| |
| |
| |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Derde Boek. Bevattende verscheyden Konstjes, Potsjes, en Klugtjes, die soo het speelen der Kaart, als andere speelen aangaan.
| |
I. Een bedrieglijke Bol om de kegel te schieten.
Laat uw een houte Bol drayen, die aan de eene zijde uytgehold is, giet daar in een pond lood, stopt het weder digt toe, dat men sulks niet en merke, soo sal deze bol aan d' eene sijde swaarder zijn als aan d' andere sijde, die daar dan onbekendelijk mede speeld, sal noyd regt konnen schieten: maar is 't dat gy selver schiet, soo houd het swaarste deel des bals of kloots altijd boven of onder, zoo sult gy regt kunnen schieten.
| |
| |
| |
II. Om negen Kegels in eene smeet om te slaan.
De kegels moeten dan alle negen in een even gelijk-hoekig vierkant staan, drie en drie in geleden, gelijk in de volgende negen te sien zijn.
Neemt dan een bequame ronde gladde kloot, houd de selve dan by de kegel 1. die gy dan slaat op 2 en op 5, de keegel 2 verders treft 3, en 5 doet 6 en 9 omvallen, gelijk als 1 de 2 en 5 deed neervallen, soo is het dan ook mooglijk dat de kloot ook 4 en 7 om ver hale, en dat 4 tegens 8 valle, so dat men op die wijse het geheele spel kan om verre haalen, dit geschied best met sig dikwilts daar in te oeffenen.
Wanneer ymand nu spele, dat hy een kloot even berby de kegels 1 2 3 kan laten rolle, soodanig dat 1 tegen 4 en 7 valt, en 2 teegen 5 en 8, als ook 3 teegen 6 en neegen, soo leggen sy meede alle gelijk onder de voet.
| |
III. Om dertig Dam-schijven met een mes op te ligten.
Neemt een Damme legt die op een Taafel, steekt dan 't middel-punt van de selven u mes, legt | |
| |
dan op dese dam random drie dammen, legt daar dan weeder drie op, soodanig dat sy de onderste kunnen vast houden, legt dan daar als weeder drie andere booven op, soo lange tot 'er twee over blijven, legt die daar booven op, op dat se de drie vast houden. Als men nu het mes by sijn hegt grijpt, en seer langsaam opheft, soo sal men alle de dammen te gelijk kunnen opheffen.
| |
IV. Om schaak- en Dam-spel met leevende Personen te spelen.
Dit kan gevoegelijk gedaan werden, wanneer men een Italiaanse vloer maakt van witte en blauwe stenen, soo kan men hier in plaats van schyven of dammen met levende menschen speelen, zijnde agt-maal-agt of vier-en-sestig velden gelegt van steenen. De witte dammen sullen de Jong vrouwen hieten, en de swarte de Jonkers, sijnde d' een aan d' eene en d' ander aan de andere sy gesteld. Den Koning en Koningin kunnen bloemkranssen dragen om haar te onderkennen, wijl dat 'er verscheiden personagien in 't schaak-spel te pas komen, alsoo kan een yder op soo een sonder wijse gekleedt sijn. Ondertusschen als men verby elkander treed, kan men eenige complimenten met handkussen en diergelijke doen, om alles des te çierelijker te vertonen.
Aldus kan men met het dammen mede doen.
| |
V. Verscheyde kaarten op een rye leggende, te weten welke ymand gedagt heeft.
Neemt dat ymand 10 kaarte-bladen of yets anders op een rye geleyd heeft in ordre, gelijk de volgende tien letteren: | |
| |
ABCDEFGHIK.
Laat nu ymand sonder u weten de agste, dat is H gedagt hebben, segt hem dat hy op de so meenigte als hy gedagt heet aan telle, van agteren aan, dat is van de K af, tot 21 toe (dat is het dubbel getal der kaarten ende een) tellende K voor negen I voor tien, &c. En soo tot een-en-twintig toe, soo sal 21. juyst op H komen, zijnde die kaarte die hy gedogt of aangeroerd heeft, en soo doende met meerder getal, komt men tot het begeerde.
