| |
| |
| |
Het Verbeetert en Vermeerdert Natuurlyk Toover-boek of Speel-toneel der Konsten. Het Eerste Boek. Bevattende verscheyden aardige Kluchten, Vermaakelijke Potsen, Natuurlijke Gaauwigheden, die den Onervaren Toovery schijnt, als mede het speelen uyt de Goochel tas.
| |
I. Om heymelijk Kikvorschen in een Kaamer te doen koomen.
Als men voor eenige groote personagien uyt de Goocheltas sal speelen, en men eenige Vertooningen op het onversienste doet, dat men eenige Kikvorschen als ten tyde van Pharao, laat koomen. Om dit in 't werk te stellen, soo neemt een linne sak, doet daar vijf en twintig kikvorsen in of meer, hangt die heymelijk | |
| |
onder u rok: als gy nu een tyt lang hokus bokus hebt gespeelt, so maakt dat de kikvorschen met een geswintheit uyt de sak springen over de kamer daar de omstanders zyn, so sullen sy alle verschrikken en u als een Toovenaar uyt maaken. Men kan dese sak sodanig naayen, dat hy met een dun draadjen vast gemaakt is. 't Welk gy heymelijk tusschen uw naagels stukken trekkende de sak allengskens sal los werden en open gaan, waar door de kikvorschen sullen uytspringen, die de kikvorschen in een doos kan doen, en in sijn broek steken, de kouseband los doende, en de doos heymelijk oopenende, sullen kikvorschen uyt de broek springen onder de tafel daar gy aansit, en de heele Saal over springen.
Dit spel wierd eens voor de Koning van Vrankrijk gespeelt, waar door alle de Dames seer vervaart wierden, en hadde de Googelaar sijn kunst niet geopenbaard, het soude hem het leven gekost hebben.
| |
II. Een Weddenschap om een Roomer van glas in drie reysen niet te konnen stukken slaan.
Dit is een bedriegerye, die evenwel de omstanders vermaakt. Men wed dan met jemand, dat hy den Romer niet sal in drie reysen konnen stukken slaan; het wedden gedaan zijnde sal hy se ten eersten stukken slaan, en niet in de derde reys, ten ware hy de kneep wist, en de twee eerste reysen soo sagt sloeg, en de derde reyse hard, so had den slaander 't gewonnen, maar anders verlooren.
| |
III. Een Pots om jemant op een Solder te leesen.
Laat jemant op de plaats sitten, met sijn hoed af, en gaat op de Solder hart op leesen, en giet hem van booven neer op het hoofd een pispot of een bak met water, soo sult gy wel soo lange leesen, tot | |
| |
hy van selver sal by uw koomen, om uw wat af te smeeren.
| |
IV. Om jemant van onder een Mand te singen.
Laat jemand onder een groote mand sitten, en gaat daar al singende rondom, ondertusschen soo giet wat water op de mand, soo sal hy daar wel haast van onder duikelen.
| |
V. Om alle Figuren te vertoonen.
Men neemt een tinne Schootel; hier doet men wat water in, en men segt tegen de omstanders dat men daar allerley figuuren in sal doen verschijnen, als het dan gebeurd, dat een yder soo ernstig toe kijkt, soo sal men de vlakke hand in 't waater slaan, op dat se alle nat werden, soo sal een yder een verscheyde figuur van aangesicht maaken, ende gy sult se alle uytlacchen.
| |
VI. Om Peetersely op een Tafel te doen groeyen.
Wanneer men jemant bedriegen wil aan een haart sittende, soo segt men, koom, ik sal, eer yemand dertig huysen vergeloopen en wederom gekomen is, daar op de taafel Pieterselie of yets anders doen groeyen, en soo het niet geschiedt, sult gy my met de tang wakker afrossen: Dit contract aldus gemaakt zijnde, soo legt men de tange met het eynde in het vuur, terwijl hy heen gaat; en tegen het wederom komen, soo set men de heete tange op sijn plaats; als hy nu siet dat'er geen Pieterselie of jets anders gewassen is, soo neemt hy de tange om uw af te slaan, en met eenen brandt hy deerlijk sijn handen, en werd daar en boven van het gansche geselschap uytgelacchen.
| |
| |
| |
VII. Om een stuk Gelds van onder een Kan te doen haalen, sonder dat gy de Kan selfs sult aanraken.
Wed in een Geselschap dat gy een stuk gelds onder een Kan sult leggen, dat het yder een sal sien, en dat gy het stuk geldts daar onder van daan sult haalen, sonder dat gy de Kan aanraakt: als gy dit in 't werk wilt stellen, soo legt voor de oogen van alle de Omstanders het stuk geldts daar onder, maakt nu wat grimatsen, en slaat met uw hand boven op de kan, als of gy het gelt door de Tafel sloegt, en laat van onder de Tafel diergelijken stuk gelds sien, als gy onder de kan hebt gelegt, soo sal men meynen dat het gelt van onder de kan is: dan sal de Wedder kurieus sijn de Kan op te lichten. Terwijl hy de kan op heft, soo haald met'er haast het stuk gelds daar onder van daan, soo hebt gy 't gewonnen, 't geld daar onder van daan haalende sonder de kan op te lichten, want een ander doet het voor uw.
| |
VIII. Om jemants Hoofd door een Ring te steeken.
't Is voor sommige niet onaardig, in een Geselschap zoo eenige Potsen en Quinkslaagen, om de Juffers wat te vermaken, voor den dag te brengen.
Om nu het Hooft door een Ring te steken, is een geringe saak, dog in een geselschap moeyelijk te begrijpen, als het nu tot de saak begint te koomen; soo moet men sich houden of de Ring vry kleintjes was, om soo een hoofd daar door te konnen steeken, en dat gy uyt uw weddenschap scheyd: soo sal die gewed heeft, en sijn hoofd daar wil laaten door steeken, des te graager aanhouden.
Neemt dan de Ring eyndelijk, en legt die aan het achterhoofd, krijgt dan behendig een speld ofte | |
| |
naald, en steekt hem door den Ring in den kop dat zy het voelen, zoo sullen zy wel haast gelooven dat den kop door de ring gestooken is, en willen het de Omstaanders niet gelooven, zoo laaten zy het probeeren. Aldus kond gy een groot Brood of Kaas door het oor van een kan steeken.
| |
IX. Op wat wijse de Quak-salvers Fenijn indrinken sonder schade.
Daar is een soorte van Quaksalvers de welke Fenijn indrinken, en dat sonder schaade, gelijk men onlangs den Orvietaan-verkooper heeft sien doen, dit geschied dan om het gemeene volkjen het geld uyt de beurs te kloppen, en te doen gelooven, dat hun dingen daarom te beeter waaren, om dat zy van het ingedronken Fenijn, door haar Medicamenten daar op ingenomen, geen schade lijden. Arme menschen die sich zoo laaten bedriegen. Laurentius dien grooten Man, heeft hun bedriegeryen al lang ontdekt, en was het dat geleerde Lieden hem gelesen hadden, of ten minsten de Mannen van de Chirurgie, soude het selve niet alleen handhaven of voeden, maar souden het liever weeren en verwerpen.
Doch wat segt nu Laurentius van deese bedriegers, hy segt dan datse eerst wel ter deegen booter eeten, of drinken Olie, opdat de maag en slokdarm door het overvloedig vet, mochte aan het braaken geraaken, waar door sy dan al het Fenijn soo overgeeven, als sy het ingenomen hebben. Siet, zijn dat geen schoone kunsjes van deese Heeren? die met een half dosijn pagiens en lakeyen, en gemeenlyk met een heel dosijn narren en gekken verselt zyn.
| |
| |
| |
X. Om met de Beekers uyt de Goochel-tas te speelen.
Als men in de Kermissen koomt, siet men veel Hokus Bokus meesters die uyt de Gogel-tas spelen, dat voor de Boeren wel Tooverye gelijkt: maar in der daat ingesien sijnde, is alles maar een gaauwigheyd.
Men sietse dan voor eerst met Beekers speelen en Nootemuskaten. Deese Beekers sijn wat langwerpig hoog gemaakt, soo dat se met de vingers gemakkelijk op te grijpen sijn; dan soo maakt men drie balletjes van kurk, soo groot en rond als Notemuskaten.
Men set dan de drie Beekers op een Taafel, en men legt daar deese kurkjes onder, die Nootemuskaten gelijken, onder elke kroes een, dat is men legt deese drie kurkjes op een rye, en het schijnt als of men de Beekers over yder set, maar terwijle men die neder set, gebeurd het dat men yder kurkjen tusschen de vingers, met een radde geswindigheyt weg-neemt, want als het langsaam toegaat, souw de Pots gemerkt werden, en men sou seggen, is het anders niet?
Nu deese Balletjes weet men heymelijk te bergen, op dat men se in de handen niet en siet, of anders was de kaart verkeken. Als men dan nu in 't geloof is, dat deese Balletjes onder de kroesen sijn, soo segt men, dat gy maaken sult, dat dese Nootemuskaten, daar van onder sijn getoovert, men maakt dan eenige babbele-guychen en Potsen met het stokjen dat men in de hand heeft, en men ligt dan met een geswindheyt de Beekers op, soo siet een yder dat'er niets onder is, wilt gy nu maaken datse daar wederom onder geraaken, soo moet gy deese Balletjes met uw hand geswind daar onder schuyven, als gy dan de Beekers weeder opligt, soo sult gy se daar onder sien leggen. | |
| |
Het is ver best dat deese Beekers van blik gemaakt werden, want dan zijn se des te ligter. Item dat ook de Bolletjes van kurk gemaakt zijn, want hoe lichter de werktuygen zijn daar gy meede speelt hoe beeter en vaardich gy speelen kont: ten anderen blyven zy ook beeter om haar stroevigheyt aan de banden hangen.
| |
XI. Om van een Nootemuskaat twee of drie te maaken uyt de Goocheltas.
De Goochelaars hebben ook gemeen datse van een Notemuskaat, twee of drie maaken, 't welk mede alles in een rasse geswindheyd bestaat. | |
| |
Sy neemen dan Bolletjes van kurk als boven gesegt is, waar van sy een toonen, en een of twee achter de hand houden tusschen de vingers, die een ander niet sien en kan, dese een vertoont zijnde, segje datje van deese eene, twee of drie Muscaatnooten sult maaken. Gy maakt onderwijlen eenige Grammatsen, gelyk se doen, en men laat'er een of twee van tusschen de vingers vallen, dat meede al met een rasse bedektheyd moet geschieden, soo schijnt het als of je van een, twe of drie gemaakt heb.
Aldus kan men een verborgen houden tusschen de Vingers, en de andere die gy verdubbelen wilt in locht smijten, als die dan neervalt, vertoont gy'er twee, 't welk meede wel tooverye gelykt, als het wel gedaan werd, op deese wyse sijn verscheyden andere kunsjes meerder te doen, die men alle niet wel beschryven kan.
| |
XII. Om uyt de Goochel-tas met ballen te speelen.
Dit gaat by naa op de selfde wijse als wy te vooren van de Notemuskaten gesegt hebben. Want men laat eenige kleyne Balletjes maaken van leer, die met pluymen of haar gevult zijn, deese weet men met een behendigheyd tusschen den duym en den vinger te houden, dat men het soo naauw niet sien en kan, en dan kan men een bal quansuis na Oost-Indien senden, en houden het achter hands, of hem op eeten, en haalen hem uyt zijn sak weederom of in 't oor kloppen, en haalen hem uyt de mond of 't oog weederom uyt; of smijten een in de logt en toonen twee in de hand. Dees en diergelyke kunsjes kunje meer uytrechten.
| |
XIII. Op wat wijse de Koorde-dansers dansen.
De Koorde-dansers te sien dansen, schynt wel seekerlyk voor de gemeene Aanschouwers | |
| |
een tooverye: maar haar konst bestaat alleenig hier in, naamelyk datse een touw spannen, gelyk men siet dat vry strak is en met krijt gewreven; als sy hier op dansen hebben sy schoenen aan van een dunne sool, meede met krijt bestreeken, daar by sijn se luchtig gekleed: in de handen hebben sy een swaare lange stok, die aan beyde eynden met loot gevult is, wanneer sy sig nu al dansende het lighaam aan de rechterhand buygen, helt de grootste helft van de stok weder aan de linkerhand over, op dat sy in een geduurige belans of evenwigt mogten blyven; want soo lange sy sulks konnen doen, sullen sy noyt vallen, en hier in bestaat haar geheele konst van dansen: want indiense van haar middel-punt afweeken dan souden sy vallen.
