| |
| |
| |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Tover-boek, of Speel-toneel der Konsten. Het Tweede Boek. Bevattende verscheyden Potsen en Natuurlijke Verborgentheden die men kan doen en nemen, omtrent het Water, Ys, Sneeu, Bier, wijn, en ander vochten meer.
| |
I. Van den Water-drinker, en verscheyde koleurige Wijnen en Gedisteleerde Wateren uyt te spouwen en te braken.
Hoe dit Water drinken over eenige Jaaren van seker persoon is geschied, weet men tot nog toe niet seeker te seggen. Men meynt dat hy een fontenel had, die sig door de strot in den mond onder de tonge opende, hier door leyde een looden | |
| |
Pijpjen, welke beneden in een leeren pijp eyndigde, en tot onder in de schoenen kan neer gaan, wanneer hy nu water dronk, liet hy al het water door deze Pijpen onder de schoenen uyt, 't welk niemand en merkte.
Maar als het gebeurde dat hy allerley Fijne Wateren spoog, soo liep desen pijp in verscheyden Schaps-blaasjes, die hy in de sijden onder 't hemd hadde hangen, alle deze blasen moeten dan met allerley soorten van wynen en brandewijnen gevult sijn: wanneer hy dan diergelijke wateren spoog, duwde hy met sijn hand in de sijden, en persten deese vogten door de pijpen na de keel in den mond, en konde die doe lichtelijk uytbraken.
Vorders kan men den hals bedekken met een lobbe, op dat de looden Pijpen, door den hals loopende, niet gesien werde.
Noch heb ik een ander gesien, die ettelijke glasen met warm water agter malkanderen dronk en sijn maag soodanig gewend had, dat hy het water ter- | |
| |
stond weder klaar konde uytspuwen: maar dese persoon, moest dit doen eenige uren na dat hy gegeten had, anders hadde het water troebel geweest.
Wanneer sig hier ymand maar toe gewend, is het seer licht te doen, even gelyk als sommige, die yets lekkers gegeten hebbende het wederom in haar mond konnen doen komen.
Vorders dronk hy het water klaar en helder, en braakten het rood. De oorsaak daar van was, dat hy iets roods gedronken of gegeten had, het welk het gedronken water terstond rood maakte, en het by gevolg rood uytgebraakt wierd.
Ook was het van verscheyde reuk als Jasmijn, Roosen, Lelien, &c. om dat hy in yder glas, daar hy het water in spoog, een druppel of twee van der selver tinctuur, ofte essentie gedaan had.
| |
II. Om een Beeker van Ys te maken, en Ys in de Somer te vertoonen.
Men neemt dan een gladde silveren of tinnen Beker, in de welke men sneeuw en sout doet, dit set men in een pot met water tot booven aan de rand, ondertusschen roerd men het Sout met de Sneeuw onder malkanderen, onderwijl als dit geschied, soo begint het Ys rondom buyten de Beker te groeyen, ja soo dik, dat men daar fatsoenlijk uyt kan drinken, als men de selvige van den tinnen of silveren Beeker heeft los gemaakt, door de voorige compositie daar uyt te gieten, en door warm of heet water daar in te storten.
Wanneer het nu des Soomers gebeurt dat het hagelt, gelijk het veel gebeurt is, kan men op de selfde wijse te werk gaan, soo sal men in den Somer Ys kunnen vertoonen.
| |
| |
| |
III. Om sneeuw tot in de Somer te bewaren.
Sou het geen toverie zijn dat ik seyde, dat de Sneeuw in kaf, even als Campher in Lijnsaad, bewaard kan worden. Dit werd in Italien dagelijks in 't werk gesteld, alwaar sy op soo een wijse in de spelonken en holen der bergen, de Sneeuw tot in den Somer toe bewaren, om haar kannen en kruyken met water en wijn in te koelen. De gemeene luyden hebben daar groote winste af, met die aan de rijken te verkoopen.
| |
IV. Een Sak-fonteyn om malkander in een geselschap te bedriegen.
Wanner men in een Maaltijd van goede vrienden by elkanderen is, werd het waardig geagt, dat men eenige fraaje kunsjes voor den dag kan brengen, soo kan men dit met desen mijn sak-fonteyn, daar men meede boerten wil, van ter sijden heymelijk in het aansigt schieten, niet wetende waar hem dit soo schielijk van daan koomt.
Laat dan een Flesse van blik of koper maaken daar omtrent een mingelen nats in gaat, en dat in soo een gedaante dat men se bequaamlijk in den sak kan steeken, laat hier een pijp aan maaken, in welkers grond eenige ronde gaaties zijn, booven aan den hals moet ook een gat zijn, om een sleutel in te steeken, om open en toe te draayen.
