Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekendJournaal gehouden int galjoot de Postlooper, zeijlende van Cado de goede Hoop naar Terra de Natal, door Roeland Roos gesaghebber.Ga naar voetnoot1)Januarij Ao 1715.
| |||||||||||
Woensdag 23 do.Woensdag 23 do. 's Morgens ligten 't zelve, de wind Z.Z.W.t labbr coelte, boegde langs de wal tot int 3 glas van de voormiddg wagt, wanneer wij een openingh zagen, nu liepen daer omtrent 1 ½ mijl voorbij, wanneer wij ons anker lieten vallen op 22 vadm zandgrond, zetten onze schuijt uijt en zonden de zelve met de onderstuurman I. Pool door die openingh omme naer water te verneemen, de welke tegen avond met 4 swarten weder aan boort quam de welke ons tijdingh bragten, dat dit 't eijland Jaca was, en aldaer vers water genoegh konden krijgen en van haaren Coning Sin Jaco genaamt, gezonden waaren als lootsen, omme ons daer binnen te brengen; ligten | |||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||
ons ancker en quamen voor de kil op 9 vadem zandgront ten ancker. | |||||||||||
Donderdag 24 do.Donderdag 24 do. Na de middagh de wint na 't O.N.O.t schietende ligten ons anker en zeijlden door de kil, alwaer wij op het minste 2 vadem zandgrond met leeg water vonden, daer binnen nadat wij 4. 5 à 6 vadm gepasseert waaren, kwamen met den avond agter het eijland Jaca op 3 vadm zandgrond ten ancker omtrent een kleinen canonschoot buijten de wal; alhier quamen desen dagh eenige vaartuijgen aan boord mede brengende hoenders, eijeren, water, limoenen, ananassen, patattes, tabacq en haer zoogenaemde amber de grijs, die alle[en] in wax bestaat, nu verders bokken en geijten, als mede potten met dranck, die zij phombe noemen en van een soort van witte pruijmen maaken honingh en melk en verdre verversingh, 't welk men goedkoop voor een lapje linnen van haer kan ruijlen. | |||||||||||
Vrijdagh 25 do.Vrijdagh 25 do. 's Morgens de wind als vooren, voer ik met Sr Marten Verseijl na den coningh de welke met zijn adel en gevolg ons langs strand te gemoet kwam, alwaer wij (zoodra 't ons mogelijk was) aan de wal gekomen zijnde, van hem onder een boom, op zijn agter casteel zittende, met een zeer stadige tronie ontfangen wierden. Na dat wij zijn Majest met een zoopje aracq beschoncken hadden, feliciteerden hem wegens d' E Compe aan de welke hij geen off weijnigh kennis scheen te hebben. Wij vereerden hem met 2 kopere hals-ringen a 1 ℔ ijder, een stuk van ½ ℔ latoen coper, 2 bosjes glaze coralen en een lap wit lijwaad, voor welk geschenck hij weijnig agtingh had, ja 't scheen hem niet waard te zijn 't zelve aan te raaken, evenwel nam het naderhand na zig, waer uijt bleek dat het hem mee om t hebben te doen was. Wij vroegen om vers water en of zijn majest. eenige eelphants tanden voor ons te ruijlen had, waerop hij antwoorden, dat wij van het eerste genoeg konden krijgen, ende het ons op morgen zouw laten aanwijsen, en wat de tanden belangde, dat hij daer een menigte van bezat ende indien wij konden accordeeren daer genoug van zouden bezorgen, waer op wij versogten (indien 't mogelijk was) eenige daer van te mogen zien, weshalven den coningh een zijnen mandschap commandeeren om er diverse ons aan te toonen, waer op onze Sr nevens een matroos Fredrick ........ met hem derwaarts gingen en wederom komende rapporteerde, dat zij in 3 verscheijde negerijen 3 elephants [tanden] hadden gezien, d' een na gissingh weegende 40, d' andere 50 ende 3e 60 ℔. Oock vroegen wij hem of bewust was dat eenige Hollanders ofte onze natie alhier of hieromtrent haer verblijf hadden gehad, ofte | |||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||