Ook houden sy geduurig het oog op het kruys daar hun touw op gespannen is op dat sy niet besijden het touw mogten stappen of springen.
Ten derden, doet de strammigheyt van het kruyt hun minder vallen, want dat houd vast en beneemt de gladdigheyt in 't gaan.
Ten vierden geeft het stijf-gespannen touw hem op, 't welk tot hen hoog springen veel helpt.
| |
XIV. Om een Ey in de lucht te doen vliegen.
Alle konsten sijn aardig, en als men se weet agt men se weynig.
Men neemt een Ey, in welke men een gaatje maakt, en men laat het wit met het door daar uyt loopen, in dit Ey doense dan een weynig dauw die men in de maand van Maay vergadert heeft; de gatjes stopt men met wat wit was toe; soo smijt men het ey in de locht, 't welk seer langsaam sal om laage koomen, en beneeden zijnde, kaatst men het weder in de locht, 't welk aardig sal weesen om te sien. | |
| |
Ik meyne dat een leedich Ey, en de gaatjes met was toegestopt, het selfde meede doet.
| |
XV. Om uyt de Goochel-tas Kooren te malen.
Wonderlijk is de Goochel-tas,want se levert koddige dingen uyt, alweer wat nieuws uyt Africa. Weg nu jongers, staa uyt de kinke, weg, nu dieven, Molenaars, en al die 't hantering is, ik ben de nieuwe Meelmaker.
Om dit te doen, laat ik een houte langwerpige kroes draajen, in welke nog een andre houte beeker sluyt, die vry dik is, dog soo diep niet in en sakt, want tusschen de buytenste en de binnenste Beeker, moet soo veel ruymte zyn, dat'er een halve hand vol meel in kan, als nu dit meel daar in is, soo set de binnenste kroes op het meel, soodaanig dat men het niet en kan bespeuren, dat'er twee Beekers in malkanderen staan.
Als gy nu speelen sult laat uw Beeker sien, soo sal niemant merken, dat het een dubbelde Beeker is, doet dan een weynig Kooren in den Beeker, en legt daar een leeren sakjen daar toe gemaakt over, en maakt wat grimatsen met uw stokjes, als of gy maalde, als de sienders dan lange genoeg hebben sien maalen, soo grypt het leere sakjen of neusdoek aan, soodanig dat gy den binnensten kroes daar kont behendig meede aflichten, stort dan den kroes uyt, soo hebt gy meel, en de omstanders sullen meynen, dat gy het meel gemaalen hebt.
Om dit nog beter te doen, soo maakt men een houten deksel met een knopjen boven op; welken op den binnensten kroes past, soo kont gy den kroes met u neusdoek noch beeter afligten, sonder dat het gemerkt werd.
| |
| |
| |
XVI. Om te maaken dat jemandt, terwijlen hy danst, het sweet uytbreeken sal, soo swart als Inkt.
Neemt waar dat gy aan die persoon die gy dees part wilt speelen, 's avonds te vooren wat lamp swertsel in de koussen sult doen, in sulker voegen dat als hy danst hem 't selve swartsel uytbreeke ende 't sweet sal uyt hem koomen, soo swert als Inkt, ende hy en sal niet konnen weeten van waar hem sulks komt, sijnde een seer genoeglijk Spel.
| |
XVII. Om jemant swarte Handen en Aansicht te doen hebben, niet weetende waar het van daan komt.
Die gy een pots wilt speelen, neemt die sijn handschoenen, strooyt daar in het poeder van koperrood en Gal-nooten onder een gemengt, als nu de handen sweeten, sullen sijn handen soo swart werden als Inkt.
Van gelyken kont gy het jemant in de Pruyk strooyen, soo sal sijn voor-hooft en aansicht als hy sweet, swart werden, om dat dit poeder in het sweet smelt, en een Inkt vertoont.
| |
XVIII. Om te maaken dat jemand meer als twee hondert scheeten sal laaten uyten lyve vliegen.
Dese part sal beter vallen in jemand die over weg gaat, dan jemand die stil sit, naademaal dat hy elken tred die hy doen sal, eenen scheet sal laaten, ende willende deese part jemand speelen, sult gy van dit poeder of stof neemen dat in den Roskam blijft, als men een Muyl of Paart geroskamt heeft, ende 't selve poejer gemengt met soo veel aluyn, sult gy daar naa soo veel van nemen als op een Stuyver leggen kan, en dat gy hem te drinken geven in | |
| |
Wijn of Bier, ende in den tijd van een half uur sult gy dat spottelijk werk sien, ende willende sulks beteren, sult gy hem een weinig azijns te drinken geven, ende hy sal ontslaagen zijn.
| |
XIX. Om twee stukken Gelds in een Neusdoek in handen van twee Persoonen te stellen, en te maaken dat den eenen beyde stukken Gelds in sijnen Neus-doek sal hebben.
Gy sult eerst een Neusdoek hebben in welkers eenen hoek een stuk gelds genaayd sy, daar na suld gy dien Neusdoek neemen, en eenen anderen, ende sultze oover taafel spreyden, en twee stukken gelds hebben van de groote van 't stuk dat gy in de Neusdoek genaayt hebt, ende gy sult een stuk in elken Neusdoek afdoen, ende eerst zult gy den Neusdoek fobbelen daar 't stuk gelds in genaayt is, daar uyt met een knaphandigheyd het stuk gelds vatten ende hy sal denken dat'et het stuk is, dat gy'er in leyt, daar naar sult gy de anderen met de munte op fobbelen ende met knaphandigheyt sult gy'er 't stuk in steeken, dat gy uyt den eersten naamt, ende daar naa zult gy aan beyde vragen of ze hun stukken hebben in de Neusdoek, waar op sy jaa sullen seggen, daar naar sult gy u Neusdoek doen geeven daar 't stuk gelts ingenaayt is, en met een rassigheyd nemende tusschen de vingeren den hoek daar de munte insteekt, schuddende den voorsz. Neusdoek, ende dan en sal geen stuk uytvallen, ende daar naar sult gy den anderen seggen die den anderen Neusdoek houd, dat hy sijnen Neusdoek schudde, en de twee stukken sullender uytvallen, ende sullender seer af verwondert wesen.
| |
| |
| |
XX. Om met Eyeren uit de Goocheltas te speelen.
Maakt een gemeene Reis-sak, maar hy moet dubbelt wesen, dat is, dat'er een middelschot tusschen gemaakt is, soodanich dat aan elke end een oopening is, dat is, daar d'eene sijn boodem is, is d' andere sijn oopening, neemt dan een Ey twee of drie; doet die in d' eene sak, soo sal een jegelijk sien dat gy se in de sak gesteeken hebt, draayt dan de sak eenige reysen rondom, en preevelt wat Hokus Bokus, ondertusschen steekt uw hand in d' andere sijde van den sak die aan de sijde leedig is, en keert hem om en om, soo lijkt daar niet in te wesen, maakt dan wederom wat grimatsen, en steekt uw hand in d' andere sak so kont gy wederom de Eyeren toonen, dit stuk werks bestaat wederom in eenige behendige aardigheyd, of anders is de kaaert vals, en het wert gemerkt.
| |
XXI. Om uyt de Goocheltas met een penning te speelen.
't Sa jongens al weer wat uyt de Gogel-tas, dit is Hokus Bokus uyt de knapsak. Geeft my eens agtien schellingen, soo sal ik een raar stuk vertoonen, 't is hier met geen snorken of snuyven te doen, de daad sal 't al vergoen.
Men neemt dan in d' ene hand een quantiteyt van schellingen, penningen of ander geld, houd dan in d' eene hand vijf verborgen, en het overschot langt men aan een ander over, die'er by staan, segt hem dan dat hy tien penningen teld op de tafel, soo strijkt men dan met een rassigheyd de tien penningen na sig, die met de vijf verborgen penningen die gy in de hand hebt vijftien maaken, hier by moet gy nog agt penningen doen.
Dit gedaan zijnde laat ik seggen hoe veel penningen gy in uw hand wilt hebben, maar hy moet niet boven de achtien segfen, om dat dit het getal | |
| |
is buyten die verborgen vijf, die'er by gekomen sijn, namelijk by de tien die opgenomen zijn: dan soo vraagt men hem hoe veel hy'er in sijn hand wil hebben, soo hy dan antwoord twaalf penningen, en weet alreets dat hy vijftien heeft, soo segt men dat tegens hem geeft'er my een, lang'er aan de Monsieur naast uw ook een, dan soo seg ik dat hy 'er nog twaalf heeft, 't welk wel tooverye schijnt, want hy meent maar tien opgenomen te hebben, en drie uytgedeelt, soo is 't een vreemde saak nog twaalf te behouden.
Dit komt alleen van de gever der penningen, die door een geswinde rassigheyd de vijf penningen daar by doet.
| |
XXII. Om twee hoofden tegen de muur met houtkool te teykenen, dat d'eene een kaars uytblaast en de andere de kaars ontsteekt.
Practica est Multiplex, qui nescit est Simplex, seyt de kaarel, als hy dit spectaakel sag. Om dit dan in 't werk te stellen teykent men twee hoofden aan de muer met hout kool, omtrent de mond maakt men een kleyn kuyltjen, in het eene legt men wat boskruyd, en in het ander gestoten zwavel, soo is 't gereed.
Dit gedaan zijnde in een Compagnië van Juffers, soo blaast een de kaars uyt, en uw makker begint daar op te fulmineren, en te donderen, onderwijlen grijpt ymant de kaars terwijl hy noch vonkt, en houd hem aan de mond van het beelt daar zwavel in gestoken is, soo sal hy terstond branden, en soo hebje wederom ligt.
Daar na sal eens een ander komen en besigtigen dese tronien, soo sal hy eerst sijn kaars houden voor het gat daar het boskruyd in is, en de kaars sal terstond uytgeblaasen werden, welke hy dan weder, | |
| |
de kaars nog vonkende, aan de andere tronie moet houden daar de swavel in is, soo sal de kaars terstond weder ontsteeken.
Dese tronien of hoofden sal men wel wat behendig agter een Schilderye konnen maken, en ligten de Schilderye wat op, soo sal het uytblasen en aansteken, 't welk mede wel toverye sal schijnen.
| |
XXIII. Om met een Pyl, Mes, Degen, door sijn lighaam te steeken, en een slot aan sijn mond te doen.
Men siet menigmaal de Jan potagies en de boesonmaakers konsten doen, die gantsch wonder-
| |
| |
lijk schijnen voor den siender, ja selver wel tooverye gelijkt te sijn, maer alle dingen is een weet sey de gek.
Wanneer men dan een pijl door sijn hoofd wil schieten, soo maakt men dat de Pijl midden door sy, en men maakt een ysere beugeltjen die achter om het hooft heenen klemt, over welke men dan het haer moet kemmen op dat de beugel niet gesien werde. Op die plaats nu daar de pijl schijnt in te gaen, moet men schaepen bloed strijken en als neder laten druypen, op dat het in der daet soo schijne, als of hy doorschooten was, op de selfde wijse, steekt men ook een Mes door sijn hand, of been, en een degen door sijn lichaem, allenig maer door middel van een beugel, gelijk als de figure vertoont.
