, 6 oncen: goede Brandewijn, 14 oncen, menget al t' samen op heete kolen; Hier in sult gy werk steeken, ende kan niet uytgeblust worden, waar men die heenen smijt.
Of
Neemdt Vernis, 12 pond, Olie van Spiegelharst, Olie van Was, van elks een pondt, Olie van Terpentijn, drie oncen, Solfer, twee pont, Salpeter, vier pondt, Kamfer, een pondt, Brandewijn, twee pondt, Aspalte gepoedert, drie pondt, menget al te samen op hete kolen.
| |
| |
| |
XXVII. Om te maaken een koperen Appel die windt van hem geeft.
Laat maaken eenen ronden koperen appel, soo groot als een hoofd, van binnen hol, daar inmaakt een kleyn gaatjen, volt hem met water, hout hem dicht aan 't vuur; soo sal daar uyt vliegen eenen vochtigen wind.
| |
XXVIII. Om Ys te doen branden.
Maakt een Kaarsse van Solfer en van gestooten koolen, bekleedse met papier en hangt se onder de druypen, als 't hart vriest, soo sal sy t' eenemaal met Ys bewassen, ende steekt dese Kaarsse aan, en sy sal branden tot een verwonderinge van alle die 't sien.
|
|