aldaer nog waeren, gevende ons tot antwoord, dat nooijt alhier of hieromtrent geen Hollander had vernoomen, maar dat alhier voor dezen wel eenige Portugeezen geweest waaren en nog laastmaal een Engels schip, die aldaer een kleijn vaartuijg had opgeslagen, zijnde na alle apparentie de Clapham Galeij geweest. Ondertusschen geraeckte wij alle om d' een en de andre kortswil aan 't lachen en zettende doenmaals onze Sr. zijn hoed en paruijk op 't hooft van zijn Majest. en laatende hem in een zakspiegeltje zig bekijcken de welke hem daer over verwonderende groot vermaak schiep en aan den volke een groot gejuijg en gelach veroorsaackten, den coning beelden hem in, dat dit tuijgje sig al in eijgendom toequam, maer de Sr. eijste een weijnig tijds daer aan zijn hoed en paruijk wederom, dewelke hij evenwel (dog ongaarn) weder over gaf, dog hij was genoodsaakt hem 't spiegeltje te vereeren; oock beloofde onze Sr. aan Zijn majest. (indien hij aan ons boort wilde komen) een paruijck ende hoed met welke belofte hij wel in zijn schik was. Den Coningh vereerden ons een jaarig buffeltje 't welk wij na boort lieten brengen ende namen afscheid van Zijn majest, vertrokken mede derwaerts alwaer wij tegen den avond aankwamen. Heden waaren er weder verscheide vaartuijgen met verversingh aan boort geweest. | |||||||||||
Saterdag 26 do.Saterdag 26 do. Ging de schuijt met onze Sr. en den onderstuurman I. Pool nevens een zwart, die ons zoude teregt helpen om water, en quam den coning kort daer aen, bij ons met een zijner vaartuijgen aan boord, dewelke ik met een arakje (die hij als een koe water zoop) nevens witte busquit en kaas, op een deftige wijze tracteerden en vertrok weder op de middagh na de wal. Dezen dag was de wint Z.Wt. met een stijve coelte en hadden als vooren weder eenige vaartuijgen met verversingh aan boord. | |||||||||||
Sondag 27 do.Sondag 27 do. 's Morgens de wint als boven, kwamen eenige vaartuijgen met verversingh, alsmede onze schuijt met vers water, hebben. de den voorige nagt aan de negerij van den coningh door tegenwind moeten blijven, zendende op de middag de schuijt weder om water. Waaren genoodsaackt eer wij bij het water kwamen 1 ½ mijl waters te roeijen en als dan nog ½ mijl door 't bos te gaan, alwaer mij een reedelijke groote ronde tangGa naar voetnoot1) met lis bewassen wierd aangewezen, waar in wij tot ons genoegen goed deugzaam klaar water vonden en mosten hetzelve door 6 swarten ½ mijl met half aamen en putsen na onze schuijt laaten draagen, betalende dezelve voor haa- | |||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||
ren moeijte met ¼ el lijwaad ijder, want glaeze coraalen zijn bij die natie in geen agting of niet gewilt en gaf nog daer en boven ¾ el lijwaad uijt aan die van den coningh tot onze oppassers gesteld waaren. Zoo dat ons ijder schuijt water op 2 ¼ el wit lijwaad kwam te staan. | |||||||||||
Maandag 28 do.Maandag 28 do. 's Morgens de wint nog al ZWt. gemeene topzeijls coelte, continueerde haare vaartuijgen met het aanbrengen van verversingh, kort voor de middag kwam onze schuijt met water aan boort. Op de middag kwam den coning bij ons boort aan strand, dewelke wij met de schuijt lieten haalen, dog weijgerde aan boort te komen, waer op de Sr. na de wal voer, hem nogmaals versoekende aan boord te komen, maar 't hooft schuddende zeijde dat hij met ons aan de wal wilden handelen. Eijndelijk sprong hij nevens 3 zijner grooten in de schuijt, mits dat onze Sr. zoo lang bij zijn volk in hostagie most blijven, zijn majest bleef bij mij omtrent 1 uur aan boord mij beloovende nog dien avond of morgen met een tand aan de strand te koomen om die te verhandelen, waer op hij wederom aan de wal ging en onze Sr aan boort quam. | |||||||||||
Dinsdag 29 do.Dinsdag 29 do. Heden was de wint nogh als vooren, op de middag kwam onse schuijt weder met water en ging tegen den avond nogh om meer te haalen. - Goed weer. Omtrent de middg verscheen den coning wederom aan strand, mede brengende een olifants tant, die na gissing 40 ℔ woeg, waar op ik en onse Sr. na hem toevoeren mede neemende eenige hals en arm ringen en na dat wij hem met een zoopje beschoncken hadden, vroegen wat hij voor deselve pretendeerde, hij deed daer voor een eijs van 20 copere halsringen a 2 ℔ ijder, zijnde zoo veel ponden als de tand swaar was, wij presenteerden hem zoo veel het immers lijden kon, maar wilden tot geen de minste afslag komen. waar op wij hem beleefdelijk zeijden, zodanig [niet] met hem konden ruijlen; en deed ons gelooven dat hij den handel niet en zogt, dierhalven voeren wij weder na boord. | |||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||