Vorders om een Slot aen de mond te maken; neemt men een beugelslot, welkers beugel soo gemaekt is, dat hy in 't midden van malkanderen kan gaen, en evenwel uyt een stuk schijnt te wesen, als men het open doet, maer als men het aen de lippen doet hangen, doet men hem van malkanderen op die plaets daer hy in 't midden van een kan gaen, en men hegt hem aen de lippen, soo schijnt het dat'er een slot aen hangt.
| |
XXIV. Om des nagts een groot ligt in een kamer te hangen, sonder dat'er yets brand, op dat die daer in slapen verschrikken, en te doen meynen dat zy onder den blaauwen Heemel slaapen.
Wanneer men een vreemd gast heeft, en men begeert hem des nagts als hy wakker werd vervaert te maken, soo hangt men maer eenige schelvissen en gesoute haring in sijn kamer, soo zal hy des nagts wakker werdende niet weten wat hy siet, en | |
| |
vervaart werdende, meynen dat 'er brand is.
Item kont gy verrot hout nemen, dat des nagts glimt, en plakken verscheyde stukjes boven aan het ledekant, soo sal hy meynen als hy des nagts wakker werd, dat hy onder den blauwen gesternden hemel legt.
| |
XXV. Hoe men het ligt dat door drie gaten komt, kan vertoonen als of het door een quam.
Men maakt dan in een venster twee of drie kleyne gaatjes digte by malkanderen, door welke men het sonne-ligt op een wit papier doet schijnen, welke drie besondere ligten sullen vertoonen, maar indienmen het papier daar verre van daan houd, sullen sy een ligt vertoonen, en het ligt zal grooter werden.
| |
XXVI. Om een Lamp te maken, die d' omstanders groen, swart of geel vertoont.
Laat een glase lamp blasen van groen doorschijnnig glas, doet daar in groen Olie en een groen gemaakt pit, als desen ontsteken is sullen alle omstanders groen gelijken.
Indien gy nu begeert te hebben dat alle uw gasten als mooren schijnen, soo maakt de lamp van blik swart geschildert, en laat de Olie met het pit swart gemaakt zijn, soo gy se dan by avond ontsteekt sullen alle de gasten soo swart als mooren sien. Maar sulkx geschied beter als men het ligt door een rood geel of groen glas laat schijnen, op de selfde wijse kan men ook andere koleuren doen vertoonen.
| |
XXVII. Om een geselschap als Moren te doen verschijnen.
Als gy uw gasten eens een pots schuldig sijt, en se aan uw Taafel wil swart doen sien, soo neemt Water in welke Galnoten hebben geweikt, laat dat weynig ruykend gemaakt werden door rosewater, | |
| |
laatse daar mede niet alleen de handen maar ook het aansigt wassen, soo sal niemand yets merken, maakt dan een handdoek by de werk te hebben, die in Vitriool water gewassen is, en laaten sy daar haar handen en aansigt aan droogen, soo sullen sy soo swart werden als Moren. Want uyt Vitriool en Galnoten wert inkt gemaakt.
| |
XXVIII. Om een Appel in een Neusdoek te doen, en den Appel door te hakken sonder de Neusdoek te schenden.
Neemt een Appel, die niet al te hard is, wind hem losjes in uw Neusdoek, legt die dan op een Tafel, hakt met uw Mes op de Neusdoek, in welke de Appel is, soo sal de Appel ontstukken sijn, en de Neusdoek heel gebleven wesen. Dit wat behendig gedaan werdende schijnt wel toverye te sijn.
| |
XXIX. Een manier om een Koogel uyt een Musket te schieten dat hy midden door springt.
Dit moet, indien men het in 't werk steldt, wat behendig gedaan werden, laat eenige kogels in twee stukken splijten, en wind hem in dun geslagen Tin of Loot, of men weetse weder aan een te schroeven, het musket geladen hebbende, en soo een kogel uytschietende, moet noodsakelijk in twee stukken springen.
| |
XXX. Om een kanne te maken uyt welke als men drinkt men sig selven bestort.
Laat een aarde kanne bakken, en laat'er een gaatjen van de buyk tot in het hadt-vat van de kanne gemaakt werden, soo sal den drinker, wanneer hy | |
| |
dorst heeft, sig selven altijdt bestorten, ten sy hy het gaatjen met sijn vinger of duim toehield.
| |
XXXI. Om een Water-emmer aan een stok te hangen, die met zijn een eynde los op de Tafel leydt.
Alle dingen segt men voor een spreekwoord is een weet, het schijnd vry wat wonders te zijn, dat men een Emmer met water aan een stok kan hangen.
Nu om dit te doen, soo laat de stok dan een weynig plat gemaakt zijn, (of andre nemen wel het platte van een mes, doch het is even veel) hangt den Emmer daar aan, voegt daar na ontrent het midden van de Emmer, een ander stokjen die in perpen diculaar komt met de andere stok, also dat dan de stok vast gestoken zy tusschen het hangsel en tusschen die stok, dit gedaan zijnde, legt dan het ander eynde van de stok op een taafel of bank, soo sal de Emmer met water sig sonder te vallen om hooge houden.
| |
| |
| |
XXXII. Om twee Persoonen op een linie te setten die niet langer is als een elle, dat se ergter malkander niet kunnen raaken.
Wanneer gy in een geselschap zijt, soo wed met ymand dat hy hem op een linie, tou of yets anders sult setten, die niet langer is als een elle, dat hy uw, daar mede op staande, niet en sult konnen slaan. Als gy gewed hebt, soo legt uw touw op een drumpel, laat hem op het eene eynd staan, en doet de deur toe, staat gy dan op het ander eynd, soo sal hy u niet kunnen aanraken, want de deur was daar tusschen.
| |
XXXIII. Een Buydeltjen of Tipel-tasje dat qualijk te openen is.
Dese buydel werdt gemaakt in form van een tasse, en werd met een ring gesloten, als volgt: ten eersten sijn aan beyde sijden twee riemen van leer, A B en D E, aan welkers eynden sijn twee ringen, B D, en den riem E D passeert door den ring B, sonder daar naderhand weer uyt te konnen geraken, ook dat d' eene riem sig van de andere niet en kan separeeren, schoon dat de ring B mag geschoven werden langs E D.
Ten tweeden boven aan de buydel is een stuk leer E, die de openinge des selfs bedekt, met verscheyden ringen gemaakt over dwars van dit stuk, door welke ringen een leeren bant getrokken is E, op het Eynd na de E toe, wat gespleten zijnde, soo dat'er den riem D E kan in besloten werden.
Ten derden, al de loosheyd om dese buydel te openen en te sluyten, bestaat in 't voegen des riems A. door dese splijting, of wel in het uytbrengen des selven, als die daar binnen gevoegd is. Om | |
| |
sulks te doen, soo sal men de ring B. verschuyven tot in E en daar na passeeren den Ring D met sijn riem door de spleete die gemaakt is op het eynde van E, sulks doende, sal de Buydel gesloten blyven, ende herstellende de riemen in haar eerste stand sal het swaarlijk sijn het bedrog te ontdekken. Maar soo je dan de Buydel begeert te openen, doet als vooren het eynde des bands E passeren door de ring B, en daar na door des selfs plaats E, (in welke gy gevoegt hebt den leeren riem E D,) doet de selve wederom uytkomen: door dit middel dan sal de buydel open blijven.
| |
XXXIV. Een Gochel-houtjen dat aardig is, om een touw ogenschijnlijk in twee stukken te breeken.
Laat twee paar houtjes maken als A B en C D, hebbende de langte ontrent van een vinger, laat in het eene twee gaatjes maken die recht | |
| |
doorgaan als E E E E om het touwtje F E door te steeken.
Dit gedaan sijnde, laat nog een diergelijk maaken van het selfde hout, die het voorige soo gelijk zijn, dat men se niet kan onderkennen, maar de gaten moet gy op een andre wyse laten doorbooren, als G G, H H, C D, K K, I I, even eens als deese stippen staan, dat is, dat se door K K in gaan half wegen, en dan neerwaarts van G H tot I I weder onder uytkomen.
Trekt dan uw touwtjen F E door de houtjes A B gins en weder, en vraag aan d' omstanders waar sy | |
| |
het willen gebrooken hebben, soo seggen sy uw een Plaats, dit gaat hokus bokus met een aardigheyd in uw tas of Japonserok, en gy krijgt het ander houtje heymelijk, welkers touwtjes K K gy meede heen en weder trekt, hebbende de selve houtjes digt aan malkander, en onder I I met uw vingers bedekt, op dat men de touwjes daar onder niet siet doorlopen; doet dan de houtjes sachjes aan 't bovenste eynd van malkanderen, het touwtjen eerst geset hebbende op die plaats daar het d' omstanders begeerden gebrooken te hebben, soo sal het van malkander schijnen gebroken te zyn, 't welk wel Tovery sou schijnen, indien het behendig gedaan werd.
| |
XXXV. Om drie houten Ballen aan twee Linten te krijgen, en alle vier einden t' samen te binden, dat de drie ballen daar uyt konnen gedaan werden, sonder de linten los te maaken, of de ballen te beschadigen.
Laat by een draayer 3 houten ballen draayen, en laat door yder bal een gat booren, neemt dan 2 einden van 't lint, maar neemt het dubbeld, en steekt het in 't midden daar het te samen gebonden is door d' eene bal, en doet dat dan daar het lint dubbeld is; opent en steekt dan dat andere door het geopende, trekt dan een lint met het ander in die bal, soo is 't of daar twee enkelde linten door heen steken, bind dan die twee eynden die in de hand sijn, trekt dat lint dan stijf aan soo springen die ballen los, en de linten blyven heel.
| |
XXXVI. Hoe men een Lint aanstukken kan snijden en weder heel maken.
Neemt een Lint dat twee ellen lang is, houd in yder hand een eind, vat het daar na in 't mid- | |
| |
den, en als men het wil doorsnijden, soo moet men het middelste subtijl laten vallen, en het eynde aantasten, als het doorgesneeden is, soo houd als of gy een poederken uyt u sak neemt om te strooyen, en steekt het einde in uw sak, dan is het lint weder heel.
| |
XXXVII. Hoe men een houten Manneken na Spangien, Italien en andere Gewesten senden sal, en maken dat het datelijk weder koome..