Neemt dan een spuyt, daar mede men, het sy water of wijn in de Fonteyn met kragt van boven in spuyt, en soo ras als het vogt daar in is, moet men de kraan vaardig toedraaynen, en set dan weder de spuyt, als hy met vogt geladen is op de mond van de fles ofte fonteyn, en doet de kraan weeder | |
| |
open, en duwd het uyt de spuyt weeder in de fles tot dat hy vol is, draayt dan de kraan toe.
Soo gy se nu gebruyken wilt, soo set 'er het Instrument, van soo een forme als gy begeert, boven op, en versorgt datse wel digt sluyten, op dat 'er geen logt ter zijden in een dringe. Hier mede kont gy op maaltijd, of daar gy het geselschap vermaaken wilt, veel kortswijl hebben.
| |
V. Om sonder weegen te weeten hoe veel sout in allerley sout waater is. Of welke vogt dikker of dunder is.
Maakt een lank-werpig rond houtjen van swaar en wigtig hout, omtrent van een ander half voet lang, laat het ook aan 't eene eynd dikker zijn als aan 't andere eynd. Laat het dikste of onderste eynd uytgehold werden, giet dat dan vol met Lood, op dat als het houtjen in 't water geset werd, lijn-regt ofte perpendiculaar over eynde staat, en niet aan deese of geene zijde komt te hellen.
Neemt dan een Tobbe of pot vol soet Waater, laat daar dan een lood souts in smelten, dit nu volkomen gesmolten zijnde, soo set daar het voorschreven stokjen in, en teykend dan aan het stokjen hoe diep het daar in sonk, dat met een gevoegelijk kan geschieden.
Dit gedaan zijnde, smeld in het water nog een Lood souts en set het stokjen daar weeder in, en teykent met 1, 2, hoe diep het daar in sinkt, 't welk om de dikte des waters dan hooger sal dryven als te vooren.
Dit kan men nu soo lange doen, tot 'er ettelijke looden in het Water sijn gesmolten geweest.
So het nu gebeurd dat men wil weeten in wat Zee-water meerder sout is, om sout uyt te kooken, behoeft men maar dit stokjen daar in te doen dryven, | |
| |
soo sult gy terstond weten of 'er veel of weynig souts in is.
Behalven dit kan men meede lichtelyk wegen welk vocht of Waater dunst of dikst is, na dat 't selve daar min of meerder diep in sinkt.
| |
VI. Om te weeten van twee of meer lichamen, die swaarder sijn als het water, sijnde van verscheyden soort, nochtans evenwigtig, of zy in grootte over een koomen of niet.
Neemt twee Metale Lichamen, als van geld, gelyk in gewigte, maar verscheyden in Metaal; indienje nu wilt weten, welke van beyden het grootste ofte kleynste lichaam of omtrek heeft: soo hangt beyde lighamen met een haartjen vast gemaakt aan een belans in 't water, en siet hoe dat de wigten minderen: soo sy eevenwigtig blyven, sijn se ook even groot van omtrek. Maar soo de belans ongelijk hangt in 't water, zijn se in groote van elkander verschillig, want welkers gewigte meer verminderd is de grootste.
Hier door kan men weeten of eenig geld van een valsche munt is of niet.
| |
| |
| |
VII. Een werktuyg om het waater van onderen uyt de Zee te putten.
Om dit Werk-tuyg te maken heeft men alleen een vierkante Emmer van doen, welkers beyde Bodemen E E soo sijn gemaakt, dat als het gewigt A het yser B neertrekt (aan welkers Emmer C, met twee handhaven D D, hebbende de twee klap deuren vast gehegt, sy) en alsoo de Emmer na om lage trekt; de wederstant van het water houd de Emmer in de postuur C, soo dat 't water ligtelijk op die tyd kan door gaan wanneer den Emmer nederdaald. Maar wanneer den Emmer door het tou F naa om hoog getrokken werd, soo trekt de weederstand van het water, die van die beweginge ontstaan is, den Emmer na de grond, en houd hem in den stand, gelijk in de figuur getoont werd; soo dat het water dat 'er binnen besloten is niet uytgaan, nog het buytenste binnen komen kan.
Hier door kan men weeten of het waater onder in de grond van de Zee soet is of niet, gelijk als van Linschoten meynt dat omtrent de Persisch Zee soude geschieden.
| |
| |
| |
VIII. Om Bier en Waater onderscheiden in een Glas te doen, en 't Bier onder en het Waater boven, en dan het Bier van onder uyt te drinken.
