Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Tocht van Vaandrig Beutler]De tochten langs de Oostkust ter verkenning van het land leverden slechts matige resultaten op; meer vernam men van schipbreukelingen, die òf lang aan de kust woonden, òf overland naar de Kaap trokken. Maar het meest werd bekend door landtochten. En die van Vaandrig Beutler slaagde schitterend. In een prachtige kaart tekende men op wat toen van Zuid-Afrika in oostelike richting bekend geworden was.Ga naar voetnoot1) Omtrent de voorbereidselen tot die reis vindt men in de ‘Resolutien van den Raad van Politie’ het volgende aangetekend. | |
Dingsdag 1 February 1752Ga naar voetnoot2)....... Gemerkt men voor als nog geen kennisse heeft van de gesteldheyt deeser binnenwaarts Leggende Landen,Ga naar voetnoot3) en zoo ook niet van d' g' aardheyd der volkeren die dezelve bewoonen, mitsgaders wyders of met deselve niet eenigen Handel met voordeel voor d' E. | |
[pagina 258]
| |
Compe. in der tyd soude kunnen worden gedreeven, en datter egter hier aan voor den dienst onser Heeren en Meesteren en het wel weesen deeser Colonie seer veel geleegen Legt; Is by deese Tydsomstandigheyd dat onse Republicq met alle Moogentheeden van Europa in vreede leeft; en dat zulcx derhalven thans met gevoeggelijkheyd zal kunnen geschieden, op de Propositie van den Heer Gouverneur g'arresteert dat om de gewenschte onderregting in deesen te kunnen erlangen, teegens het eynde van deese of het Begin der aanstaande maand Maart een detachement uyt dit Guarnizoen dat sterk genoeg sal sijn, om sig zelfs teegens alle vyandelyke Attacque te kunnen defendeeren, onder het Commando van den Vaandrig August Frederik Beutler sal worden uytgesonden, welck detachement sal bestaen uyt de volgende Persoonen die alle met geweeren, cruyt en Loot sullen moeten weesen voorsien, te weeten Den Even gemelden Vaandrig August Frederik Beutler als Hoofd. Twee Sergeants. Vier Corporaals. Een Tamboer. Dertig Zoldaaten. Voorts Den Adsistend Carel Albregt Haupt om het Dag-Register te houden en daarby waar te nemen alle Zaaken tot de pen relatie hebbende. Den onderstuurman Pieter Clement. En Den Landmeeter en Caarte maaker Carel David Wentzel. Beyden om de noodige Astronomische observatiën en wat dies meer zy, te doen, en den Laatsten gemelden daar en boven om Zoodanige Caarten en Afteekeningen te maaken en op het Papier te brengen als noodig sal worden bevonden. Den onder chirurgijn Jan Hendrik van Ellewee. Een Botanicus. Een Smit. Een wagenmaker. En Eyndelyk den Onder Baas van de Schuur, Hendrik Beeneke met vijfentwintig zoo waagenryders als Leyders, deese laatste ten dienste van de Elf waagens dewelcke aan deese Landgangers zullen moeten worden bygezet tot Transport van de noodige Leevensmiddelen, ammonitie van Oorlog en andere noodwendigheeden, mitsgaders nog van een schuyt dienende om over de onwaadbare Rivieren te kunnen koomen. | |
[pagina 259]
| |
Boven alle het welcke voor de Hoofden van dit Commando tot hun narigt op de reyse sal moeten worden geformeerd Een Ampele en ter saake Passende Instructie, en is ten Laatsten nog verstaan dat aan de Menschen onder dit Commando gehoorende, om dezelve in staat te stellen, sig tot het doen van die Togt te kunnen Uytrusten, twee Maanden gagie sullen verstreckt worden. | |