Maakt een Rokjen, dat soo wijd is dat men d' eene hand daar in steeken kan, maakt dan ook een houten Mannetjen, en 't hoofd daar van moet men een penninken in den romp gesteken worden, dat men het daar uyt kan trekken; houd u dan of gy de Bode wilt drinkgeld geven, steekt den romp in uw sak, doch gy moet het hoofjen in een kleyne tasse steeken die in het rokjen gemaakt is, keert dat rokjen dan dikwils om en de Boode is dan weg: soo gy dan hebben wilt dat hy weder sal komen moet gy dat hoofjen uyt de Tasse krijgen, en laat het rokjen kijken, dan is de Boode wederom gekomen.
| |
XXXVIII. Hoe men alderhande Coleuren van Lint uyt den mond sal doen koomen.
Neemt verscheyden koleuren van Linten, van yder koleur twee ellen, rold dat rond in malkander, houd dat selve in u slinkerhand wel bedekt, en in de regterhand een bal, doet dan als of gy de bal in uw slinkerhand neemt, en steekt de Linten dan in uw mond, en als gy aan een van die einden trekt, sullen die t' saam gerolde linten d' eene voor en d' andere na, uyt de mond koomen tot het leste toe.
| |
| |
| |
XXXIX. Om te maken dat een deel Penningen uyt de mond koomen.
Snijd 30 of 40 ronde schijven van blik een weynig grooter als een Schelling, laat die allegaar hol op kloppen als kleyne Schotelen, legt die allegaar op malkanderen in uw hand en steekse soo behendig als 't immers mogelijk is, in uw mond, soo kan je die daar na malkander uythaalen.
| |
XL. Om te doen schijnen dat een Ey over de Tafel gaat.
Blaast een Ey gantsch uyt, dat'er niets in en blijve, laat dan een Bloedsuyger in het Ey kruypen, stopt het gaatjen met wit Was weder om toe: dewijl de Bloedsuiger geen logt kan krijgen, sal hy een tijd lang sig in 't Ey om en om bewegen, soo dat het de omstanders sal schijnen dat het Ey sig beweege.
| |
XLI. Om een Ey van een Tafelbord in een glas te brengen sonder aanraaken.
Neemt een houten Tafelbord, legt het op de kant van een Tafel, soodanich, dat hy daar by na half af is, set in 't midden van dat Tafelbord een glas, op het glas weder, een houte Tafelbord, en op het bord een Ey. Neemt dan een beesem met een stok daar in, set hem onder digt aan de Tafel, aan de sijden daar het Taafelbord legt, treed daar met de voet sterk op, en slaat met desselfs stok eenige reysen tegens de Tafel, soo sal het onderste en het opperste Tafelbord van de Tafel vallen, en de Roomer sal op de Tafel staan met het Ey daar in.
| |
| |
| |
XLII. Om een Penning met een sonderlinge behendigheyd in een glas te slaan.
Set op het midden van een bank een glas, legt daar een houte Tafelbort op, set daar wederom een glas met een bord op, doet dit tot drie maalen toe, dat drie Tafelborden en vier glasen op elkander staan, neemt dan een Neusdoek of een kleyn Servetjen, 't welk gy langwerpig sult te samen winden omtrent een spanne lang, onder wat plat, en boven wat spits, soodanig dat het in het boovenste glas kan gesteeken werden. Steekt het dan regt over eynde in het glas, en legt boven op de spitse een penning: Neemt dan een middelmatige sterke stok, doet dan met dese stok een geswinde streek aan dit doekjen van boven na beneden, soo moet het uyt het glas springen en de penning daar in vallen.
| |
XLIII. Een Spel met twee ringen aan een touw dat seer aardig is.
Dit is waarlijk een soet kunsjen, dat in 't eerste aansien onmoogelijk schijnd.
Neemt dan een plankjen van een doos, soo dik als een rug van een mes, en omtrent een spanne lang, snijd het dan op die wijse gelijk als de Figuur uytwijst, maakt in 't midden een vierkant langwerpig gaatjen C D, soo groot omtrent dat'er de ringen niet door en konnen koomen. Dan neemt men een touwetjen dubbel A K G L B, steekt die van vooren door het gat C D dobbeld, dat is in 't midden toegevouwen gelijk gy in G siet, steekt dan de twee eynden A en B door G, en doet aan elk eynd A en B een ring H en I, bind de eynden A en B aan het houtjen vast gelijk de Figuur uytwijst. Nu is de vraag hoe men deese ringen by malkander sal | |
| |
brengen, om neevens elkander te hangen, sonder het touwetjen te breeken of los te doen.
Neemt dan uw houwtjen bij A in de linkerhand, trekt dan met de rechterhand 't touw G na uw toe, en steekt beyde ringen van onderen door G, grijpt dan met de rechterhand de dubbelde snoer in E en F trektse heel door, soo hebt gy twee strengen, steekt door beyde den ring I op datse aan de sijde van E koome, neemt beyde touwetjes in G te saamen, trekt weder die twee eerst gedachte strengen door het gat C D, soo sullen de ringen by elkander sijn.
| |
| |
| |
XLIV. Om twee Plankjes door een touw soo vast aan een te verstrikken, datse nauwelyks konnen los gemaakt werden.
Neemt twee plankjes ontrent soo dik als de rug van een mes, een spanne lang, gesneden op die wijse als deese Figuur uytwijst.
Neemt dan een touwtjen omtrent een elle lang aan beyde eynden een groot oog als een vinger lang.
Steekt dan een eynde van vooren door E, stroopt dan het oog oover het bortjen gelijk als I, steekt dan het ander eynd van het touw met sijn oog door G van vooren, neemt dan het ander houtjen en steekt het selfde eynd door H van onderen door, en van vooren door F wederom uyt. Slaat dan dat oog over C, en steekt deselvige door H weder uyt: Steekt dan het houtjen A B daar door, | |
| |
trekt dan dat eyndt, 't welk gy door H gestooken hebt, weder te rug, soo sijn beyde plankjes aan malkanderen soo vast, dat een slegt hoofd die niet sal los maaken.
Als gy het dan wederom begeert los te maaken, soo gaat aldus te werk: Neemt het eynd K en steek het in H, schrijft dan het eene houtjen door dit oog, steekt dan I door het gat G, soo maakt gy het houtjen los, en gelijk als gy hier doet, kunt gy ook met het ander houtjen doen.
| |
XLV. Om een Mes met sijn spits op een Kan te stellen, en 't selve door het open doen van het deksel in de kan te doen vallen.
Neemt een tinnen Kan welkers deksel toe gedaan is, steld op het deksel een mes met sijn spits oover eynde, houd hem dan boven op het deksel met de voorste vinger van de linkerhand, grijpt dan met de vier vingeren des regterhands het oor van de kan, en de duym op het lit des deksels, maakt dat het deksel dan met een vaardigheyt oopen geraakke, soo valt het mes omgekeert met sijn helft in de kan.
| |
XLVI. Om een tafelbord met twee vlakke handen in 't midden sterk gehouden, met twee vingers uyt de hand te slaan.
Laat yemand met beyde sijn uytgestrekte handen een houten Tafelbord recht in 't midden sterk vast houden. Staat dan recht teegens den houder oover, slaat dan uw linker vinger op het Taafelbord, en de rechter onder, slaat dus beyde de vingers geswind daar teegen aan, soo sal hy het Tafelvord laaten vallen.
| |
| |
| |
XLVII. Om een Taafelbord door een ander Tafelbord van de Tafel te slaan, daar doch geen van die aangeroerd werd.
Legt drie Taafelborden van hout op een Tafel naast malkanderen als A B C: Laat dan jemand de hand op het middelste bord leggen, en dat soo hard houden als het moogelijk is, als dit nu aldus gehouden werd, soo stoot het bord A geswind en sterk teegens B, soo sal het bord C van de Taafel af vallen. Hier aan siet men dat geswindheyd voor sterkte gaat.
| |
XLVIII. Om een Ey booven op sijn hoofd te kunnen sieden en koken.
Neemt een nieuwbakken brood soo heet als het uyt den ooven koomt, snijd het midden door, dat'er een gat in zy, doet daar het Ey in, en set het brood weder aan malkander, doet het in een korfjen, set het op u hoofd, soo sal het Ey gaar werden.
| |
XLIX. Om een Mortier van tien pond, door middel van een Wijnglas, op te lichten.
Neemt een metalen Mortier, set die om met sijn boodem om hoog, maakt dat den bodem effen is, sonder eenige bulten of oneffenheden. Laat desen Mortier van acht of tien pond zijn. Maakt dan een deeg, gelyk men neemt om de disteleer-glasen | |
| |
te lutteeren, maak dan op den boodem des Mortiers een balletje met dat deeg soo groot in 't ronde omtrent dat'er den Roomer of Wijn-glas in past: Neemt dan een brandend papier, steekt dat in den Roemer, en set die verkeert op den Mortier, en bestrijkt hem rondom toe met het deeg, sodanig dat'er de minste lucht niet in kan koomen. Als nu het papier ophoud te branden en den Romer koud is geworden, sult gy by het glas, lichtelijk den Mortier konnen opbeuren; soo niet, komt sulks by versuym dat het deeg niet behoorlijk aan den Romer is gelegt, en de lugt in den Romer gekoomen is.
| |
L. Om ymand by nagt te doen schijnen dat'er spook is.
Koopt eenige Kreeften, steld op elk een waslichjen, laat se aldus in een Kaamer of Thuyn loopen, soo sal men meynen dat het spook is.
Item: Neemt Raapen, maakt daar een figuur van als een Doods-hoofd, hangt die op een Kerkhof over eenig licht dat in de Aarde staat soo sal den bygaanden vervaart werden, en meynen dat het Doods-hoofden zijn die daar spooken.
| |
LI. Om een langwerpig gesneden Papier te smijten dat het op sijn kant staa.
Wanneer men een papiertjen heeft een vinger lang, en een vinger breed, soo geeft men het ymand in handen, en vraagt of hy het wel ten eersten kan smijten dat het op sijn kant staat. Elk nu van het Geselschap sal sulks beproeven, en niemand, al smeet hy het honderd maal, sal het niet konnen doen: Soo sal een yder antwoorden dat sy het niet konnen doen. Neemt gy dan het papiertjen slaat | |
| |
het in 't middens eens toe, niet dat het toegevouwen blijve maar dat het half oopen zy: smijt het dan op de Taafel, soo sal het wel haast op sijn kant staan, en de Omstanders sullen om de pots moeten lacchen.
| |
LII. Om een Ey ten eersten op sijn spits te setten.
Columbus te gast zijnde by eenige Spanjaarden, welke seyden of pochten dat sy America gevonden hebben. Columbus sijnde den waaren Vinder daar van, dit niet konnende verdraagen, liet een Ey op Taafel koomen, vraagden de gasten, of sy het Ey ten eersten op sijn kant konden doen staan, elk probeerde op de Taafel, maar niemant kon 't uytvinden. Columbus neemt op het lest het Ey op sijn eind, en slaat met geweld op de Tafel dat de spits booven breekt en het Ey terstond bleef staan, dit wisten wy ook wel seyden de Spanjaards: Nu ik America gevonden heb, antwoorde Columbus kont gy America mede wel vinden, alsoo keek een yder op sijn neus.
| |
LIII. Om een houte Mannetjen op het waater te konnen doen gaan.
Neemt een blokjen een spanne lang, maakt dat onder hol, en giet'er loot in, of doet'er een Steen aan: Laat dit blokjen booven plat zyn met een kleyn plankjen, set daar een Mannetjen met een vaantjen op, dat het daar op vast zy, en set sulks in 't waater, soo sal het door het vloeyen van het waater voortgedreven werden en niet vallen, 't welk een aardig Spulletjen voor de Jongens is.
| |
| |
| |
LIV. Om een aardige Sterre in een Appel of Raap te snijden.
Neemt een taamelijke groote Appel of Raap, snijd hem over dwars half open, op dat gy
een effen vlakte hebt, daar de Sterre op gesneden werd. Snijd voor eerst een dubbelt kruys daar in na de linien A C, H F, B D, E G, soodanig dat gy het Mes maar een stroobreed diep in snijd, en dat niet recht needer, maar schuyns en dat dubbeld aan de linkerhand, en eens na de rechter- | |
| |
hand als E F D; sulks kunt gy op die wijs meerder linien maaken, als H I K L M N, &c. Dit gedaan zijnde, doet dan alle de stukjes O P Q R S T V, &c. Daar uyt soo sal het seer mooy 't aanschouwen sijn.
| |
LV. Om een Erwt op een stroo-pijp of tabaks-pijp te doen dansen.
Neemt een stroohalm of Toobaks-pijp, steekt hem over eynde, legt dan booven op het gaatjen een Erwtjen dat heel rond is en niet seer groot, blaast van onderen door het gat van het pijpjen, soo sal het Erwtjen al dansende op springen, dat aardig is te sien.
| |
LVI. Om twee Messen die aan een stok steken op een Naald te doen draayen.
Neemt twee Messen A A, steekt die door de hoepelstok B B, steekt dan door den hoepelstok in 't midden een dubbelde stuyver door G, Neemt dan een ander houtjen als D of als F, steekt daar een naald door als E E, set daar de mes- | |
| |
sen op, in 't middelpunt van de dubbelde stuyvers G, soo sullen de Messen daar op kunnen draajen, dat seer aardig is om te sien.
| |
LVII. Om sig onsienlijk te maaken.
Den onwetenden sal het voor seeker tooverye schijnen, wanneer hy komt te hooren dat ik seg my onsienlijk te konnen maaken. Ik sal het echter konnen doen in alle geselschappen, op de markten, in de Kerk, of al waar men maar begeerd.