Neemt een wijd hoog Bier-glas, vult dat half vol Bier, doet dan op dat Bier in het glas een doek, of neusdoek uyt uw sak, giet daar het Waater op, tot het glas vol is, laat het dan sagjes door de doek lopen, op dat het Bier en het Water niet onder een menge, dan sult gy beyde de vogten onderscheydelijk van elkanderen gemengt sien. Wilt gy nu het Bier van onder uyt drinken, soo steekt daar een pijp in tot den bodem toe, en gy sult het alles van onderen uyt kunnen suygen.
| |
IX. Hoe men een glas Wijn sonder storten kan omkeeren.
Om eenige kunsjes op een maaltijd te doen is het niet onaardig over maal een glas met Wijn sonder storten om te keeren: soo neemt dan een roomer, doet hem by na vol wijn of water, legt dan daar een Papier op dat niet te doorvloeyende is, houd uw hand dan op het Papier, en keerd de roomer om, laat uw hand van het Papier af, soo sal de Wijn niet uyt het glas storten, en op het Papier blijven staan.
| |
X. Om een Lighaam van vier even gelijke drie-hoeken gemaakt, te werpen, dat het met sijn spits onder en met sijn vlakte boven sta.
Dit schijnt in 't begin den onwetenden een ongeloovige saak, maar als hy het eens siet, sal hy 'er om laggen. Snijt dan van week houdt een Tretratron
| |
| |
of Lighaam met vier eeven gelijke drie-hoeken. Vult dan een tobbe met waater, en werpt hem daar in, soo salhet eene spits na onder toe slaan, en de Basis of het breede sal boven drijven.
| |
XI. Een altijd springende Fonteyn.
Het is seer vermaakelijk en playsierig, dat men in sijn Hofsteede of Thuyn, soodanigen Fon-
teyn weet te ordineeren, daar altijdt water uytspringt en noyt niet stil en staat, soo diend dit tot | |
| |
een onderregting van die gene die hun vermaek met soodanigen Fonteyn believen te nemen.
Men sal een Fonteyn laten maken gelijk dese Figuur uytwijst.
De bak A met water gevult zijnde, loopt na om laag door de pijp B in de bak C, het water nu van de lugt gedrukt zijnde, word naar om hoog gedrongen door de pijp D, in de bak E, het water daar in komende, werd van het inloopende uyt de pijp D so geperst dat het door de pijp F moet uyt bersten; welk water recht neder vallende, komt wederom in de bak A, 't welk al gedurig omlopende, een altyd springende Fonteyn kan genoemd werden, en is seer playsierig in een Tuyn; Hofstede, of op het Land te gebruyken.
| |
XII. Om de Glasen en Kannen in de Somer soo koel te houden als in de Winter.
't Is in Italien en andere plaatsen gebruykelijk, hare drink-vaten tusschen eenige stukken Ys te leggen, doch dewijl men het Ys niet wel altijt hebben kan, so neemt gemeen put-water, smijt daar soo veel sout in als daar in kan smelten, dat gedaan zynde, soo doet daar noch soo veel Salarmoniac in, en alle bier of wijn-kannen sullen daar uytnemende kout in blyven.
| |
XIII. Een Middel om te weeten hoe veel Wijn of Water datter in eenige Tonnen noch overig is, sonder het Spons-gat te openen, alleen door het gat waar door men gemeenlijk tapt.
Men sal maar nemen een pyp van een Glas, weynig gebogen na beneden en daar door selfs die | |
| |
accommoderen in de tap, rechtende de rest van de pype om hoog, als dan sult gy sien dat de Wijn door de Pijp soo hoog, en niet hooger klimmen sal, alsse in 't vat is, door gelijke wetenschap sou men het Vat kunnen vullen ofte meerder daar by doen, ofte de Wijn veranderen van het eene Vat in het andere, sonder het Spons-gat te openen.
| |
XIV. Of het waar is dat eene ende 't selve Vat meer Wijn of Waater in houdt, in de kelder als op de Solder, en meer aan de voet van den Bergh als daar booven op.
'Tis een waaragtige sake, om dat het Water, en alle andere vogtigheden sich altijt in de ronde geeft, om het middelpunt der Aarde, en dewijl het Vat nader by het centrum is maakt het vlacke van het Water een kleynder globus, en dien volgens meer gevult, en uytstekende boven het Vat; ter contrarie, wanneer het selfde Vat is verde van het centrum der Aarde, maakt het vlakke van 't water een groote globe, en daaromme minder verheven boven uyt het Vat, waar van daan komt dat binnen sijn boorden meer water in de kelder houden sal onder aan de voet van den Berg, als op een Solder of op de top van een Berg.