Dingsdag den 15 February 1752.....Dingsdag den 15 February 1752..... Waarna geleesen synde de geconcipieerde Instructie voor de Hoofden van het detachement vermeld by Resolutie van den Eersten deeser Maand February, heeft men sig deselve Laaten welgevallen en voorts g' arresteert dat die aangezegde hoofden tot hun Narigt op de Reyse sal worden ter Handen gesteld. InstructieGa naar voetnoot1) waerna den Vaandrig August Frederik Beutler als hoofd, mitsgaders de verdere Leeden uytmaakende den gecombineerden Raad over de thans uytgesonden wordende manschappen der E. Compe. soo militaire als andere, om te verneemen na de Constitutie ende gelegentheden der hier binnenwaerts geleegen landen en volkeren, sig geduurende de Reyse sullen hebben te gedraagen. Het waare en Eigentlyke oogmerk deeser Expeditie ende onderneeminge synde om door een vlytig en naauwkeurig ondersoek emmers voor soo veel sulcx uytvoerlyck sal syn, eens een grondige kennisse te kunnen krygen van de tot nu toe onbekend gebleevene gesteldheyd deeser Landen binnewaarts geleegen, en soo meede van de geaardheyd der volckeren die deselve bewoonen, waaraan voor den dienst der E. Compe. en het weesen deeser Colonie ten hoogsten geleegen legt, sult gyl: derhalven, om aan deese intentie te kunnen voldoen, alles wat in ul: vermogen syn sal, moeten in het werk stellen, en sonder het ul: te laten verdrieten, nog moeyte, nog devoiren spaaren, om dit dus tot een gewenscht eynde te kunnen brengen, maar aangesien het ons nog weynig bekend is, hoedanig het in 't binnenste gedeelte deeser Landen is gestelt, op wat wys men daarin best sal kunnen doordringen, en wat verders dienstig sal syn dien aangaande in agt genomen of agterweegen gelaten te worden, hebben wy dien volgens, om geen Confusie te veroorsaaken, en somtijds saaken voor te stellen die eerder nadeelig als voordeelig souden kunnen weesen, Raadsaamst geoordeelt ul: voor sooveel het bovengemelde aangaat, niets voor te schryven, maar ter contrarie | |
[pagina 260]
| |
de uytvoeringe van dien volkomen over te laaten aan ul: goed overleg, en de omstandigheeden, die sig op weg synde daaromtrent sullen opdoen, alleen sullen wy dit bepaalen, naamentlijk dat gylieden van hier vertreckende de reyse door den gemeenen en bekenden weg sult moeten voortsetten tot omtrent de Mosselbaay en van daar door de bequaamste plaatsen het Land intreckende alles sult moeten in het werk stellen wat tot bereyking van het voorgenoomen oogmerk ter ontdekkinge van het midden des Lands, dat nog wel meest onbekend is gebleeven sal dienstig syn, kunnende op de terugtogt, by aldien dit sonder hinder geschieden kan, den weg Langs het noorden en de soogenaamde Coberberg om daar van agteren by te komen, genomen werden, maar wy laten dit alles nogtans aan ul: goed overleg, gelijk gesegd is, over: En schryven u ook geen tyd voor dewelke op deese Expeditie sal moeten worden doorgebragt, dog de voorsigtigheyd vereyscht egter, van niet als langsaam voort te gaan, vooral in het begin van de reys, om het volk door sterke marschen niet af te matten, en dus buyten staat te stellen deese togt sonder ongemack ten eynde te kunnen brengen. Wat nu verders op deselve sal dienen gedaan en geobserveert te worden in dien opsigte sullen wy tot marigt seggen: Eerstelijk dat op het naauwkeurigste sal moeten agt worden gegeven op de gesteldheyd en vrugtbaarheyd der Landen die gyl: sult koomen te ontdecken, welcke boschgagiën, vruchten, boomen en andere gewasschen, mitsgaders mineraalen, gesteentens, ensz: deselve uytleeveren, voorts welke bergen, vlakten, rivieren, meeren, bayen, en dieren aldaar worden gevonden, en eyndelyk of hier of daar niet iets met voordeel voor d' E. Compe. soude konnen werden ondernoomen; Terwijl dat by ontmoeting van Rivieren niet alleen sal moeten ondersogt worden of deselve vaarbaar syn ofte niet; Maar ook, in soo verre dit sal knnnen geschieden, te weeten ten belange der vaarbare Rivieren waar deselve in Zee uytloopen, en of men aldaar in de mond of in de Baayen dewelke souden kunnen worden ontdekt, met scheepen of vaartuygen soude kunnen aankomen. Ten tweede dat insgelijcx op het sorgvuldigste sal moeten werden agtgegeven op den aard, zeeden, gewoontens en Levenswyse der bysondere volkeren die bij ul: sullen kunnen werden ontdekt; voorts hoe deese menschen teegen den anderen syn gesint, en soo meede of met deselve niet eenigen handel voor d' E. Compe. in der tyd met voordeel souden kunnen worden gedreeven. Ten derden, dat voorseyde Landaarden by alle geleegentheden | |