Nu om kort te gaan, soo laat een tonne rondom vol gaatjes maaken, kruypt daar in, en laat hem booven toe doen, soo sult gy door de gaaten wel een yder sien, maar gy sult voor een yder onsienlijk schijnen, dan soo kunt gy uw selven in de ton op de Markt in de Kerk laaten brengen, om uw presentie onsienlijk te vertoonen.
| |
LVIII. Om een ring in een schootel waaters te smyten, en die, sonder het waater daar uyt te gieten, droog daar uyt te krijgen
Neemt dan een vlakke schootel, doet daar wat water in, en smijt daar uw ring by: Nu is de vraag hoe dat gy uw ring daar wederom sult uyt krijgen sonder uw vingeren nat te maaken? Soo moet ik aldus te werk gaan: Ik neem een grooten Roomer of Bier-glas, en doet daar een brandent papiertjen in, terwijl het papier noch brandt, set ik den Roomer omgekeert in 't waater, en met sijn boodem na om hoog, als nu de lucht die in den Roomer is begint kout te werden, soo sal alle het vocht dat in de gedachte schootel was in den Roomer geperst werden, en de schootel sult gy leedig | |
| |
sien, dan kunt gy den Ring sonder uw handen nat te maken, daar wederom uyt krijgen.
| |
LIX. Om door een stuk Broods een Roomer met Wyn ledig te maaken.
Dit gaat even op de selfde wijse als wy elders van de Kreeften hebben gesprooken, want een sneede Broods werdt soodanig gesneden, dat het met sijn een deel in den Roomer met Wijn hangt, en met het ander deel daar buyten, even by na als een Capitaal V, maar den Roemer moet vol van Waater of Wijn sijn.
| |
LX. Om een Penning in een glas te doen dansen.
Dit spel kan best in de scheemer-tijd geschieden, wanneer men soo nauw niet sien kan hoe alles toegaat. Set dan een Roomer op een Taafel, en neemt een penning, duyt of yets anders, doet daar een weynig pik aan, en maakt'er een lang haar aan vast klevend, en doet die in den Roomer, maakt dat haar aan het andere eynd van uw voorsten vinger vast, door middel van wat pik, speeld dan met uw vingers op de Taafel, even of gy op een Instrument speelde, soos sal de penning beweegen en dansen.
| |
LXI. Om yemant sijn hemd door sijn wambuys-mouw sonder te schenden uyt te trekken.
't Is seer wonderlijk als dit jemand eerst voor komt, alhoewel het den weetenden geen groote saak is, maar als het in een geselschap gedaan werd, kan men daar veel vermaak mede hebben.
Laat dan yemant een hemd achter over sijn rug- | |
| |
ge, ende rondom den hals toebinden of knoopen, even of hy het deegelijk aan hadde, doet de mouwen van het hemd meede door de mouwen van het wambuys, en knooptse rondom den arm fraaytjes toe eeven of gy het aan had. Dit gedaan sijnde, moet gy met ymand wedden, dat gy hem sijn hemd door sijn mouw sult uyt trekken, sonder het selve te schenden. Als nu het wedspel aan gaat, soo doet hem het hemd rondom den hals los, als ook aan de handen, steek dan uw hand booven by den hals en het wambuys in, trekt de eene mouw uyt, en steekt hem in de andere mouw, met soo veel van het hemd als gy kunt, steekt dan uw hand aan den arm in de mouw en trekt het hem daar al sagjes by de mouwen uyt, soo hebt gy het wedspel gewonnen, en d' Omstanders sullen daar alle om moeten lacchen.
| |
LXII. Om door een Kreeft een Roomer met Wijn te leedigen.
Neemt een Roomer vol Wijns of Waaters, set die op een Taafel, neemt dan een Kreeft die gekookt is, hangt die op de Roomer dat hy met de eene helft in den Wijn of waater hangt, en met d' andere helft buyten den Roomer soo sal al het vogt dat in den Roomer is, ten minsten soo verre de Kreeft die raakt, uyt den Roomer geleedigt werden, maar men moet den staart in den Roomer hangen en de kop daar buyten.
| |
LXIII. Een wonderlijk Goochel-boek en verscheyde Figuuren te vertoonen.
't Is seer aardig een Boek op verscheyde wijsen oopen te slaan, om te vertoonen dat een Boek vol beesten is, en weder opslaande dat vol menschen | |
| |
is, en ten derden en vierden open slaande dat het vol boomen, Huysen, Schepen, &c. is.
Om dit in 't werk te stellen laat men een Boek maken eeven by naa als de kooplieden haar winkel Boeken hebben met een Alphabet als A, B, C. en soo maakt men dan het eerste Blad met A, het tweede met B, en soo voorts tot het Alphabet uyt is. Dan begint men wederom van booven een nieuw Alphabet, en dat tot eenige reysen toe. Die dan van 't eerste Alphabet hebben Beesten; het tweede Duyvels, het derde Soldaten, en soo voorts, tot gy een gansch Boek uyt hebt.
Maar dit moet met geen stijven hand, maar met een rassigheyd en behendigheyt gedaan werden, of anders is het terstond gemerkt.
| |
LXIV. Een Googel-boek om in te steeken met een Priem, in welk men om eenige Prijs steekt.
Men heeft op de Jaarmarkten en Kermissen eenige soort van Luyden, die met een Kraam koomen in welke sy als een looterye aanstellen; daar toe hebben sy een seeker langwerpig Boek van dun Papier gemaakt, doch de middelste Bladen zijn geteykent met silvere Messen, Spiegels, Ringen, Lampetten en meer andere kostelijkheeden, is 't dat men met een speld of eenig andere priem in deese blaaderen steekt, soo heeft men soo een prijs als op dat blad staat; maar men komt'er selden toe, want de middelste bladen sijn alle veel korter als de buytenste, is 't dan dat jemand in 't begin om te probeeren voor niet steekt, soo houden sy deese blaaden los, en seggen dat men in 't midden moet steeken, soo treffen sy dan een prijs; maar wanneer het om winst geschied, houden sy het Boek dicht toe, soodanig dat de voorste uyterste blaaden en de achterste, die beyde langer sijn, aan malkanderen ko- | |
| |
men, soo dat die daar in steekt, niet in de middelste, maar in de uyterste blaaden komt te steeken, in welke geen prijsen geteykent staan, soo dat den steeker sijn geld quyt is, en droevig bedrogen moet heen gaan: 't welk wel tooverye schijnt te weesen.
| |
LXV. Een aardig spel met twee plankjes.
Om dit te maaken soo neemt twee plankjes een spanne lang, een halve span breed, en een vierde van een vinger breed dik: Laat deese plankjes
vierkant zijn gelijk als A C D F, sy moeten ook beyde eeven groot zijn, en eeven dik dat'er een kleyn spijkertjen op de dikte kan geslagen werden.
Dit gedaan sijnde, neemt dan drie roode lintjes of perkementjes, spijkert die daar op in deeser manieren: Neemt het lint A spijkert het in A, en aan het andere plankjes C B in C, spijkert ook het lint F in F en in het plankjen C B in E, neemt dan het darde lint spijkert dat op 't plankje C B in B, aan | |
| |
de binnen sijde, en spijkert het op het plankje A D tusschen E C soo is het gedaan.
Wanneer men nu een stukjen papier H legt tusschen de lintjes A en F, en de plankjes opligt aan de sijde van E C soo sal het papiertjen H leggen tusschen het lint C B gelijk in I te sien is.
| |
LXVI. Om een Toover-kootjen te maken.
A o o B
C o o D
De Schaapen en Lammeren hebben in haare pooten seer kleyne kooten, hier pleegen wy, jong sijnde, vier gaatjes in te maaken en tweederley verwige draden in te steeken, die wy door trekkende, voor d' onkundige Jonghens Tooverye scheen.
Om dit nu te beschrijven, soo laat A B C D de koot sijn, maakt vier gaatjes als o o o o, steekt dan een roode draad door het gat by B dat hy weeder uyt koome by het gat C, alsoo neemt een swarten draad, steekt hem door het gat by D dat hy by A weeder uyt koome, soo maaken de draden in de koot een kruys, bind dan de eynden die buyten de koot sijn vast, en schuyft de draaden heen en weder, soo sult gy een aardigheyd met de draaden sien.
| |
LXVII. Om te doen schijnen met ses plankjes, dat'er meer als hondert sijn.
Neemt de booven geseyde plankjes A F D E C B; maakt aldus nog vier aan malkanderen, | |
| |
dat is, dat het lint B gespijkert zy aan een derde plankje, en de linten E F van gelijken, wanneer dit tot ses of acht toe gedaan werd, soo neemt de selve in uw hand, laat d' een voor d' ander uyt uw hand los, en als gy een los laat, moet gy een ander op neemen, soo sullen daar meer als duysend plankjes schijnen. Het gelijke de onkundige meede wel Tooverye te sijn, wanneer het wat ras gedaan werd.
Ik heb Quaksalveren meenigmaal op de Kermissen, om de Boeren by hun te vergaderen, sien doen.
| |
LXVIII. Een Leer te maaken om steenen uyt de Aarde te haalen en op te ligten.
Snijd een Leer de groote van een Daalder, maakt in het midden een gaatjen daar door, en steekt een Touwtjen door het gat, en laat aan het onderste eynd een knoopjen sijn, welke het Toutjen doorhaalende, onder teegen het gat, aan koome en het selve toesluyte, laat dit leertjen een nagt in water weyken, en plakt het dan soo nat op een Steen, trekt dan met het Touwtjen na omhoog, soo sult gy den Steen uyt de Aarde haalen.
Dit is een Philosoophe reeden, want als het leertjen op den Steen geplakt werd, perst men al de logt die tusschen het leertjen en den steen is weg, welke het leertjen op den steen van buyten soo vast drukt dat het met geen geweld is van te trekken. Men noemt deese leertjes gemeenlijk trekleertjes, maar sy trekken niet, want het geheele effect of uytwerking hangt van het persen der locht.
| |
| |
| |
LXIX. Om buyten op het Land alwaar men geen Tooren siet, de wind te kennen.
Als men buyten is, gebeurt het wel dat men op een heyde is, en dat men geen Tooren of jets anders siet, om den wind te weeten, ja selfs niet aan de Wolken van de locht, soo neemt een hayrtjen uyt u Hoofd dat wat lang is, en houd dat met twee vingers aan het Eynd, laat dat in de locht hangen; soo sult gy sien na wat oort van de Weereld dat het heen waayt, als gy nu niet en weet aan wat oort dat Oost of West is, soo sult gy dat aan den Sonne weten, want in den opgang is hy in 't Oosten, op den middag in het Suyden en in den ondergang in het Westen.
| |
LXX. Een manier om door de Logt te vliegen.
Monsieur Toinard heeft een Instrument gesien met vier vleugels, door welken middel een mensch door de locht soude konnen vliegen, het welke lichtelijk te doen is.
A. Is de Rechter Vleugel van vooren. |
B. De linker van achteren. |
C.De linker van vooren. |
D. De regter Vleugel van achteren. |
E. Een touw aan de Linker-voet, die de linker vleugel B neertrekt, wanneer de regter-hand de vleugel A nedertrekt. |
F. Een touw aan de rechter-voet, die de vleugel D neertrekt, wanneer de linkerhand de vleugel C neerhaalt. |
Dit werktuig nu bestaat in twee stokken, die aan elk eind een vleugel van taf gemaakt hebben, welke van booven naar om laag gevouwen is, gelijk een gebogen riet, of gebrooken pijl. | |
| |
Wanneer men nu vliegen wil, legt men deese stokken op de schouders, soo dat'er twee vleugels van vooren sijn en twee van achteren. De voorste werden door de handen bewoogen, en de achterste door de voeten, die de vleugels met een touw trekken, sijnde aan de voeten vast gemaakt.