1. Door deselve beginselen kan men besluyten, dat een selve Vat soo veel meer inhouden sal, als het meer nadert by het centrum.
2. Dat men een Vat soude konnen maaken seer dicht by het centrum, dat meer Waters sal houden booven sijn boorden, als in sijn begrijp, so de boorden niet te hoog en waren.
3. Dat het Waater na by het Centrum sig komente ronde, allen t' halven het Vat naulijks sou konnen raken, dat selve quetteerende ten deele, en | |
| |
geheel als men het voorseyde Vat soude komen te dragen over het centrum.
4. Dat men niet soude kunnen dragen een Emmer of een Vat heel vol Waters, uyt de Kelders op de Solders, sonder iets te storten, ter oorsake in 't opgaan het Vat minder capabel word, en derhalven is het noodsakelijk, dat sy eenig deel van het vocht kome te ontladen.
| |
XIV. Om een Swem-riem te maken.
Neemt goet sterk leer, omtrent een half elle breed en soo lang dat het den gebruyker op twee vingeren dik na, om het lijf toe gaat, daar na sal het met twee gordel-riemen, en twee daar teegenstaande gespen, al t' samen wel vast aangenayt en versien zijn. Dit leder deelt men in twee deelen heel gelijk, en op elken deel naayt men eene op de selve manier, bereyd met Was en Terpentijn, te weten, een wel-bereyd Hondenvel, wanner het selve in Pens-soppen wel geweekt heeft, en in de naaden wel versien is, dat sy gelijk twee sakken tegen over malkanderen zijn, dog dat d' een niet breeder als d' ander aan genayt en werden, daar na sal men aan elke sijde van de Swem-riem nog een pijpjen hebben, soo lang dat het aan den Riem gebonden zijnde, men in den mond kan neemen, en 't selve dan in 't gesneden gaatjen steeken, en als dan de beyde pijpjes met vlas-hair, naast by de sakken ombinden, als dat men hem daar wel op verlaaten mag. En ten laatsten sal men ook in elk pijpken een wel gevoegt tapken maken.
Dewijle dan by dese sakken met sonderlinge neerstigheyd te merken is, wanneer dat desen Swem-riem op de voorschreven manier bereyd is, en om het lijf gebonden, en wel opgeblasen behoordt te | |
| |
werden; en sulken opblasen geschiet niet met'er haest, ten waare dat men nog dese bequame middel daar toe gebruykte, namelijk eer men beyde de pijpjes inbind, sal men te vooren aan yder dikste eynd van het pijpje, welk ingebonden sal werden, een ventoose, soo het Balance-maakers noemen, hebben; dat is sulken leertien gelijk aan de blaasbalken gevonden werd, men vind se ook by de Orgel of Blaas-balk-makers, en klep, of ventiel genaamd, maar het moet met meerder sorg, als aan de Blaas-balken noodig is, aan gehegt werden. En wanneer dan de wind door het pijpjen ingeblasen werd, moet volgen dat den wind van wegens het voorvallende klepjen de selve inhoud, tot den sak vol is, en als dan stopt men het pijpjen met het voorschreven wel gevoegt tapjen digt toe. Desen Riem is dan een bequam instrument in het onweer en Schip-breuk.
| |
XV. Om de diepte van de Zee op alle plaatsen sonder touw te meeten.
Om dit te doen, soo maakt een Bol van Denneboomen hout of Boog-hout, of uyt eenig ander ligt hout, gelijk A: Laat dan deese kloot wel vernist of met pek besmeerd werden, op dat 'er geen waater in en dringt, neemt dan een kloot, Loot of Steen, die swaarder is als de houten kloot, om de selve needer te haalen: Laat dan aan den bal A een haak gemaakt werden B, uyt koper of yser en een penne C, met sijn uyterste omgebogen F, drukt dan de pen met u vingers door het om gekrolde eynd in de voorseyde haak, hangt daar dan het gewigt D aan, door des selfs oog E, en laat soo den kloot met sijn aanhangende gewigt sagjes in 't waater needer daalen, gelijk de Figuur hier booven afge- | |
| |
beeld, tot den grond toe al waar het gewigt D eenigsints gedrukt werd, en teegen den grond aan borst, soo dat de kloot A daar af springt, en naa om hooge drijft: om nu te weten hoe lange de kloot is onder geweest, soo moet daar toe eenige nette uurwerkjes hebben of water loopen, op welk men onfeylbaar tot het minste minutjen sien kan hoe lange de selve is onder geweest.
| |
| |
| |
XVI. Om een Glas vol Wijn of water hebbende, soo vol te doen, dat'er geen druppel meer in kan, daar nog booven dien eenige Ducaten in te laten vallen.