| |
VI. Verscheyden Kaarten, in verscheyden ryen gelegt zijnde, te raden welks ymand gedagt heeft.
Om dit spel te beginnen, soo is men gewoon vijftien kaarten te nemen, welke men in drie rye legt, soo dat in yder rye vijf kaarten komen te leggen. Laat dan ymand een kaart denken die hy begeerd, gedagt hebbende, sult gy vragen in wat ryen de kaart legt die hy gedagt heeft. Soo vergaaderd in 't bysonder de kaarten van een yder rye, en voegende de selve te samen, legd altijd de rye, daar in de gedagte kaarte gevonden werd, in het midden der twee andere. Legt dan wederom al de kaarten in de drie ryen, te weten een in de eerste, een in de tweede, en een in de derde, daar naa nogmaals een in de eerste, een in de tweede, en een in de derde rye, en soo vervolgens tot se alle geplaats zijn. Dit gedaan zijnde, vraagt wederom in wat rye de gedagte kaarte leyt, en neemt als vooren gesegt is, yder kaarte in het bysonder op, leggende drie rye daar gedagte kaarten is is, tusschen de twee andere ryen. Ten laatsten, legt nog eens deese kaarten in drie ryen, en vraagt in wat rye de gedagte kaarte werd gevonden, en weest vry verseekert dat se de derde is, van de rye daar in de selve leyd, 't welk anders lichtelijk te | |
| |
raden is. Om de aardigheyd en konst wat bedekter te houden, kundt gy nog eens al de kaarten vergaaderen, en leggen in het midden der twee andere ryen, die rye daar de gedagte in is, en alsoo sal de selve zijn in 't midden der vijftien kaarten, ook alsoo, dat van wat sijde men begint te tellen, sal 't altijd de agterste zijn.
| |
VII. Om te raaden hoe veel punten dat 'er zijn op drie kaarten, die ymand gekosen heeft.
Neemt een volle kaarte van twee-en-vijftig bladen: laat dan ymand daar drie uytnemen, die hy begeerd: segt hem dat hy tot de punten van yder kaarte, in 't bysonder soo veel kaarten by teld, dat het vijftien maakt, dit gedaan zijnde, moet hy u het resterende getal seggen, waar van 4 afgetrokken, sal de rest onfeylbaar zijn voor de somme der puncten op de drie kaarten.
Laat de puncten der drie kaarten wesen 4, 7, 9, het staat dan vast, dat, om door elk 15 uyt te brengen (tellende de puncten van yder kaart) moet men elf kaarten by de 4, 8 by de 7, en 6 by de 9 tellen. Dan soo blijven daar nog overig vier-en-twintig kaarten: daar van 4 afgetrokken zijnde, rest twintig voor de somme der oogen op de drie gekoosen kaarten.
Wanneer men dit spel wil practiseeren met 4, 5, 6, of met meer kaarten, 't zy dat daar twee-en-vijftig sijn, of meer of min; of dat men in plaatse van 15 teld 12, 13, 14, &c. soo is 't een generale regel 't gene volgt, multipliceert het getal dat gy wilt doen uytbrengen, met het getal der gekosen kaarten, en by het product vergadert het getal der gekosen kaarten, de somme daar van substraheert van het heele spel der kaarten, het overige resterende sal uw aanwijsen het getal dat gy sult aftrek- | |
| |
ken, van de overige kaarten, om het spel te voltrekken, Wanneer der na de af-trekkinge niets overschiet, moet men het getal der overschietende kaarten effen uytwijsen de puncten der drie verkosen kaarten. Soo de Substractio niet geschieden kan, en het getal der kaarten te weynig is, soo moet men het getal der kaarten substraheeren van het ander getal, en de rest vergaderen by het getal der overige kaarten.
| |
VIII. Uyt verscheyde Kaarten te raden, welke yemand gedagt heeft.
Neemt soo veel kaarten als het u sal gelieven en laat de selve in order sien de geene die 'er een van begeerd te denken, en dat hy onthoud de hoe menigste die sy, te weten de eerste, twede, of derde, &c. En op de selve tijd als gy hem de kaarte sien laat, de eene na de ander, teld se heymelijk, en als hy gedagt heeft, soo teld al verder, soo veel u belieft. Neemt dan al de kaarten die gy geteld hebt, daar van gy volkomentlijk het getal weet, en legt se op de andere die gy niet geteld en bebt, invoegen, dat soo gy die wederomme tellen wilde, dat se contrarie zijn geleyd, te weten, dat de leste de eerste zy, en de leste op een na de tweede, en soo voorts met de andere. Vraagt hem dan daar na de hoe menigste kaart hy gedagt heeft, en segt vrylijk dat se vallen sal sonder het getal der kaarten die gy secretelijk geteld en verlegt hebd: mids dat gy begind verkeerd te tellen, en dat gy op de eerste legd het getal, uytdrukkende de hoe meenigste kaarte dat gedagt was; want continueerende na de order der getallen en der kaarten en het sal noyt missen te komen op de gedagte kaarte, soo | |
| |
haast als gy komd aan het getal dat secretelijk byn geteld is.
