Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel IV. Tochten in het Kafferland 1776-1805
(1932)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II De KaffersGa naar voetnoot1)
|
Xosa, | door de Zuidelikste Bantoe als stichter van de stam der Amaxosa genoemd. |
Malangana. | |
Nkoziyamboe. | Hij voerde het gebruik in verschil te maken tussen de hoofdvrouw en de bijvrouwen. Zijn hoofdzoon was Cira. Zijn bijzoon Jwara. Een derde zoon was Tshawe, |
Tshawe. | wiens moeder naar haar volk, de Abambo vluchtte. Tshawe overwon zijn broeders door de wapens der Abambo, de assegaaien, te gebruiken. Hij bleef |
Ncwangoe | Cira als meerdere erkennen. Dit assegaai-verhaal is legende, want de assegaaien waren al eer bekend. |
Sikomo | Over Cira is verder niets bekend. Jwara trok naar het Noorden en stierf. |
Togoe | (vermeld als Tokke in deel III bl. 88, noot. Reizen in Zuid-Afrika.) ten tijde van de Stavenisse-schipbreuk. Een tak van zijn volk woonde tot bij den mond van de Buffalorivier. |
Gconde. | die op de Westelike oever van de Oemtatarivier woonde. De Xosa trekken Westwaarts en de Temboe bezetten het opengekomen land |
Tshiwo | was de ‘groote zoon’ van Gconde. Oemdange was de rechterhandzoon, die de Imidangestam stichtte. Tinde was de linkerhandzoon, die de Amantindestam stichtte. Zijn moeder was een Damaqua Hottentotse. De Damaqua gingen geheel in de Amantinde op In 1775 zag Sparmann hen. Ze noemden zich Hottentotten, maar geleken geheel op Bantoe. Een zekere Kwane vluchtte naar de Gonaqua Hottentotten. Hij ondersteunde later Tshiwo en de Gonaqua kwamen in de Bantoe-stam, met de naam Goenoekwebe (Amag qoenoekwebe). |
Palo | was de ‘groote zoon’ van Tshiwo, geboren na de dood van zijn vader. Hij werd door de Europeanen Paro genoemd (zie deel II in voce) Palo trok over de Kei-rivier. Hoofd van de Amantinde was toen Banke of Banko (zie deel III in voce).
Tshiwo's rechterhandzoon was toen volwassen. Hij heette Gwali. Hij moest vluchten en trok met zijn eigen stamgenooten en de Amantinde over de Kei-rivier naar het Hottentot-hoofd Hintsati. Hij woonde waar nu Somerset Oost ligt. Tiso was de linkerhandzoon van Tshiwo Hij vormde een stam de Amambale. Tiso had geen kinderen. Daarom plaatste Palo zijn eigen zoon Langa als opperhoofd over de Amambala, die ± 1740 over de Kei-rivier trokken. |
Gcaleka | (zie deel III in voce Dalke, Daleka) was de ‘groote zoon’ van Palo. De rechterhandzoon van Palo was Rarabe, veel ouder dan Gcaleka. Er kwam burgeroorlog. Rarabe trok weg naar de Keirivier. Hij leverde een groote veldslag tegen Hottentotten, bleef overwinnaar en sloot een verdrag, waarbij hij veel land kocht. De Hottentot-vorstin, nu weduwe, heette Hoho. Deze Hottentotten waren niet Gonaqua. Rarabe overwon ook de Temboe, onder hun hoofd Daba. Rarabe sneuvelde tegen Temboe. De Xosa waren nu in twee stammen verdeeld, de Amagcaleka en de Amararabe, die beiden Palo als opperhoofd erkenden.
Rarabe liet als ‘groote zoon’ na Oemlawoe, als linkerhandzoon Ndlambe, als rechterhandzoon Cebo, die kinderloos was. |
Kawoeba | († 1804). |
Hintsa. |
[pagina 325]
Togoe | |||||||||
Geonde | |||||||||
Tshiwo | |||||||||
Oemdange | Tinde | ||||||||
Palo | |||||||||
Gwali | Tiso | Mahoeta | Getani | ||||||
Gcaleka | Rarabe | Langa | Titi | Jalamba | Banke | ||||
Eno | Koba | Cika | |||||||
Kawoeta | Oemlawoe | Ndlambe | Cebo | ||||||
Stokwe | Tshatshoe | ||||||||
Hintsa | Boekoe | Gaika | Oemkayi | Doeshane |
- voetnoot1)
- Deze naamijst is niet opgenomen in het Naamregister.