Laet een Beeker of glas soo vol Wijn, Water of yets anders gedaan werden als het gaan kan, jaa dat 'er niet een droppel meerder in kan gaan; steekt dan daar boven in 't midden nog een Ducaat in, soo sal hy sonder het vogt te doen uytloopen te gronde gaan, dit kunt gy met drie, vier of meerder probeeren.
Nota: Hoe groter en wijder het glas is, en de vogt dikker, hoe meer Ducaten dat gy 'er in sult steeken. Soo dat men in een tobbe met water dikwils agt of tien pond nog sou kunnen doen sonder dat se storten sou.
| |
XVII. Om te maken dat roode en witte Wijn onderscheydentijk in een glas gesien en gedronken werde.
Schenkt dan in een gemeen glas den witten wijn, en in een nauw gehalst glaesjen den rooden Wijn, houd den mond van dat glaasjen met den duym toe, en houd het soo omgekeert in het glas met witte Wijn, doet dan uw duym weg als de mond van dat glaasjen den bodem raakt, en laat de roode alsoo sagjes daar onder lopen, soo sult gy den witten boven sien en den roode onder, maar om dit wel te doen, meen ik dat men sulks beter met een Wynverlaaters pomp souw doen, welke boven toe gehouden werd, tot dat hy in den grond van het Wijnglas koomt, en daar zijnde boven open gedaan werd.
| |
| |
| |
XVIII. Om een glas met waater aan een touw te hangen, tegen welke geslagen zijnde, het waater niet neder valt en het glas niet breeken, en het water om het glas vloeye sonder storten.
Als men dit ymand eerst segt, schijnt het een wondere saak te zijn, maar bekend zijnde lagt men daar mede.
Neemt dan een glas water, doet die in een kalver- of verkens-blaas, bind die digt toe, en hangt hem op; daar tegens geslagen zynde, sal het water uyt het glas rondom den Roemer loopen het glas niet breeken, en het water niet nederstorten op de aard. Let wel dat de blaas diend opgeblasen te zijn.
| |
XIX. Om Waater in een glas te doen opklimmen.
Neemt een Wyn-roemer en doet daar brandend werk in, houd hem dan op het koude waater, dat hy effen het water rake, en na dat de lugt in de roemer sal kout geworden zijn, soo sal het water opklimmen. Dit geschied op de selfde wijse als in 't koppen, of gelijk men met een warme fles de melk uyt de borsten haald.
| |
XX. Een Water-Harnas.
Om dit te maken, soo is eerst van nooden een paar goede wel getoude of bereide Runderhuyden, die men aan malkander lassen sal; 't welk alles zoo digt moet zijn, datter geen logt door en | |
| |
kan, welk men bestryken zal met dry pond Was, een pond Terpentijn, en een vierrendeel goede harde vernis, laat dit alles te samen smelten, smeert dan hier het leeder mede in de Zonne-schijn. Smelt dan in een andere pot Pek, Terpentijn en een weynig was, daar in steekt men hennep, of lang vlas hair. Dese hennip moet men in zyden, die te zamen behooren in naaijen, en dat men dubbelde steeken op de manier als de Vissers Leersen genaayt zijn, dit leer moet dan opgenaayt werden als een tou of balge, welke booven eng en onder wijt is, daar na moet men anderhalve handbreed, of vier of vijf duym van den andere genaay- | |
| |
de bodem onderwaarts meeten, en in sulken wijte rondom het leer, 't welk te samen genaayt is, logt-gaten snyden (om door te zien) van eenderley wijse, en soo veel logt-gaten als men heeft, alsoo meenig sterk houten hol gedraayd pijpken moet men hebben, welke op dese manier moeten gemaakt werden, te weten, de holligheyt moet een duym wijt zijn, de dikte van het hout rondom ook een duym, en de lengte drie duymen, dan moet men soo veel ronde glaasjes hebben als 'er pypjes zijn, welke in de selve passen, door welke men ligt schept. Laat dan de pypjes in pek, was, terpentyn en lyn olye zieden, soo sult gy dan de glaasjes in de voorschreven pypjes setten een halve duym breed van malkanderen met de voorschreven ingedoopten hennep of vlas. Dit gedaan zynde, sal men elk pypjen daar de glaasjes in staan, in de uytgesneden gaten van het leeren Harnas steeken, wel verstaande dat se eerst met vlas, 't welk in 't voorverhaalde cement gedoopt is, wel bewonden sullen werden, en de eyndekens van de voorschreven uytgesnede gaten, die sternsgewys zyn, sal men menigte van kleyne nagelties aan de ingesteken houten pypjes nagelen, en daar en boven met nog meer vetgesopte vlas haar daar om winden en met gesmeert bindgaren binden, dat de selve wel bewonden, en de vetgesmeerde houte pypkens wel digt en vast in het voorschreven Instrument staan.