By Voorbeeld.
Neemt de kaarten A B C D E F G H I, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en dat de eerste A zy, de twede B, de derde C, &c, dat de gedagte kaarte zy de vierde, en dat gy vorder hebt geteld aan I, het welke 9 kaarten zijn: dan revenzeert dese 9 kaarten, en vraagd hoe menigste kaart hy gedagt heeft; soo sal hy de vierden antwoorden, soo suld gy hem seggen dat se de negenste komen sal, of, sonder dit te seggen, sult gy die op dese plaatse konnen bekennen; beginnende dan te tellen aan de leste, dat I is, stellende vier I vijf op H, ses op G, en soo voort, sult gy bevinden dat getal 9 altijd vallen sal op de gedagte kaart.
| |
IX. Als verscheyden Persoonen voorgehouden zijn verschyden Kaarten, te raden wat kaarte elk van hun gedagt heeft.
Soo daar nu vier Personen zijn, zoo neemd vier Kaarten, en die tonende aan de eerste, zegt hem dat hy eene daar van denke, welke hy wil, legd dan dese Kaarten ter zijden weg: neemd daar na vier andere, toond dezelve aan de tweede Persoon, om daar een (die hy wil) uyt te denken; doet van gelijken met de derde Persoon, als ook met de vierde. Neemt als dan de vier Kaarten van de eerste Persoon, en legt ze in vier ryen, en op deselve legt in de rye de vier Kaarten van de tweede Persoon, daar na die van de derde en vierde. Toont dan elk deze ryen in 't byzonder aan yder Persoon, vraag dan een yder van haar in wat | |
| |
rye de gedagte Kaarte leyd, want voorseeker de Kaarte van de eerste Persoon, sal de eerste zijn van de rye, daar in hy seyd deselve te sijn. De Kaarten van de twede Persoon zal de twede van sijn rye weesen, en die van de derde, de derde van zijn rye; en alzoo van de vierde Persoon, daar in die rye word bevonden, en alzoo van andere meer, in dien 'er meer Persoonen sijn, en by gevolg meer Kaarten.
| |
X. Een Kaarte-blad in 't lange gerold, zal meer Tabak in zig besluyten, als een in 't breede toegerold.
't Is een yder genoeg bekent dat der Kaarten Figuur lang en breet is, soo men de twee lange eynden aan malkanderen brengt, en die zo houd, en met Tabak, Sand, Koorn of yets anders vult, zal daar veel meer ingaan, dan dat men de brede eynden neemt, toe-rold en vuld, dit schijnd wel wonderlijk, maar werd in de proeve alsoo bevonden.
| |
XI. Om een Kaart te doen uytnemen, en na dat men ze gezien heeft, onder d' andere Kaarten te steeken, en wel ondersteekende, hem drie Kaarten te toonen, daar zijn Kaart niet in zal sijn, en dan nog eens siende, sal men sijn Kaart daar onder vinden.
Gy sult het eerste Spel doen als ik u dat getoont hebbe, ende als gy de Kaarte gevonden zult hebben, zult gy die voor al d' andere kaarten steeken, makende datze wat voor uyt steken uyt d' andere kaarten, en daar na sult gy 'er een andere Kaart voor | |
| |
aan steeken die de andere Kaarten gelijkt, daar na zult gy hem de selve kaart toonen die 'er voor is, en hem vragen of dat de kaart is die hy uyt nam, en hy neen seggende, sult gy de Kaarten om leeg houden, en sult met een knaphandigheyd sijn blad uytnemen, het welke het tweede is, en een weynig uyt alle de andere Kaarten uytsteekt, leggende dat soo bedektelijk op Taafel, en daar na ondersteekt weederom de kaart, en gy sult hem vraagen of dat de kaart is die hy uytnam, en hy sal neen seggen, dan sult gy die kaart ook op de taafel leggen, bedekt by d' eerste kaart, hem nog toonende een ander blad, vragende of hy die uyt nam, en hy sal neen seggen, dan sult gy dat blad ook by de andere twee leggen, en daar na alle 3 de kaarten omkeerende sal hy de kaart sien die hy uytrok, en 't sal wonder om te sien zijn.
| |
XII. Om eenige hoopkens met de kaarten te maaken, en daar na siende, de kaart die onder de hoopkens zijn, sullen 't alle geblikken of leege blaaderen zijn, te weeten, in sulker voegen als gy se sult begeeren.