De manier nu om deese vleugels te beweegen is deese, naamelijk wanneer de rechterhand de rechter vleugel neder trekt, die vooren met A geteikent is, soo trekt de linker voet, door middel van het touw E, de linker vleugel B naar om laag, en soo vervolgens trekt de linkerhand de vleugel C van vooren naar om laag, wanneer de regter voet D van achteren ooverhands naar om hoog trekt.
Om dit wel te doen, behoorde het Lighaam aan elke deel iets te hebben dat logtig is, en van groot beslag om de swaarte des Lighaams wat te gemoet te koomen. Ook behoorde men daar een staart by te practiseeren, maer om die behoorlijk te bewegen is qualijk kans.
Dit vliegen is nu niet gemaakt, om daar meede lang in de Logt te vliegen, maar om sig | |
| |
gemakkelijker over een kleyn watertjen te begeven.
En om dit vliegen te gewennen, moet men sulks eerst van een Bank of Tafel doen, daar na uyt een Venster, en van een Huys.
| |
Een naader Onderrigt van het vliegen in de Lugt onlangs uyt het Frans door T. E. vertaalt. Een Af-schrift van een Brief, geschreven aan den Heer Toynard over een werk-tuyg van een nieuwe vindinge om in de Lugt te vliegen.
Den Heer Toynard heeft schrijven gehad, dat den Heer Bosnier Slottemaker van Sablè in 't Land van Maine heeft een Werk-tuyg met vier Vleugels om te vliegen (uytgevonden,) schoon hy der nog een Af-beelding en netter beschrijvinge van verwagt als deese. Hier op volgt nu de beschrijvinge aldus.
A. De Regter Vleugel van vooren. |
B. De Slinker Vleugel van agteren. |
C. De Slinker Vleugel van vooren. |
D. De Regter Vleugel van agteren. |
E. Een touw aan de Slinkervoet, die den Vleugel A. om laag haald. |
F. Een Touw aan de Regter voet, die den Vleugel D. neerhaald, terwijl de Slinkerhand den Vleugel C. om leeg haald. |
Dit werk-tuyg bestaat uyt twee stokken, die om yder Eynde hebben een lange Vensterraam van Tafetas, welke Venster-raam word gevonden als een gebrooken dunnen Pijl.
Wanneer men vliegen wil, soo schikt men de | |
| |
stokken op de schouderen: alzoo dat'er 2 Ramen voor en 2 Ramen agter sijn. De Ramen van vooren worden beweegt door de handen, en die van agteren door de voeten, trekkende met een touw dat'er aan vast gemaakt is.
De order van 't beweegen deeser soorten van Vleugelen is alsoo: als wanneer de regterhand de regter-Vleugel neer trekt, van vooren gemerkt A. den Slinker voet trekt neer door middel van het Touw E. De Slinkervleugel van agteren gemerkt B. uorders de Rechterhand trekt de Slinkervleugel van vooren gemerkt C. neer, den regtervoet trekt neer door middel van het Touw F. De regter vleugel van achter gemerkt D. En alsoo by beurten den een na den ander als in een kruys.
Deese beweeginge in een kruys schijnt seer wel bedagt te sijn: om dat het is 't geen natuurlijk aan de dieren en menschen is, wanneer sy gaan of swemmen, en dat doet hoopen, dat dit werktuyg wel gelukken sal.
Men vind'er niet te min jets, dat om tot een goed gebruyk te brengen, twee dingen ontbreeken. Het eerste is, met moest'er jets aan maken seer ligt, en van grooter omslag: die vast gemaakt sijnde aan eenig deel des Lighaams, dat men moet kiesen, om dat het kan teegenwigt van den Mensch in de Lugt teegen wegen. Het tweede dink, soude te wenschen sijn, dat men der een staart aan maakte: want dat soude dienen om den vlugt der geene die vliegt te ondersteunen en te regeeren. Maar men soude veel swaarigheyd hebben, om de beweging en regeering aan die staart te geven: na verscheyden ervaarenissen, die door veel Persoonen eertyds onnut gedaan.
Het eerste paar Vleugels, die uyt de handen van Sr. Besnier gekoomen sijn, en na Guibre gebragt: alwaar een Danser gekoft heeft, die hy gelukkig gebruykt. | |
| |
Tegenwordig arbeyd hy aan een nieuw paar volkomender als het eerste paar: hy geeft niet voor, niet te min door sijn Werktuyg opgeheven te worden van de Aarde, nog sig langen tijd in de Lugt op te houden; ter oorsaak van 't gebrek van kragt en snelheyd, die noodig sijn, om deese soorten van Vleugelen dikmaals en kragtelijk te beweegen, of om van vliegen te spreken, om in de Lugt te drijven sonder de Vleugels te roeren.
Maar hy versekerd, als vertrekkende van een plaats redelijk hoog, hy soude over een Revier, die vry breed is ligtelijk vliegen. Hebbende het versogt op verscheyde wijsen, en van verscheyden hoogten, hy heeft nu begonnen zig uyt te strekken van een voetbank af, daar na van een Taafel, hier naa uyt een Venster reedelijk hoog, hier naa van de tweede stelling af, eyndelijk van een solder af, van waar hy over sijn Buur-Huysen vloog, en sig allenskens oeffenende, en heeft sijn Werk-tuyg in staat gebragt, gelijk het heden is. Indien den konstigen werk-man, sijn vinding niet tot de volkomendheyd bragt, waar van elk een denkbeeld maakt, die gene sullen gelukkig sijn, om het tot de laaste volkomentheyd te brengen, en sullen hem niet min verplicht sijn: om dat hy een gesigt gegeven heeft, van welke de gevolgen konnen misschien soo wonderlijk worden, als die sijn van de eerste proeve van den Schipvaart. Want of schoon wy van Daute van Perouse geseyd hebben, het geen den Hollandschen Mercurius van 't Jaar 1673. Verhaald van eenen genoemd Bernion, die den hals brak, vliegende van Frankfort, 't geen men self te Parijs gesien heeft, en 't geen gebeurd is, op veel andere Plaatsen.
Laat ons 't gevaar sien, en de swarigheyd die der in is, om dit voorneemen wel te doen gelukken. Men soude eyndelijk een konnen vinden, die veel | |
| |
konstiger of minder ongelukkig konnen sijn, als die het nog toe besogt hebben.
Als by voorbeeld een Dantes, die toegenaamt wierd Dedalus, om dat hy uytgevonden had een soorte van vleugels, met welke hy vloog: maar die waaren hem soo doodelijk niet als die van Icarus, want een van sijn Vleugelen gebrooken sijnde, als hy in de Lugt sijn vermaak gaf aan 't geheele pad van Perouse, hy nam de moeyte van sig op het dak van de Kerk van de H. Maria te laten vallen, en brak de heupe.
| |
LXXI. Van een Lampe, die niet uyt gaat, hoe dat mense in de Sak draagt ofte oover de Aarde rolt.
Het is van nooden dat het hol ofte den bak, daar men de Oly en het pit in doet, hebbe twee Assen ofte Spillen, gevoegd in een Cirkel, deese Cirkel heeft twee andere Spillen die in een twede Cirkel komen, van Koper ofte van andere harde materie, en eyndelijk deese tweede Cirkel heeft nog sijn particuliere Spillen, gevoegd in eenig ander ront lighaam dat om de Lampe henen komt, invoegen dat daar sijn 6 Spillen voor 6 differente stellingen die daar sijn boven, beneden, voor, agter, ter regter en onder de slinker sijden, en door hulp van deese Spillen met deese bewegelijke Cirkels, de Lampe sijnde in het midden, vind sig altijd gestatueerd in haar swarigheyds middelpunt, ook hoe men de selve keert of wend, ofte poogt om te werpen, het welke genoegelijk en wonderlijk is, voor die de oorsaak daar van niet en begrijpt.
Men seyd dat een seker Keyser sig eertijds een Wagen ofte Sitplaats heeft doen toerusten na deese | |
| |
konste gemaakt, ook soo dat hy sig altijt bevond in sijn rustplaatse, aan wat sijde dat de Wagen quam te schudden ofte te hellen, ja selfs zoo de Wagen om ver gevallen hadde:
| |
LXXII. Om drie Stokken, Pypen, Lepels, &c. over eynde te setten, dat'er een Wijn-kan sonder vallen op kan staan.
Neemt d' eerste Pijp A B, steld des selfs een eynde om hooge, en het ander eynd op een Tafel, legt hier op over dwars de Pijp van E F, ten derden, voegt de laatste Pijp C D onder de Pijp van A B, komende met C op E F, makende in 't midden een triangel. Dit gedaan sijnde sullen de Pypen over eynde blijven staan, waar op men een Schotel, of yets anders kan setten.
| |
LXXIII. Om een Hout of jets anders aan stukken te slaan met de eynde op twee Roomers gelegt, sonder datse storten of breken.
Wanneer gy dit begeert te doen, soo moet gy twee Glasen op twee Bankjes van gelijke hoog- | |
| |
te zetten twee of drie voet van malkander, legt dan uw Stokkjen of iets anders even op de kant van de Glasen; de eynde van de Stokjes dienen wel wat scherp gemaakt: dit gedaan sijnde, slaat dan met een kloekken Stok in 't midden van het Stokjen dat op de Glasen leyd soo sal het zelve in stukken springen, zonder de Glasen te breken of het vogt daar uyt te schudden.
Dit kan mede met twee Rieten of Strohalmen geschieden.
Op gelyke wyse kan men op de Roemers, of op de Hand een Been stukken slaan, met de rug van een Mes, wanneer het been op de Muys van de Hand en de twee voorste Vingers komt uyt te rusten.
| |
LXXIV. Om drie Messen op de punt van een Naalde te doen Dansen.
Voegd drie Messen aan malkander, in gedaante van een Balance, en een Naald in de Hand houdende, steld het punt daar van onder de rugge van het middelste mes A, aan welkers eynden de twee andere | |
| |
messen zijn houdende. Dit gedaan hebbende, kond gy sagtelijk blasende ligtelijk de messen doen schudden, beven, bewegen ende dansen op de punt van de Naalde.
| |
LXXV. Om yemant te vertonen dat alle dingen met hem omdraeyen.
Neemt yemant uyt den hoop, laat hy uw vast houden, en doet gy de oogen toe, laat hy u dan honderd maal in een cirkel rondom leyden met een geswindheyd, soo sal hy neder sijgen en alle dingen sullen met hem schijnen om te draeyen, daar gy selver, die de oogen toe gehad hebt, recht op sult blijven staan, sonder elders van te weten.
| |
LXXVI. Om houte Mannetjes te maken die booven van een gespannen touw na beneeden af loopen.
't Is een sonderlinge Kinder-vreugd, wanneer sy elders hoog een touw spannen, en op de Aerde vast maaken, en dat se daar op een houte Mannetjen stellen, die aan elke sijde een looden kogel heeft, daar van neer laten lopen.
Het touw dan dus gespannen zijnde maeken sy dat aan beyde sijden een looden koogel is gemaakt, in dier voegen als dat het Mannetjen van booven naar om laag koomt, het regt blijft staan en door deese koogels in balans gehouden werd. Dit is voor den onkundigen aardig om te sien. Wanneer sy in de hoogte zijn en nog stil staan, maakt men daar een kleyn Mosketjen aan, 't welk aangestooken zijnde en afgeschoten, sal het Mannetjen terstond van booven na beneeden afloopen.
| |
| |
| |
LXXVII. Met vijfderley gewigten allerley last te weegen van een pond tot 121. toe.
Ymand wil niet meer hebben dan vier gewigten, waar meede hy van een tot 40 kan weegen: soo moet sijn eerste gewigt een pond weegen, het tweede 3 pond, het derde 9 pond, en het vierde 27. pond.