Als nu het lyf van 't Water-Harnas met het cement smeeren versien is, datter geen water of wint in en kan dringen, neemt dan een yseren of eyken reep, die soo groot moet zijn dat hy het onderste steel van het Waater-Harnas van binden kan begrypen. Den selven reep mag men wel onder aan de rant van 't Water-Harnas binden, neffens desen moet nog een houten reep zijn, die vast in 't midden van het Water-Harnas past, de hoog- | |
| |
te van die reep moet ontrent vierde-halve voet zijn.
Na sulke wijte en lengte der vierde-halve voet, moet men drie of vier sterke, het sy gelijk, ronde of vierkante stokken hebben: deese moeten niet alleen aan den ondersten reep, maar ook aan den bovensten inwendig en niet van buyten aangeschroeft ofte wel vast aangebonden werden, invoegen dat men bemerken kan genoegsaam daar meede versekert te zijn.
Daar na diend men twee goede sterke riemen te hebben, welke men aan de bovenste reep moet vast maaken, datze niet over malkander en konnen komen, die na vereysch van de engte en wijte mogen wenden. Dese vier stokken met twee reepen en riemen moeten van binnen in het leeren instrument ingehegt werden, soo vast als het lijden kan.
Eyndelijk moet de geene die dit Harnas dragen wil, hem selven wegen. By voorbeeld, den gebruyker van 't Harnas weegt 150 pond, so sal men so veel steenen als 150 pond swaar wegen, welke steenen den Gebruyker in een sak in 't Harnas sal hangen, en stellen als dan het Instrument op het water, by soo ver dat dit gewigt van 150 ponden, het Harnas onder 't water tot op een half elle na trekke, soo is 't wel, maar indien het soo niet gebeurd, soo moet men noodwendig tot het gewigt des gebruykers, soo veel gebondenen steenen of gewigten ordineeren, tot dat het by gevoegde gewigte ofte steenen, 't selve seer na onder 't water trekken, dan heeft men de regte proportie, het overige gewigte, dat meerder weegt dan den Gebruyker, dat moet by sonder gewogen en opgeschreven werden. By voorbeeld, als het overwigt net 40 ponden weegt, de selve 40 ponden ordineert men van steen, lood of andere metalen, dog moet men agt neemen, dat al sulken overigen ge- | |
| |
wigt van steen, lood, of yets anders wel ordentelijk in 't gewigt, het zy rondom, ten minsten in 4 of 6 delen, onder aan den yseren teep, net ingedeeld aanhangen moet werden. Als dan den gebruyker, welk vooren 150 pond gewogen heeft, in het Waater-Harnas kruypt, hem selven na sijn beste vermoogen onder aan sijne beenen omgord ende vast maakt: en hy hem selven vorder wilde voorsien met nog 10, 14 of 20 pond lood, yser of metaal, aan eenen kloot, of welke kloot of stuk aan een koorde of snoer hem met onder 't waater trekt kan hy de gebruyker door middel van de overige 40 ponden gewigts, (als by voorbeeld verklaart is, dan sommige moeten ofte mogten wel meerder overig gewigt hebben) waar dat hy dan wil in de diepste waateren soo ver sijne koorde aan 't bovenste gewigt lang is, daar onder gaan, staan, lesen, schrijven, eten, drinken, singen, en wat men voor kortswijl meer bedenken kan, en dit voor een langen tijd, sonder eenig gevaar.