Gy sult al de kaarten neemen, en de geblikken sult gy een weynig van onder en boven korten, als d' ander kaarten vallen, en de kaarten dat geen geblikken en sijn, sal men een weynig van de sijden afsnijden op dat se wat smalder als d' andere vallen, daar na die wel onderstekende, sult gy'er soo veel hoopkens van leggen als uw goed dunkt, en willende dat'er al te samen geblikken sijn, suld gy de kaart de breede af leggen in 't leggen van de hoopkens, en willende dat het al leege kaarten zijn, zuld gy de Kaarten na de lengte afnemen in 't maaken van de | |
| |
hoopkens, ende gy sult het in 't werk sien wonderlijk en fraay.
| |
XIII. Om ymand een Kaart in handen te geven, de welke hy omkeerende, bevinden sal een ander te wesen.
Gy sult het bovengemelde eerste spel doen als ik uw wees, en na dat gy de Kaart gevonden sult hebben, sult gy se voor alle andere stellen, en maaken dat het tweeden blad dat agter aan de kaart staat, een weynigje boven d' andere kaarten uytsteekt, dat met'er hand bedekkende, daarna sult gy hem d' eerste Kaart toonen, hem vragende of dat de kaart is die hy uyt trok; en hy sal ja seggen, en in 't om leeg doen van de kaarten sult gy hem in handen geven dat blad dat een weynig buyten d' andere kaarten uytsteekt, hem seggende dat hy't vast houd, en een wijle tijds sult gy hem dat laten tonen; en hy sal vinden dat 't een andere kaart is, en seer verwonderd blijven.
| |
XIV. Om ymand in handen te geeven een Koning van een verwe, en daar na dien toonende, zal hy vinden eenen anderen te wezen.
Gy sult een Koning nemen van wat verwe dat gy wild, en zult hem in 't midden in twee snyden midden door 't lijf, daar na zult gy eenen anderen koning nemen, en op dien dat lijf dat in tween gesneden is, leggen, dat in 't midden met de vinger bedekkende, op dat hy denkt dat het dien Koning is, daar na zuld gy hem dien Koning langs de voeten doen nemen, hebbende de helft onder u hand, en neemen zoo verborgen dat hy die niet gewaar en worde, daar na doende hem dien omkee- | |
| |
ren, zal hy hem van een ander couleur bevinden, en zeer verwonderd blyven.
| |
XV. Om een Kaart op een Tafel te doen wandelen.
Dit Spel en zal men niet als by nagt kunnen doen, want gy zult moeten een Vrouwehair hebben wel dun en lang, dat men 's nagts niet zien en kan, en knoopen dat aan een van uw Rokx-knoopen, met een eynde, en met den anderen zult gy een knoop maken, en daar wat Was aan doen, en ymand een Kaart daar laten uyt trekken, zoo zult gy met knaphandigheyd het einde van 't hair nemen, daar 't was aan is, en gy zult u de Kaart weder doen geven, die daar uytgetrokken was, en dan zult gy 't Hair aan de Kaart op de Tafel doen, en aldus zoo gy u van de Tafel begeeft, zal uw de Kaart na volgen, en de gene die het sien, zullen sig daar over zeer verwonderen.
| |
XVI. Om een Kaart in drie stukken te snyden en die in elkander zoo vast te maaken, dat men se niet wel kan uyt-een krijgen.
Snijd dan een reepjen van een Kaarte-blad, ruim een vinger anderhalf breed AA, geeft daar over langs een sneede BB, snijd dan een rond als CC met een gaatjen daar in. Snijd dan nog een stuk op zelve wijze. Nu is de vraag hoe ik die aan malkanderen krijg? Doet dan aldus: Neemt dan de Kaart A B F, vouwt het deel F F in het midden, steekt het door het gat D van de Kaart C, vout dan E E in 't midden met G geteykent dobbeld, steekt dan het eene eind door F in 't gat D, zoo zult gy G stekende in F ligtelijk door het gat | |
| |
D konnen trekken, 't welk zeer raar is voor d' onkundige. Wilt gy het nu weder uyt malkanderen doen, zoo steekt F F weederom door D, zoo zult gy E weeder konnen los maken.
| |
XVII. Om Kersen aan een Kaarts-blad te doen, dat zeer aardig is.
Neemt een Kaart A, maakt daar in twee sneeden B B, die van booven naar om lage gaan, zoodanig, dat het stuk Kaart C C. daar vast in blyve, snijd dan nog twee sneedjes D D. Nu is het | |
| |
een kunst om een koppel Kersen daar aan te hangen. Neemd dan C C, voud dat in 't midden F, steekt dat door C dat het by G weder uyt komt. Neemt dan uw koppel Kersen, steekt die door de toegevouwen F, en haald F wederom te rugge, soo zullen daar de Kersen in hangen, die daar door d' onwetende beswaarlijk konnen uytgedaan werden.