[pagina 261]
| |
met vriendelyke beleefdheyd bejeegend en met deselve ten uytterste omsigtig en lankmoedig sal moeten gehandelt worden, sonder iets in het minste van haer tegens hunnen wille, onder wat pretext het ook soude mogen syn, met geweld af te nemen, of haar enigen overlast aan te doen na de maal ul: aller behoudenis van het wel in agt neemen deeser ordre grootelyks sal afhangen. Edog hier en teegens soo wanneer gyl: onrechtvaardig word aangetast, sal alsdan geweld met geweld mogen worden afgekeerd, mits dat van ul: kant alle mogelyke moderatie gebruykt en daartoe geen de minste reeden gegeeven worde. En nademaal wilde en ruwe volkeren, hoe goedaardig en sagtsinnig deselve andersints ook souden mogen schynen, des niettemin niet sijn [te] betrouwen, sult gyl: derhalven altijd op uwe hoede moeten blyven en teegens alle verrassingen goede wagt houden, ten welken eynde het volk tot deese expeditie gehoorende soo op marsch als de verblijf en rustplaatsen, geduurig by een en in staat van defentie sal moeten werden gehouden, sonder daaromtrent iets te versuymen, voor al des nagts, wanneer het van selve spreekt, dat men geduurig de noodige schildwagten sal moeten uytsetten, sullende bovensdien, ingeval het nodig sal sijn een detachement uyt te senden, om na deese en geene saaken te verneemen, of iets anders te verrigten, wel moeten worden gelet dat soo een Commando aan den eenen kant in staat sy om sigselfs by onverhoopte vyantelycke attaque te kunnen defendeeren; en ten anderen dat de hooftmagt daardoor niet te veel worde verswackt, ondertusschen dat om so veel mogelyk sy de geneegentheyd der volkeren die gyl: sult komen te ontmoeten, te winnen, bij ul: aan deselve eenig gering presentje van de meede genomen wordende snuysteryen, nu en dan sal moeten worden gedaan, onder betuyginge daarby van uwe syde dat d.'E. Compe. met het onderneemen deeser expeditie niets anders voor heeft als vriendschap te maken en in een verbond met hun te treden, mitsgaders wyders om te sien of niet eenigen handel met wedersyts vergenoeginge en voordeel soude kunnen worden gedreeven, wordende by dit alles ul: nog geordonneert dat men door alle mogelyke middelen sal moeten tragten gidsen te krygen om ul: de wegen te wysen, en teffens van de eene na de andere natien te brengen, welke gidsen ook telkens na merites sullen moeten beloond worden. Ten vierden sal van alles wat op deese Expeditie sal komen voor te vallen, soo nopende het boven gemelde als weegens alle andere saaken, hoe gering die souden mogen schynen, pertinente en duy- | |
[pagina 262]
| |
delycke aanteykening van dag tot dag moeten worden gehouden, om het welke te doen, wy gecommitteert en aangestelt hebben den adsistent Carel Albregt Haupt, denwelken sig bovensdien tot alle andere besoignes die de Pen betreffen, sal moeten laaten Employeeren, sullende op dat alles in deesen opsigte ordentelyk moge toegaan, den voorseyden Dag Register houder omtrent desselfs aanteekeningen communicatief moeten te werk gaan met het hoofd en de verdere hierna te noemene Leeden van den Raad. Ten vijfden sal van alle vreemde dieren die ul: op dese reys sullen voorkomen, mitsgaders van alle planten, gewasschen en wat dies meer sy, een behoorlycke afteyckening door den Lantmeeter en Caartemaaker Carel David Wentzel die sig het voorsz. werk verstaat, moeten