Met dit Harnas kan men in tijd van nood door de Rivieren of Zeen gaan en sig verbergen: ook soo kan men eenige kostelijke schatten hier door in de Zeen of andere wateren verbrengen.
| |
XXI. Om een ruyme tijdt onder Waater te kunnen gaan.
Is 't dat gy eenige tijd in 't water wilt gaan, soo stopt uw ooren toe, en neemt een swaren steen soo swaar als gy in 't water houden kunt, gaat daar meede onder waater, met op geblasen kaken en toegenepen oogen, alsoo sult gy een geruyme tijd onder het water kunnen blijven.
| |
| |
| |
XXII. Om vierderley of meer Drank in een glas booven malkanderen te doen staan.
Giet in een langwerpig rond glas twee vingeren hoog met melk, giet daar een weynig Olye over, neemd dan een stukjen Brood zoo rond als het glas is, leegt daar op de Oly, sulks kan men ook met een Papier doen, giet hier nu wederom Bier op; en doet weder Olie daar op, dan kunt gy daar rode en witte Wijn, &c. opgieten so lange tot het vol is.
| |
XXIII. Om Tabak door het water te Suygen.
| |
| |
De Perzianen hebben een gewoonte datze hare Tabaks-rook door het Water suygen, om dat de rook des te lieflelijker en te suyverder soude wesen, dit doen sy door middel van Kokus-Noten; maar ik heb het wel gedaan met een Glas A, half vol Water B, in welke stond een Pyp met brandende Tabak gevuld C, item nog een andere Pyp D, welke het Water niet aan en raakt, vorders is dit Glas met een Blaas E. Als nu yemand suygt door den Pyp D, sal de rook uyt het Water B, uyt de Pyp C, in den suyger zyn mond komen.
| |
XXIV. Hoe men Water in een Zeef kan dragen.
Sulks kan op veelderley manieren geschieden, wanneer men de Zeef verstopt, of dat men het Water in een Blaas doen en in een Zeef legt, of dat men de Zeef in 't Water set, &c. Maar om dit wel te doen, so laat een Deksel op uw Zeef maken, dat daar seer nauw op past, met een kleyn gaatjen daar in, doet hem dan vol Water door het gaatjen, en houd het gaatjen met uw Duym toe, zoo zal het Water daar in blyven even als de Wyn in de Wynverlaters Hevels blyft.
| |
XXV. Om Bevroren Appelen, Rapen wortelen, &c. te ontdoyen datze niet bederven zullen.
't Gebeurt menigmaal in den Winter, dat uw Appelen, Rapen; Wortelen en diergelyke die gy tot Winter-provisie opgedaan hebt, komen te vervriesen, als men die nu by het Vuur brengt zullen zy alle ontdoyen, maar ook terstont bederven, goede raad is dan hier duur, Neemt dan uw bevroren Appelen, Rapen, &c. doetze in een | |
| |
Tobbe met koud Water, soo sullen sy alle ontdoyen en lange kunnen goed blyven.
| |
XXVI. Om een Sneeuw-bal te doen Branden.
Seker Quakzalver kreeg in de Winter een groote loop om dat hy Sneeuw-ballen kon maken die schenen te Branden: hy nam alleenig gestooten Kampher, die mede wit als Sneuw, en kneede die onder de Sneeuw, welke hy doe ligtelyk met vuur kon ontsteeken.
| |
XXVII. Om te maaken dat het Waater schijnt te Branden.
Dit is niet onaardig in een Vyver te vertoonen als of het Water in de Brand was. Neemt alleen fijn gestooten Kampher, strooyd die op het Water, en ontsteekt de zelve, zoo sal den Brand in het Water schynen.
| |
XXVIII. Een Tobbe met hondert pond Waater te wegen en gelijk in de Schaal te maken, en in de Tobbe met Waater nog 25 pond te doen; zonder dat de Schaal overgaat.
Dit schynt yets wonderlyks, en is egter soo bevonden, Laat een Tobbe met Water vullen, en weegt hem, dat hy in effen Balans staat, doet in deze Tobbe dan 25 pond levendige Visch, dat is, dat hy moet Swemmen, zoo zal de Schaal niet over gaan. De reden is, dat de Visch van de Logt dependert en geesins van het Water, maar te gronde gaande, heeft hy gewigt; op dese wyze kan men goed koop Visch kopen.
| |
| |
| |
XXIX. Om koud en warm Water in een Vat gelijk te hebben.
Dit weten gemeenlyk de Meysjes wel, die by de Branders woonen, als zy warm Water willen hebben uyt het Koel-vat of Disteleer-Ton. Want in deeze Tonnen is het Water altyd boven zeer heet, en onder is het koud, want het Disteleerende vogt boven in de Slange komende, maakt aldaar de warmte, die uyt de Slang aan het Water over geset werd en niet naar om lage gaat, maar om hoog 't. Is raar voor die het nooyt gesien heeft, maar het is voor een Distelateur seer gemeen.
| |
XXX. Om in den Somer het Water tot Ys te maken.
Digby zegd datmen een Kruyk met siedent heet Waater tot boven toe moet vullen, en stoppen die zeer nauw toe. Laatze dan in een seer koele Put nederdaalen tot in den grond, die men zoo eenige uuren moet laten hangen; doet 'er weder uyt, soo sult gy de kruyk moeten stukken slaan, om het ys daar uyt te hebben.