Wilt gy de Kersen daar weder uyt hebben, soo steek F weder door G G, en gy suld ze ongebroken daar konnen uyt krygen. | |
| |
Dit kan men nog op een andere wijze doen, gelijk de ander bygevoegde Fuguer vertoond.
| |
XVIII. Een aardigheyd om een Kaarte-blad van sijn plaatse te doen komen, zonder die aan te raken.
Neemd een Kaarte-blad en wed met ymand van uw Geselschap, dat gy eenige treden van het Kaarte-blad sult staan, en dat'er een ander zoo na by sal blijven, dat hy 'er zijn hand boven op kan houden, dog het Blad niet aanrake, zullende den bystaander een teken geven, wanneer gy na het Blad wild vatten. Soo het wedden nu aangaat, zoo maakt alle Deuren en Vensters van de Kamer toe, in welke gy het zuld doen, maar laat alleen een Venster open staan. Legt dan dat Kaarte-blad in 't opene Venster, dat het half op het Venster-raam legge en half hange in de Kamer, laat dan ymand by het Kaarte-blad staan aan de zijde, met zijn hand daar over, niet op, maar een spanne of twee hoog daar van. Staat gy dan na de deur, en zegt dat gy hem een teken geefd, dat het Blad by uw sal komen, mid zoo doet de Deur open, zoo sal de Logt en de Wind het Kaarte blad ten Venster uyt wajen, en gy by de Trappen eer sijnde, suld het eerste kunnen krijgen, en den wedder met d' oppasser sal uytgelachen werden. 't Is een bedrog maar aardig in een Geselschap.
| |
XIX. Een Kaarte-blad die ymand uyt het spel genomen heeft, in een Spiegel te wijsen.
Dit komt den onwetenden vreemd voor, ja sommige souden meenen dat het Toverye was, daar egter de kunst soo groot niet en is, ik laat y- | |
| |
mand een kaart uyt het spel nemen, en besien hebben, weder insteken, of wel buyten het venster smijten, en daar na toon ik hem diergelijken bladt uyt mijn kaart in een Spiegel. De vraag is hoe sulks geschieden kan?
Wanneer sulks geschieden sal, moet men daar toe bereyden, even als de hocus pocus Konstenaars. Sy kopen by een Kaarte-maker verscheyden soorten van een blad, als 36 bladen Herten, 36 bladen Ruiten, soo veel Scoppen, Boeren, Vrouwen, &c. Dese steeken sy heimelijk by sich, d' eene soort in deese tas, en gene in een andere tas sak of beurs, tot dat gy se alle hebt van malkander konnen verbergen. Neemt dan een spel kaarten, laat daar een uyt trekken na voorgaande weddenschap, steekt die weder in u kaart, of smijtse in 't vuur of buyten het venster, als gy hem nu besigtigt hebt, maakt dan eenige babbeleguigjes gelijk de guichelaars doen, als met fluiten en blaasen, en krijgt ondertusschen met een behendige heymelijkheyd diergelijken uyt uw sak of tassen, en houd u dan of gy se uyt het spel kreeg, toond die dan in een Spiegel, soo hebt gy het gansche wedden spel gewonnen.
| |
XX. Een wijse om te maken dar'er een Vogel van een kaarte blad komt vliegen.
Neemd dan een Spel Kaarten, of Kaarte-Bybel, snijd dan de bladen altemaal vierkand uyt, diemen dan fraaytjes op elkanderen moet naajen, zoodanig, datmen niet zien kan, of de kaarten leggen gelijk, maar boven op legd men een heel blad, op dat men niet soude sien, dat de kaart uytgehold was, maar onder doet men geen | |
| |
blad, op dat men niet so de sien, dat de kaart uytgehold was; maar onder doet men geen blad, aldaar laat men het open, als men hier dan wat potsen meede wil uytregten, soo doet men aldus.