Indien hy nu een pond wegen wil, zoo heeft hy een pond. Wil hy 2 pond wegen, zoo legt hy in d'eene schale 3 en in d'andere een pond. Wil hy vier pond wegen, neemt hy 3 en een, voor 5 pond, legt hy in eene schael 9 en in d'andere schael drie en een, en aldus vaard hy voort tot veertig toe.
Wanneer men ook met weynig looden van 1 tot 32 wil wegen, moet men ook vier gewigten hebben. Het eerste zy een loot, het tweede drie lood, het derde negen lood, en dewijl 9. 3. en een doet 13. zulks van 32 gesubstraheerd komt nog 19, sijnde het gewigt des vierden wigts.
Met 5 gewigten kanmen van 1 tot 100 toe wegen. Het eerste zy een pond, het tweede drie pond, het derde negen pond, het vierde 27 pond, deze maken te samen uyt 40 pond, en van 100 gesubstraheerd blyft 60, sijnde de swaarte des vyfden gewigts. Indien men dan alzoo voort ging, en na 60 nam nog 81, zoo kan men van 1 tot 121 pond wegen: Aldus kan men verder en verder gaan.
| |
LXXIX. Hoe een Kind en een sterk Man aan een Stok een groote last dragen kunnen, en datze beyde na hun sterkte dragen.
Laat de Stok dieze dragen zullen ses voeten lang sijn, en 't gewigt dat daar aan gedragen werd | |
| |
vijftig ponden sijn, indien dit gewigt nu regt in 't midden hing, zou de Jongen te swaar dragen: wat raad voor desen Jongen te verligten schuyft dan het gewigt twee voeten van het midden des Stoks na den Man toe, so zal het den Jongen veel ligter konnen dragen als te vooren.
| |
LXXX. Een Stok of groote Merg-been op twee Stroohalmen stukken te slaan.
Laat twee Persoonen elk een Sroo-halm dubbeld te zamen vatten, legt de Stok dan met beyde sijn eynden op de Stroo-halmen, slaat daar midden op, so sal uw Stok in stukken springen. Zulks kan ook aan de Tafel met groote Merg-beenen gedaan werden, wanneer men die met de rugh van een Mes regt in 't midden raakt.
| |
LXXXI. Om drie of vier honderd pond Steens op zyn buyk te konnen slaan.
Maar als men considereert dat des Buyks Pens sak als een Blaas op gespannen is, en een opgespannen Blaas wel duysend pond gewigt van noden heeft, eer hy sal stukken bersten, zal men ook ligtelyk konnen beseffen, dat vier hondert pond Steens sonder groote swaarte of beschadiging te hebben, op de buyk kan gelegt en in stukken geslagen werden.
| |
LXXXII. Om een Fles met een Stro-halm op te beuren.
Neemt ongebruykt Stroo dat stevig is, vout dat te samen, zoodanig, dat het een hoek maakt, steekt het in een nauw-gehalsde Fles, so dat het grootste eynd uyt den hals der Flesse kijkt, en het andere eynd sig ter zyden in de Flesse uytspreyde, | |
| |
als dan na de proportie van den hoek die in 't Glas komt, vattende het Stroo van buyten, zult gy kunnen den voorschreven Flesse by het Stroo opligten, en dat zoo veel zekerder als den hoek des Stroos
sal te scherper sijn, en dat eynde dat gebogen is, het nauste koomen sal by de perpendiculaar Linie, die op het andere eynde correspondeert.
| |
LXXXIII. Om een Stok op het uytterste van den Vinger over eynde te doen staan sonder vallen.
Maakt of steekt aan de bovenste eynden van een Stok twee Messen vast, zoodanig als de Figuur | |
| |
uytwijst, steld dan het eynde van den Stok op uw vinger of duym, of ander op den hoek van een Tafel of Bank, en de Stok sal over eynde blyven staan, al was het datmen daar de Kamer mede langs ging.
| |
LXXXIV. Om 's avonts in den donker te weten hoe de wind is.
Soo wanneer gy 's avonds in de donker op de Straten of in een Tuyn sijt, zoo weet gy wel waar Oost, West, Zuyd en Noord leggen, als gy even wel niet sekerlyk en weet hoe de wind is, zo maakt u vinger in de mond nat, en steekt hem dan om hoogen, zoo zal aan die zyde daar den vinger eerst koud werd, den Wind van daan komen.
| |
LXXXV. Om eenige aardige vertoningen in een duystere Kamer te doen.
Dit diende best in den nagt gedaan, om beter te vertonen, laat dan A B een kamer zijn,
die groot is, en B C een kamertjen dat veel kleynder is, neemt dat B een Muur is tussen de Kamers A en C, maakt in de Muur B verscheyde gaatjes, in welke men kleyne glaasjes met verscheyde geschilderde figueren kan setten. Soo men nu een Lamp steld in de Kamer B C, voor een der gaten daar een glas in is in B gemaakt, zoo zullen zig die figueren met hare koleuren geheel groot op de wand A vertoonen seer aardig om te sien. Op die wyse kan men jemand des nagts een Tooverye laten sien, want na de figueren op het glas zyn, sijn ook de Beelden in de duystere Kamer.
| |
| |
| |
LXXXVI. Om ymand in een Spiegel te doen vertoonen dat hy een Beesten Kop heeft.
Dit schijnt wel Toverye te zyn, alhoewel het niet en is. Men laat een Rat maken dat agt hoekig is, 't welk men elders op een bequame plaats vast maakt, op dat het met een hand vat mag omgedraayt werden. Op deze agt opper vlakken van dat Rad, laat daar eenige hoofden van Beesten of Duyvels schilderen.
Boven dit Rad maakt men een Katrol aan welke men een Spiegel vast maakt, zoodanig, dat die voor de Spiegel staat, de figuuren van het Rad konnen in de Spiegel sien, en sig in 't midden van de Spiegel vertonen, als 'er nu yemand koomt, die van de kneep niet en weet, en in de Spiegel siet, sal bevinden dat hy soodanigen Beeste Kop heeft, als 'er in de Spiegel vertoont werd.
Men moet maken dat dit rad wat bedekt gehouden werd, en datmen het heymelyk kan omdrayen, op dat de figuuren sig verscheydentlyk in de Spiegel vertoonen. Men moet ook versorgen dat 'er geen swangere Vrouwen omtrent komen, op datze niet komen te schrikken.
| |
LXXXVII. Om yemand in een Spiegel te doen sien wat voor een Vryer of Vryster hy hebben sal.
Men heeft by sommige luyden, die men Toveressen noemt, sekere konsjes, die maar in een gauwigheid bestaan, en d' onnoosele laten sig menigmaals misleyden, agtende dat het den Duyvel doet.
Onder allen heb j' er die ymand laten sien wat voor een Vryster een Jongman sal hebben, of wat | |
| |
voor een Vryer een Vryster sal hebben, by welke sy veel dingen of liegen en raden, of uyt uw eygen woorden gissen, soo je by haar maar niet bekent en zijt.
Nu om haar konst in 't werk te stellen hebben sy dikwils verscheyde spiegels in een kaamer daar sy uw brengen, 't gebeurt nu als gy voor een spiegel keert en daar in siet, dat een ander 't sy uyt een luyk van een solder, of elders heymelijk door een beeldsel laat schijnen in een Spiegel die agter uw is, welkers beeld weederom schijnt in die spiegel daar gy voorstaat. Of dat regt over die spiegel daar gy voorstaat een hang kamertjen is, daar men een portret door vertoont dat in uw spiegel schijnt. Of dat men yemand in een donkere kamer brengt, en een tover-lanteren (daar ik terstond van spreeken sal) ontsteekt, in welke soo een beeldjen is welke men wil vertoonen, welke ligt in de spiegel komende, gy ook soodanigen sult sien, als sy uw seggen dat gy hebben of trouwen sult.
| |
LXXXVIII. Laterna Magica, of Toover-Lanteern.
Laat u een Lantaarn maken op dese manier als dese nevensgaande figuure uyt wijst, daar van binnen een Lamp in is waar van de vlam tegens een ront geslagen en glat geschuurt blik aan schijnt, welk licht weer deurstraalt door een dikke pijp daar een seer doorschijnent glas in gehecht is, van bineen moet ook een schoorsteen zijn welke met veel pijpen van buiten voorsien is om de Rook van de Lamp uit te doen gaan, in het Deksel moet een schuif zijn daar het Plankje daar de geschilderde glaasjes in vast zijn in gestooken kunnen werden om te Tooveren. Wanneer men Tooveren wil, soo gaat men in een duistere Kamer en Laat het licht tegens een witte muur ofte wit kleet aanschijnen, so sal | |
| |
het geen op de glaasjes geschildert staat, tegens de muur aanschijnen of het leevendige figuuren waaren.
A. de Lamp met het Pit B, C. een stuk Blik dat hol uytgeslagen is, seer glat geschuurt, dat groot licht van sich geeft. D. de Schoorsteen in de Lantaarn. E. de Pijpen daar de Rook uyt gaat. F. een Pijp daar de Oly in de Lamp gedaan wert. G. het Deksel van de Lantaarn. H, H. het Sleufje of Opening daar de geschilderde Glasen in geset werden, | |
| |
als men Tooveren wil. I. de voet van de Lantaarn. K, de groote Pijp daar een Glas in staat daar de Tooverije door schijnt. L. L. de figuuren of geschilderde Glaasen, die in een Plankje vast zyn. Dit is seer aardig voor de aanschouwers te sien.
| |
LXXXIX. Om ymand valsch te doen sien, soodanig dat hy met zyn Vinger seker stokjen niet sal aanraken.
Dit is maar een Kinder-spel, dog is een konst in de Optica. Laat ymand een stokjen in sijn hand hebben, houd dat in de hoogte, laat dan een ander die het een oog toedoet met sijn uytgestoken vinger daar na toe loopen, soo sal hy de stok niet raaken maar misgaan. Soo hy het just komt toe treffen, soo is 't een gelukjen dat niet altijt gebeurd.
| |
XC. Om een Mensch alsoo te disponeeren, dat hy een Ducaat op een mes leggende, niet ligtelijk sal afslaan.
Steekt een Mes in de houten wand, daar men makkelijk kan na toe gaan, omtrent soo hoog als den persoon slaan sal, legt dan op het eynde van het hegt een ducaat of ander stuk gelds, segt tegens ymand dat hy sijn linker Oorlelletjen met de regterhand vast houde, en dan de linkerhand door de regter arm steeke, en het linker oog toe make, en alsoo over dwers naa het mes toe loope, en met den middelsten vinger van de linkerhand de ducaat afstooten, soo sal hy gemeenlijks mislopen.
| |
| |
| |
XCI. Om ymand also te disponeeren, dat hy met beyde sijne opene oogen niet regt en sie.
Laat ymand in een kamer zijnde, drie of vier schreden van een open deur af te treden, en de selve de rugge toe keeren, geeft hem dan een houten Tafelbordjen in sijn hand, en wed (indien hy onbedreven is) om so veel als hy wil, wanneer hy sich niet omkeere, 't selve niet door de deur sal smijten, ook sult gy hem noch vergunnen over de linkerschouder te mogen sien, soo sult gy het sonder twijffel gewinnen: want hy sal het bord hier of daar in een andere hoek van een kamer smijten.