worden gemaakt, ook sal men, is het doenlijk, eenige deeser dieren Levendig, doch dit niet kunnende geschieden, derselver huyden moeten medebrengen, gelyk dit ook sal moeten worden gedaan in opsigte van alle vreemde planten, zaden, bloembollen, enz. voor soo veel sulks sonder belemmering op ul: togt sal kunnen werkstellig gemaakt worden. Na dien ook met de blote aanteykening der Landen, volkeren en alle andere voorvallende saaken, men nog niet veel soude syn gevordert soo daar beneevens niet eenige goede geographische en astronomische observatien wierden genomen en gemaakt om door middel van deselve die nieuw ontdekte Landen naderhand weder te kunnen vinden, is hierom behalven voorseyden Landmeeter Carel David Wentzel, ul: nog toegevoegt den stuurman Pieter Clement, welke twee persoonen op het volgende sullen moeten agt geven en alle hetselve ter uytvoeringe brengen, mitsgaders wyders daarvan Journaal houden, te weeten. 1. Wanneer men een hoogte sal hebben bereykt, die een nieuwe en verdere uitsigt verschaft, sullen de gemelde personen opneemen de verheventheeden of hoogtens der voornaamste kennelyke plaatsen en hoogtens door dewelke men bereyts is gepasseert, die agterwaarts leggen en soo meede van die dewelke sig voorwaarts vertoonen en waar na toe men voornemens is de cours voor te setten. 2. De voormelde Landmeeter en stuurman sullen dagelyx moeten neemen de hoogte der sonne om hier uyt de breete te kunnen weeten, deese observatie gevoegd by die dewelke omtrent de kennelykste plaatsen soo als even is gem: onder Art. 1. sullen weesen gemaakt, sullen dienen om te weeten welke weg, soo in breete als lengte sal syn afgelegd, soo ende in dier vougen als zulks ter zee wordt verregt. | |
[pagina 263]
| |
3. By het op en nedergaan der sonne sullen deselve ook agt moeten geven op de variatie of miswysing van het Compas, hetwelk in dit, gelijk als in alle bergagtige landen seer variabel is. 4. Langs de zee gaande, zullen voorsz: persoonen ook op de strecking der Custen reflexie moeten neemen, en soo mede op de groote en staat der baayen ende mond der Rivieren, dewelke soude cunnen worden gevonden, sonder daarby te versuymen op te neemen op welke Polus hoogte deselve leggen, al soude men om sulks te kunnen doen eenige dagen op sodanige plaatsen blyven stilleggen. 5. Sullende sy lieden bovensdien haare observatiën, niet by verkortinge maer uytvoerig in haare te houdene journaal moeten ter neder stellen, als byvoorbeeld, de Polus hoogte, de Azimuths of Ampletudes, dat is te zeggen de streek der sonne op desselfs top boog, alles op de hiertoe op het compas gedaane observatiën in welk Journaal ook dagelycx sal moeten worden aangeteekent de verheid van den weg die sal syn afgelegd, hoe de cours is geweest en welke breete en lengte men sal hebben gehad, ondertusschen dat van den stand, gesteldheyd en geleegentheyt der bergen, vlaktens, Moerassen, Rivieren en baayen, met een woord, van alles wat men van eenige consideratie sien sal, door voorz: Landmeeter en Caartemaaker een duydelyke caart en afteykening sal moeten geformeert worden, en sullen soo dickwils geciteerde Landmeeter en Stuurman boven dit alles, meede alle dagen aan den Dag Register houder om door hem by desselfs dagelykse aanteekeningen geboekt te worden, moeten opgeeven, hoe de cours is geweest, hoe ver men is geadvanceert, en voorts wat lengte en breete men sal hebben gehad, soo ende in dier voegen als sulcx is g'observeert geworden op de togt door den Edelen Heer Gouverneur Simon van der Stel in den jaare 1685 na de Coperbergen ondernoomen, waarvan hier beseyden tot narigt een extract is gevoegd.Ga naar voetnoot1) En gemerckt de werktuygen dienende tot verrigtinge der voorwaarts geciteerde geographise en Astronomische observatiën deselfde zijn die men in zee tot dit Laatste gebruyckt, sal dienvolgens in deesen opsigte maar alleen behoeven te worden geseyd dat men te Land, by het instrument dat dient om der sonnen hoogte te neemen een Paslood gebruyckt, 't welk te Land van hetselfde effect als den Horizont in Zee is. Als hoofd over deese Expeditie hebben wy aangesteld den voorn: | |