Men moet dan in dat uitgesneden vierkant in welke A getekent is, een Mosje of eenig ander klein vogeltjen, of in de plaats van een voogeltjen wat Suiker, een kikvors, een Ey, of yets diergelijks, 't geen de omstanders begeeren, gelijk met D is aangewesen. B nu vertoont de kaart, op die wijse als hy moet genaait of door stoken werden, op welke de bovenste kaart, allenig moet geplakt of ge- | |
| |
lijmt werden, op dat men de genaaide steken niet en moet sien, als men daar van binnen heeft gedaan het geen men begeerd, soo legt men daar een los kaarte-blaadjen over, dit blaatjen doet men daar van wat scheefjes op, om daar met de nagel van te kunnen schuyven.
Dit dan aldus bereid zijnde, heeft men maar twee kaarten van doen, een soo gemaakt als gesegt is, en een ander die men gedurig om de klugt, en de toesienders te bedriegen, verschiet, en weder in de sak steekt, maar de andere haald men daar behendig wederom uyt, die men dan met een neusdoek dekt, die wat groot is. Ondertusschen maakt men soo wat potsen van pouha, en met andere wonderlijke dingen.
Ten laasten steekt gy de eene hand daar onder en trekt het onderste blad van de kaart, dat 'er met een weinigje Was aan vast gemaakt is, en legd het booven op de kaart, maakt dan weder wat hokus bokes, vat dan met een swier het kleet ofte neusdoek, en doet het al schuddende op, dan sal het vertoonen, 't geene gy daar in of onder hebt gedaan.
Let wel dat gy de neus-doek of het kleet te gelijk met de kaart opvat en die schuddende, steektse met een geswindtheid in de sak, en maakt dan een harangue van het gene gy gedaan hebd.
| |
XXI. Om malkanderen door kaarte bladen yets geheyms te kennen te geven.
Neemt een kaarte-spel, legd de kaarten op een sekere ordere na malkanderen, sodanig als gy se altijd weder kond vinden, al se nu vervolgens altijt in ordre leggen, soo schrijft van de eene kaarte-blad tot de andere toe, 't geen gy geheym wilt schrij- | |
| |
ven, met seer weynig woorden. Schuift dan de kaarte-bladen onder een, soo sal niemand het schrift dat op de kaarten staat konnen verstaan, als uw vriend aan wien gy dat te kennen gegeven hebt, die se weder als in ordre brengen, en lesen dat'er op staat.
| |
XXII. Om ymant een kaarte te doen uyt-trekken, die daar na onder d' andere kaarte te ondersteeken, ende weeten te seggen wat het voor een kaarte was, die der uyt getrokken was.
Gy sult daar wel op letten, dat eer gy de kaarte doet uyt-trekken, gy in uw memorie sult nemen, en sien wat voor een kaarte onder alle de Kaarten leyt, dan met een gratie of abelheid, op dat niemand en merke als gy de selve sult gesien hebben, sult gy'er een blad doen ofte laten uyttrekken, als gy dat sal uytgenomen ende gesien hebben, suld gy 't selve op de gedekte Tafel doen leggen, daar op dan leggende alle de andere kaarten, doende de helft afnemen ende het onderste boven leggen, wel lettende die al t' samen te nemen, ende soo moogt gy laten afnemen, ende weder boven op leggen, soo menigmaal als 't u belieft, daar na willende de Kaarte vinden die uytgetrokken was, siet in de kaarten, ende soekende de kaarte die gy eerst in memorie naamt, als gy de kaart vind dieder voren sal zijn; sal deselve wesen die der uytgetrokken was, ende soo is dat spel gedaan, ende merkt wel dit Spel wel te onthouwen, want dit is 't fondament van alle d' andere spelen.
| |
| |
| |
XXIII. Om een Kaart yemandt uyt te doen nemen, ende die daar naar onder de andere te doen, en naar veel onderstekens hem vraagen in de hoe veelste Kaarte hy begeert dat sich sijn kaarte bevinde, beginnende van onderwaart te tellen, makende dat sy haar in 't versogte getal sal vinden.