| |
XXXI. Hoe veel waaters een Schuyt in 't waater leggende, weg perst.
Als een Schuyt in 't Water legt, sal hy niet boven op het Water leggen maar in het water insakken, dat is een buyk in 't Water maken, soo dese Schuyt duysend pond in de logt weegt, souw hy in 't water koomende ook duysend pond water weeg persen, en soo gy nu duysend pond steen of Lood in de Schuyd deed, sou hy twee duysend pond Waters weg persen.
| |
| |
| |
XXXII. Om een Glas het onderste boven te houden in 't water sonder dat 'er yets in loope.
Neemt een hoog Glas steekt dat in een Emmer vol waater, soo sal daar geen water in lopen, want het glas vol logt is, en geen ydelheyd kan sijn, maar indien men het glas een weynig schuyns hielt, soo perst het water de logt uyt het glas, en de logt bobbelt booven uyt.
| |
XXXIII. Om de logt het water te doen om hooge trekken.
Neemt een schijfjen van een Appel of een rond stukjen broods, maakt daar een gaatjen in, set in het gaatjen een wasligje, laat het branden, set dit in een schotel met Water, stulpt daar een hoog glas over, soo sal het ligt uyt gaan, en door de koude minder beweeginge de logt dikker werden, so werd het water door de uyterlijke logt daar in geperst, want de fijnste deeltjes die de logt in het glas uytbreyden, vlogen door de pijpjes van het glas weg, welke oorsaak waaren dat se de uyterlijke logt persteden, en de logt weder het water.
| |
XXXIV. Om het water een spanne hoog te doen opklimmen.
Maekt een rond pijlaartjen van talk of gyps, in welkers hoogte een rond gemaakt is, set dit pylaartien in een kom met water, en laat het daar eenige uuren in staan, soo sult gy bevinden dat het waater heel na hoven geperst is, tot dat de rand van de pylaar met waater overloopt.
Dit pylaartien weder gedroogt sijnde sal weder het water soo hoog doen opklimmen. Het is aardig om te sien.
| |
| |
| |
XXXV. De manier om een Fonteyn te leyden van onder aan den Berg, over den top henen, en vorders te doen dalen aan de andere sijde.
Men sal een Fonteyn maken een pijp van Loot, ofte van andere diergelijke materie, die gaat boven op den Berg, en ofgaande continueert tot aan de andere zijde, en een weynig lager als de Fonteyn, om dat het gelijk sy een suyger, daar ik hier voren van gesproken hebbe, daar naar maakt men een gat boven op de Pijp van den Berg, en hebbende een Orisicium, dat is de Pijp aan beyde eynden gestopt, giet men die de eerste maal vol Water, sluytende wel sorgvuldig het gat toe, dat boven op den Berg gemaakt was, als men nu aan beyde eynden de pijp wederom open doet, sal men sien dat het Water gedurig voor deeze Pijp sal opklimmen over den Berg henen en dalen tot aan de andere syde, welke een seer ligte dog edele inventie is, om Steden en Dorpen daar mede te voorsien, wanneer sy water gebrek hebben.
| |
XXXVI Hoe men sig in een Schip-breuk kan behouden.
Meenige souden al geven watse in de Wereld hebben, om als se Schip breuk lijden, behouden te moogen aan land komen.
Wanneer men dan ter Schepe gaat op een periculeuse reys, moet men een party Verkens blasen mede nemen: als het dan eens tijd van nood is om te vergaan, moet men se alle opblaasen, en rondom sijn Lichaam hangen, soo sal men niet koomen te sinken, als men in 't Waater springt, en onderwijlen kan men soo veel met handen en Voeten | |
| |
worstelen, als men kan, om elders aan Land te geraken.
| |
XXXVII. Om de Kan aan de mond so vast te doen kleven, dat se daar niet en is van te halen.
Neemt het Melkagtige Sop uyt de Vygebomen, besmeert daar den mond van den Kan meede, als dan yemand daar uyt drinkt, sal hy daar niet van merken, maar de kan willende van de mond doen, sal daar soo hart aankleven, dat se daar niet en is van te krygen.
| |
XXXVIII. Om te maken dat de Dronkaarts een tegensin in het drinken krijgen.
Neemt een Aal die leevendig is, en laat die in een mingelen Wijn sterven, geeft dan die persoon sulks te drinken, en hy sal na die tijd een walg tegen den dronk hebben. Het zaad van Kikvorschen in drank gedaan is ook goed.
|
|