[pagina 264]
| |
Vaandrig August Frederik Beutler, denwelken dienvolgens van alle ende een ygelijk als soodanig sal moeten erkend, gerespecteert ende gehoorsaamt worden, soo als sulx behoort, sullende hem Beutler, wanneer op de reyse mocht komen te overleyden als hoofd met de qualiteyd van pl. Vaandrig aanstonds volgen den meedegaanden Sergeant Hendrik Josua Muller en by dies aflyvigheyd den meede Sergeant Jan Hendrik Zinder, die alsdan door elk een ook sal of sullen moeten worden gehoorzaamt. In den Raad alwaar het Hoofd den Vaandrig August Frederik Beutler altyd sal presideren, sullen nog sitten de volgende persoonen, namentlyk Den Adsistent Carel Albregt Haupt Den Onderstuurman Pieter Clement Den Landmeeter en Caartemaaker Carel David Wentzel, mitsgrs. nog de meedegaande Sergeants Hendrik Josua Muller en Jan Hendrik Zinder. Des zal alles van gewigt wat den dienst der E. Compe. aangaat, soo wel als hetgeen dat tot het welweesen deeser Expeditie sal dienen ondernoomen of gelaaten te worden altyd in den voorseyden Raad in overweging genoomen en daarin ten gemeenen nutte beslooten moeten worden, sullende by deesen Raad wyders alle andere voorvallende saken soo Politicque als Justitieele insgelijcx moeten werden afgedaan. Bestaande nu de manschappen tot deese togt, geschikt in 71 coppen, te weten Den Vaandrig August Frederik Beutler. De twee Sergeanten even gemelt, Vier Corporaals, Een Tamboer, Dertig Soldaaten; voorts den adsistent Carel Albregt Haupt. Den onderstuyrman Pieter Clement. Den Landmeeter ende Caartemaker Carel David Wentzel. Den onderchirurgijn Jan Hendrik van Ellewe. Een Botanicus. Een Smit. Een Wagenmaker. En Eyndelijk den onderbaas van de schuur Hendrik Beeneke, Met vyfentwintig soo wagenryders als lyders, deese laatste ten dienste van d'Elff wagens die aan ul: worden bygeset tot Transport der noodige Levens middelen, ammonitie van oorlog en andere noodwendigheden mitsgaders nog van een schuyt dienende om over de on waadbare Rivieren te koomen. Ten besluyte moeten wy ul: op het nadrukkelykste recommandeeren in alles voorsigtigheid en goed overleg te gebruycken, met den anderen eendragtig te leven, eygen belang en Intrest ter zyde te stellen, mitsgaders wyders de meede gaande en onder ul: beleyd gestelde manschappen in allen deele ordentelyk te handelen, dog deselve daarneevens in goede ordre en discipline te houden, alzoo | |
[pagina *13]
| |
Kaart 4.
Behoort bij: Werken uitgegeven door de Linschoten Vereeniging Deel XX. N.B. Op ongeveer 1/5 der ware grootte - Op het origineel (Alg Rijks-Arch No. 852) zijn de meridianen en parallellen om de 10'getrokken en is er een minuutverdeeling langs den rand aangebracht. Lith. J. Smulders &, den Haag | |
[pagina 265]
| |
van dit alles den goeden uytslag deeser Expeditie en ul: aller behoudenis op soo Een moeyelyke togt voornaamentlyk sal afhangen, Houdt God altijd voor oogen; Hy sy uwe hulp en Leydsman, en brengeul: gesamentlijkgesond en behouden ter deese plaatseterugge. Waarmede blyven (onder stont) Ul: goede vrienden (was geteyckent) R. Tulbagh: J. Swellengrebel, P.v. Reede van Oudshoorn, Is. Meinertzhagen, Hendr. de Ruyter; R.S. Alleman, Ns. Heyning; C. Brand, Corn: Eelders, Js. de Grand Preez (in Margine) In 't Kasteel de Goede Hoop den 15en February 1752. Accordeert. O.M. Bergh, E.g. Clercq. |
|