Gy suld het eerste spel doen als ik u alree gewesen heb, ende daar naar de kaarte gevonden hebbende, suldy die ondersteken sonder te laten sien aan ymand, u derhalven wat achterwaarts trekkende, en die met de hand dekkende, op dat men niet sien en kan, suldy dan vraagen ten hoe veelen dat hy begeert dat sich de selve kaarte bevindende, ende soo hy ten lesten seyt, van onderen vijf kaarten af nemen, houdende de kaarten achterwaarts, en als dan in de seste, suldy hem sijne kaarte geven, ende soo suldy hem sijne kaart tot sulken getal geven alst hem belieft, gevende dit altijt in 't leste.
| |
XXIV. Om 4 Koningen te nemen oft 3. andere kaarte van gelijken, en steken d' eene boven d' andere Kaarte, d' andere in 't midden, en de 3. onder, en doen daar naar die alle 3. by den anderen bevinden.
Gy sult waarnemen dat eer gy op tafel legget de 3. koningen ofte de 3. kaarten die u sal gelieven te nemen, de vierde haar gelijke, ende leggense behendichlijken dattet niemand en merke boven op, ende dan suldy de andere 3. gelijke kaarten nemen, ende leggen se binnen op, en onder, ende in 't midden als ik u geseit hebbe, daar na suldy | |
| |
doen afnemen ende leggende het onderste dat tet boven komen op de kaarten, ende daar naar in de kaarte siende, suldy sien dat se alle 3. by den anderen zijn sullen, ende 't sal wonderlijk vallen.
| |
XXV. Om eenige hoopkens met de Kaart te leggen, ende weten te seggen de Kaarte die boven op de hopen zijn.
Gy sult waar nemen de kaarte te sien die men boven al de kaarte vind, eer gy de hoopkens leggen sult, ende onthouwense, ende daar naar suldy soo veel hoopkens maken als 't u belieft, ende willende weten de kaarten die booven liggen, suldy een kaarte van booven eender hoopkens nemen, seggende dat 't de geene is die gy saagt, daar naar sult gy de afgenomen kaarte alleen, ende nemende een ander kaart van eenen anderen berg, of hoop suldy die nemen die gy alree in de hand hebt, ende daar naar een andere nemen, ende seggende dattet de twede is die gy naamt, ende soo vervolgende nemen de laatste die gene die gy eerst saagt, of in gedagten neemt, ende daar naar toonende al de kaarten, sullen se sien dat gy 't geraden hebt, ende 't sal lustig zijn.
| |
XXVI. Om drie hopen te doen leggen mette kaarte sonder daar by te zijn, ende te wete te raden hoe veel oogen dat onder de 2 hopen zijn.
Gy sult se waarschouwen dat in 't maken van de hopen, die met getal gemaakt moeten worden, te weten daar naar het ondersteken van de | |
| |
kaarte, hy de eerste kaarte sie, die onderleyt ende sie hoe veel hy telt, ende soo 't een 6 is, dat hy de selve kaarte bedekt op de tafel legge, seggende ses, ende daar naar die volgt die daar op leggende seven, ende soo kaarten daar by voegende en het getal vermeerderende tot de 15 toe, ende dat sal eenen hoop zijn, daar naar siet de kaarte die onderleyt leggende die op de tafel, beginnende van dat getal ende altoos een kaarte meerderende tot het getal van 15 toe, ende alsoo suldy den derden hoop ook maaken, ende willende daar naar weten hoe veel oogen onder de 3 bergen oft hopen zijn, suldy de overschoten bladeren sien, sullen ook de oogen zijn, die men onder de 3 hopen vint, ende 't sal aardig en fray schijnen.
| |
XXVII. Om ses Hoopkens met de kaarte te maken, ende hem een kaarte te tonen, ende weten te seggen van wat blad het was.
Gy sult al de kaarten in de hand nemen, ende met een knaphandigheydt suldy de leste kaarte sien, daar naar suldy vijf hoopkens maken, daar naar suldy den eersten hoop nemen, en verdelen van de onderste kaarten; eenen op elk hoopken, op de 5 hoopjens, die daar bleeven op de Tafel, daar naar u selven d' oogen stoppende, suldy de leste kaarte laten sien die vervolgt, de welke de geen sal zijn, die gy eerst saagt, ende als gy se hebt laten sien, suldy die onder d' ander kaarten ondersteeken, ende daar naar suldy hem met een aardigheyt weten te seggen, wat het voor een blad was dat sy sagen, ende 't sal schoon zijn.
| |
| |
| |
XXVIII. Een seer geestige konst met de kaart, om vier Asen, of vier Koningen, of andere vier kaarten van een slag, by malkanderen te toonen in de tegenwoordigheyt van alle die aan tafel sitten, te weten, die vier gelijke kaarten verstekende, en de selve wederom, sonder de kaart te verschieten, by malkander te doen vinden.