Als men nu op diergelijken wijs mede met negen keegels speeld, sal men daar veel klugts mede hebben.
| |
XCII. Een Figuur of afbeelding also te stellen, dat alles wat daar in geschilderd is, sich mismaakt vertoone.
Dit kan geschieden door middel van een kaers of Sonne-schijn. Voor eerst laet men een Figuur af maalen, 't zy een aansigt, heel menschen lichaam, vogel of ander dier in goed proportie afgemaald, sulk een gedaante set men schuyn tusschen het ligt en een muur of wit papier, daar de Figuur na de Perspectijf op sal ontworpen werden, sodanig dat de alschijning der Figuur afgrijslijk door een gat teegens het papier koomt te schijnen, dan haeld men alle de liniamenten met rood aard of potloot na, soo hebt gy die mismaakte Figuur. Dan soo soekt men het punt om de Figuur over sijde aan te sien, soo sal de geheele proportie weder regt schijnen.
| |
| |
| |
XCIII. Om door Konst des Nachts een Sterre te doen verschijnen.
My komt alhier te vooren, op wat wijse men een helder glinsterende Sterre by nagt kan doen verschijnen in de Logt, soodanig dat de Menschen daar een schrik van krijgen.
't Is niet onbekent dat 'er rot en vermolmt hout is, 't welk gesien zijnde in den duyster, van sig een ligt geeft als een Ster; als men nu een tou kon spannen van het een hooge huys tot het ander, en men een instrument praktiseerde daar die houten Mannetjes aan vast zijn met loot, en men daar een weynig van dit hout aan vast maakte, soude het schijnen, als of 'er een Sterre viel, dewijl het tou nog 't andere gereetschap niet wel door de duysterheyd kan gesien werden. Wanneer men dit hout boven aan het verhemelt van een Bedsteede of Ledekant vast maakt, sal het by nagt schijnen, of de bedsteede vol Sterren was. Als men dit dede in een Ledekant, daar men ymand vreemds liet slapen, soude verschrikken, soo ras als hy sijn ligt uytgeblasen had.
| |
LCIV. Om alles 't geen buyten een Kamer is van binnen te vertoonen.
Men maakt dan een kamer gantsch donker; in welkers venster men een rond gaatjen boort, in dit gatjen set men een bril-glaasjen, ('t welk men ook met de Cristallijne vogt uyt het oog van eenig dier kan doen) om het ligt met het schijnsel dat buyten is, door te doen komen, de muur die regt over het gat koomt dat in de vensters is, moet wit wesen, en in plaats van dat, kan men daar een vel wit Papier aan vast maken, op dat de koleuren | |
| |
van d'uyterlijke voorwerpen daar op mogten gesien werden; voorts moet de kamer over al sonder licht zijn, anders sou alles niet wel vertoont werden, dit soo gedaan zijnde, sal alles 't geen sig buiten de kamer in 't groot vertoont van binnen op het wit papier volkomelijk met sijn koleuren gesien werden, selfs hoe laat het aan de wijser is, maar alles sal verkeert schijnen: om dit nu regt te vertonen, moet gy nog een glas setten tussen het gat en Papier, en alles sal sig regt vertoonen. Die curieus is om dit in 't werk te stellen, sie daar van de Figuur by Beeverwijk in sijn schat der ongesontheyt, Capittel 26.
| |
XCV. Om des avonds in een kamer daar een kaars is, eenige Slangen aan de muur te vertoonen.
Maakt uw van ligt papier een omgekromkelde slang, met haar behoorlijke koleuren geschildert. Neemt dan een lang yser of stok van een elle twee of drie lang, maakt daar boven op een stukjen uytgeholt glas op vast, maakt dan boven om de stok de slang zijn hooft vast, hem met sijn lighaam om de stok krinkelende, om het ligt te doen beweegen. Stelt dan dese stok en slang in een duyster kamer by de muur; stelt daar onder een brandende kaars, welkers rook na boven toe gaande deese slang bewogen werdende dan soo sal des selfs schaduwe aan de wand schijnen even of hy kroop en klom.
Dit kan nog anders vertoond werden, wanneer in een muur of venster van een duystere Kamer, meenigte kleyne gaatjes gemaakt waren die digte by elkander stonden, soo dan het beeld van soo een papieren serpent buyten de gaten verkeert geset wierde: en door een kaars verligt sijnde, sal des selfs afschijnsel door al de gaten heen komen, en tegen over op de muur menigte slangen vertonen.
| |
| |
| |
XCVI. Om yemandt een part te spelen sonder schade, dat terwijlen hy aan de Tafel sit, niet en sal konnen eeten, seer belaglijk om sien.
Gy sult een weynig poeyer van Colloquint nemen, daar mede suldy de Teljor wrijven daar hy op eeten sal, soo sal hy niet kunnen eeten van al't geene op 't selve Tafelbord sal worden geleydt, en wilt gy sulks beteren, suldy hem een weinig Brandewijns te drinken geven, ende een schoon Teljore doen geven, ende als dan sal hy konnen eten.
| |
XCVII. Om yemant die men niet gaarn aan de Tafel siet een pots te spelen.
Wanneer men ymand heeft, die buyten dat hy genoodight is uw Tafel-vriend dagelijks soekt te wesen, soo neemt de wortelen van Arum, in 't Duyts Kalf-voet geseght, en snijd die voor sijn plaats daar hy sit, over de Salade in plaats van Ajuyn of parey, en laat hem sulks eten, soo sal sijn mond soo brandigh heet werden, als of hy met spelden en naalden door-stooken wierd.
| |
XCVIII. Om te maaken dat al wat yemand eet, bitter schijnd.
Wanneer gy een Panne-lekker aan u Tafel hebt, en om hem de spijse tegen te maaken, soo wast u tafel-laaken en servetten, en al wat op de taafel leyd met het afsiedsel van Coloquint, soo sullen sijn handen, mes, taafel-borden, en voorts al wat hy in den mond steekt, bitter werden. Men kan ook het poeder van Coloquinten nemen en maken daar | |
| |
de hand-doek, servetten, en tafel-laken mede bitter.
| |
XCIX. Om te weeten wanneer een Meyd of Knegt Wyn gaat tappen, ofte ook Wijn gedronken hebben.
't Gebeurt dikwils dat onse Wijn vaten leedig raaken, eer wy 't weeten, en om hier achter te koomen, moet men de Meyd of Knegt in een roemer laten tappen, wiens rand men met eenig swart bestreeken heeft: soo het nu gebeurt' dat se onder het tappen uyt den Roemen drinken, sult gy een swarte ring om haar mond en neus sien staan, waar aan gy lichtelik bekennen sult, dat de Meyd of Knegt daar uyt gedronken hebben.
| |
C. Om te weeten, wie den Diefstal in uw huys gedaan heeft.
Wanneer men in sijn huys veele Dienstbooden heeft, soo is daar meenigmaal een dief onder, die dit of dat gestoolen heeft, soo gy nu yets bent quyt geworden: soo gaat heen, en neemt een tobbetjen, wiens bodem vry groot is; houd den bodem over een kaers, dat hy heel swart werde: set dan dit tobbetjen onder in de kelder op een duystere plaats, daar niemand kan sien dat het swart is: segt dan dat gy wel haast weten sult wie uw goed gestolen heeft, en laatse een voor een in de kelder gaan, en haar hand eens op deese swarte bodem slaan, en dan weder booven komen, als sy nu alle beneden sijn geweest soo visiteert haar handen, soo sullen sy alle swart zijn. Behalven die van den dief, want die heeft sijn handen niet op het tobbetjen durven slaan.
| |
| |
| |
CI. Nog een ander Wijse, om een Dief te kennen.
Wanneer nu yets uyt uw huis ontstolen is, soo segt, dat gy een Smit weet, die gy den dief een oog sult laten uytkloppen, by aldien gy het in agt dagen tijds niet weder in uw huis hebt. Den Dief dit hoorende, sal bang werden, voor eerst dat sijn diefstal mogt uytkomen, en ten tweden, dat hy sijn oog verliesen mogt, soo sal hy het gestolen goed wel heymelijk weder op sijn plaats brengen, en dat binnen de agt dagen.
| |
CII. Om een Ey regt over eynde te doen staan.
Wanneer gy in een geselschap zijt, en men Eyeren by de hand heeft, soo laat een yder probeeren, of hy een Ey op sijn eynd kan setten, soo sal het niemand konnen doen.
Ondertusschen hebt gy een Ey daar toe bereyt, dat niemant en weet, sulks geschied aldus: neemt een Ey en boort met een spelt daar twee gatjes behendig in, om het doojer met het wit uyt te blasen en vult het Ey met een half once quiksilver, maakt de gaatjes wederom behendig toe, en overstrijktse met wat geel van 't Ey, en laat het soo droogen, legt dan dit Ey, in de mand met Eyeren; laat dan vry yder een probeeren so hy het over eynde sal setten of niet, neemt dan u Ey dat gy kennen sult en set het op de Taafel needer, soo sal het seekerlijk staan, vermids de quiksilver naar om laag sakt, en het Ey op houd.
| |
CIV. Om een paard of Kameel door het oog van een naald te steeken.
Dit schijnt wel tooverye als men het niet en weet, en verwed daar kap en kovel om als men het maar | |
| |
weeten mag; als gy dan uw weddenschap gedaan hebt, soo neemt een matige naay-naald en gaat by een Paard, Oliphant, Kameel, en diergelijke groote beesten meer, en maakt wat potseryen, met de Beesten door het oog van de naald te steeken, als den wedder uw dan genoeg uytgelaggen heeft, soo neemt een kleyne speld, legt het oog van de naald op het Beest, steekt de speld door het oog van de naald tot in het Beest: soo hebt gy het Beest door het oog van de Naald gestoken.
Alsoo kont gy een groote kaas of Brood door het oor van de kan steken, en ymands hooft door een ring.
| |
CV. Om Asperges te krijgen sonder saad of planten te hebben.
Nemt den Hoorn van een ram, boord die van booven daar hy vast is door tot in de holligheyd die aan het onderste eynde is, set hem een halve voet diep in de aarde ter plaatse daar de Son weynig schijnt: hout hem gedurig vogtig, gy sult naa vier maanden tijdt, goede ende dikke. Aspergers sien opkomen, welks selfs zullen zaat geven.
| |
CVI. Om Muysen van Tarw te maaken.
Neemt een hemd van een arbeyder, in het welke hy drie a vier weeken heeft gewerkt, ende dat by gevolg al stinkende van sweet is, legt het uytgespreyt sijnde in een vogtige kelder, stopt de logtgaten van de geseide kelder toe, stroyt eenige korlen van de beste Tarwe tusschen dat hembt in, en gy sult sien naa twee of drie dagen dat sy merkelijk swellen en een schimmelagtige ruygheyd krygen, daar naa sullen sig de voeten de staert ende het hooft van | |
| |
een Muys vertoonen, die eyndelijk sal loopen ende andere teelen.
| |
CVII. Om Vloyen te maaken.
Neemt van het stof dat aan de balken ofte agter de schilderijen en kassen en kisten sit, legt het op een houten plank in het beste van de Somer, besproeyt het eens met pis, en gy sult in drie a vier weeken meer vloeyen hebben dan u lief sal zijn, indien gy daar van de proef aan u huys neemt.
| |
CVIII. Om Dragon sonder planten of zaad te zaayen.
Neemt een Ajun, snyd de selve de staart, of het geen dat uyt de aarde opschiet, af; steekt daar in drie a vier kernen Lijn-saat, set hem soo in de aarde in het voorjaar, ende gy sult binnen veertien dagen goede dragon sien opkomen.
| |
CIX. Om onsigtbaar schrift te schrijven.
Neemt een Citroen, steekt een gaatje daar in, ende gebruikt die als voor een Inktpot, het selve gedroogt zijnde sal men aan het papier niet konnen merken, het sy men het tegen de Sonne-schijn hout ofte op het vuur legt, maar lang tegens het vier gehouden sullen de letteren so swart verschijnen als of die met Inkt geschreven waren, sonder het papier eenigsints te krenken, het selve kan men by gebrek van Citroenen met Aluin in water gesmolten doen. Behalven dat het papier om dat te doen voor den dag komen eenigsints gekrenkt werde, dog niet soodanig of men kan het bewaren ende altoos seer distinctelijk lesen.
|
|