Legt de 4 gelijke kaarten onder 't Spel by malkander, en houd d' een van de vier kaarten half boven d' ander, gelijk als men se in de hand heeft om te spelen, tusschen de onderste van allen, steekt twee van de andere kaarten, en bedekt se met d' onderste kaart dat men de twee andere niet siet, en strijktse daar na al t' samen tot u, en trekt dan een van onder uyt, laatse sien, en legtse boven op, segt, daar is een van de vier gelijke kaarten, trekt nog een van onder uyt, sonder die te laten sien, want het een is van de 2 bedekte kaarten daar agter, de onderste van de vier gelijke was, daar na trekt nog een van beneden, steekende deselve in de kaarte zonder te laten sien, als de voorige, en segt, dat is nu de derde van gelijke (want zy de 2 die achter de eerste bedekt waren) niet gesien hebben, so blijven daar onder nog 3. gelijke kaarten by malkander, ende boven leid'er eer, dan meinen se datter maar een boven en onder is, ende 2. in 't Spel, laat dan 't Spel afheffen waar se willen, zet dan den ondersten hoop op den afgeven hoop, soo koomen al de vier gelijke kaarten by malkander.
| |
| |
| |
XXIX. Om een kaarte te doen veranderen in een andere kaarte in tegenwoordigheyd van alle 't Volk.
Neemt een blad welke u lust, en toond het aan 't volk, maakt dattet een geschilderde kaarte zy, of een Tien: seggende, siet gylieden wel, mijn Heeren wattet voor een blad is? Op d' ander zy hebt gy een aas gemaakt van enkel papier, en gy legtse onder den hoed, en met dat de kaarte bedekt is onder den hoed, dan keert de kaart om dat het niemand siet, seggende, gy Heeren: hebt gy wel gesien wat voor een kaart dat onder den hoed is, sy sullen antwoorden den klaver knegt: en als gy den hoet op neemt, soo is 't klaver Aas: neemt als dan de kaart op, die weg stekende dat het niemand daar onder sie, ende sy sullen sich verwonderen.
| |
XXX. Om eenige hoopjens met de kaart te maken, waar onder siende, men bevinden sal onder te wesen of al geschilderde, of simpelkaarten, soo gy 't hebben wilt.
Neemt 't gantsche kaart-spel, kort alle de geschilderde een weynig van onder en boven, soo vallen sy korter als d'andere, maar de leege kaarte die suldy van beyde de sijden korten, op datse smalder vallen als d' andere, daar na ondersteekse wel; maakt daar van so veel hoopjens als je lust: en soo je wilt dat al de hoopjens ongeschildert sullen wesen, neemt de kaarten af nae de brete in't leggen van de hoopjens: maar soo je wilt dat se al leeg sijn, soo sult gy de kaarte in de lengte af nemen in 't maken van de hoopjens, ende soo vind gy u saken fiks.
| |
| |
| |
XXXI. Een Wedspel omtrent de kaart.
Neemt een kaart spel, legter drie bladen van om, dat de witte sijde beneden blijft, als boven, en legt het geheel Spel in u hand, en laat hun een van boven nemen, en daar in sien: die wederom boven leggende, laat u hant straks sinken met de kaarte deselve d' onderste boven keerende, vraagt wat kaart het was die hy sach, en als hy se noemt soo wed om een kan Wijns, dat hy 't niet wel onthouden heeft, laat hem dan de kaart af nemen die boven leyt, soo vint hy se contrarie te sijn.
| |
XXXII. Om een kaart te laten trekken, en laten hem de selve kaart weder in't kaartspel steken, dat gy sult alle kaarten na de solderinge werpen, soo dat de kaarten die hy getrokken heeft aan de solderinge kleven sal, de rest weder om leeg vallende.
Gy sult de lange kaarten van schuppen of van herten alle met de punt eene weg leggen, en laten dan een blad daar uyttrekken, ende laatse hem besien: daar naar keert 't spel om, laat hem sijn getrokken blad weder in steken, soo sult gy sien dat de punt van sijn blad contrarie legt van d' andere en daar suldy se kennen, siet dat je die met een abelheyd boven op de kaarte krijgt, hebt daar wit Was en kalk onder gesmolten, of Vogel-lym soo veel als een halve erwete; dat gereet hebbende in een hoexke onder de Tafel: En als je dit doet, soo werpt 't geheele spel dat bovenste na de solder, soo sal 't daar aan kleven, en de rest neer vallen: elk sal denken dat'et Toverye is.
|
|