Saterdag 2 do.Saterdag 2 do. De wind Z.Wt. bragt ons de schuijt nog al water. | |||||||||||
Maandag 4 do.Maandag 4 do. De wind N.N.Ot. Goet weer. Zijn majest kwam meest dagelijx aan ons boort zoo om een zoopje als om wat te troggelen, heden bragt hij een schaap mede, die bij haer zeer schaars zijn, waar voor wij hem een hals ring van I ℔ mosten geeven, dewijl wij genootsaakt waaren hem te vriend te houden, dewijl wij nogh branthout van nooden hadden. | |||||||||||
Saturdag 9 do.Saturdag 9 do. 's Morgens 't windje N.Wt. en N.N.Wt. slappe topzeijls coelte, goed weer, dewijl wij alhier nu na ons best vermogen alles 't geen ons pligtelijk was nagespeurt hadden zoo ten opsigt van eenig aangebleeven manschap ofte 's Comps dienaaren, als mede wegens den handel der olifants tanden en amber de grijs etca ende tot voordeel van de E. Compe niets konde verrigten, ligten wij ons ancker en gingen (onder Godes zeegen) onder zeijl en kwamen gelukkig met de voor eb door de kil, alwaer wij op 't droogste 3½ en verders 6, 7 en 8 vadem water vonden in volle zee. Doe wij buijten de ondiepten waaren, stelden onze coers Z. en Z. ten Ot. aan. Hadden op de middag bevonde Zbr. 26 gr. 28 mt., de lengte was 52 graden, 35 minuten, waeren als doen na gissing 7½ mijl van de hoek van caab St. Maria en hadden deselve omtrent N. ten Wt. van ons, na de middag en 'snagts de wind N.N.Ot. stijve topzeijls coelte, helder weer. | |||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||
Alhier begon eenige van ons volk van ziekten al klagende in te storten. | |||||||||||
Dinsdagh 12 do.Dinsdagh 12 do. 's Morgens en voor de middag de wint N.N.Ot. slappe coelte, leijdent met de steeven W.Z.Wt. over na de wal, gooijden verscheijde maalen 't lood van 12 tot 14 vadm klippige grond; op de middag de coers Z.W. ten Zen 5 mijl komt de gegiste Zbr. van 29 gr. 23 mt., de lengte van 51 gr. 29 mt., de ruwe bevonde Zbr. 29 gr. 20 mt. Na de middag de wint N.Ot., topzeijls coelte, leijden 't weder 't zeewaerd over. Int laast van de platvoet. de wint Z.Z.Wt. een vliegende storm met donder en weerligt met harden reegen, zoo dat wij geen hand zeijl konde voeren. Staande den hemel in een ligte vlam, zoo dat het wel na de staart van een orkaan geleek, en duurden omtrent 4 glasen tot in de eerste wagt, wanneer het begon op te klaaren; namen doen 2 reeven in ons zeijl en lietent zoo 't zee drijven. | |||||||||||
Woensdag 13 do.Woensdag 13 do. 's Morgens de wind Z.Wt. gemeene topzeijls coelte, waaren omtrent 6 mijl buijten de wal. Op de middag bevonden ons op de zelve breete en lengte als daags te vooren, zoo dat het harde weer ons zoo veer om de noord gevoert had. Na de middag en 's nagts de wind Z.Z.Wt. slappe topzeijls coelte, goet weer. | |||||||||||
Donderdag 14 do.Donderdag 14 do. 's Morgens de wint N.Ot. slappe coelte, de coers Z.Z.Wt., op de middag was de gegiste Zbr. 29 graden 23 minuten, lengte 51 graden, 31 minuten, de bevonde Zbr. 29 graden 20 minuten, waaren van dit.... niet in lengte en breete verandert, nade middag en 's nagts de wind als boven, goet weer. Zeijlden tot zonsondergang langs de wal, staken als doen weder 't zee. | |||||||||||
Vrijdag 15 do.Vrijdag 15 do. 's Morgens met den dagh zagen een hooge hoek, die van 't andre land scheen afgescheijden te zijn, de wint N.Ot. gemeene topzeijls coelte, stelde onse coers dwars na de wal, daer wij met het begin van de voormiddag bij kwamen, stelde onse coers N.Ot. langs de wal en kwamen omtrent ten 10 uuren voor de bhaij van Terra de Natal, ende door dien wij oordeelen meest hoog water te zijn, rezolveerden daar in te loopen, dewijl de tijd niet toeliet om te ankeren, maakten ons stag fokje bij, en geraakten ontrent half elf uuren op de banck in de brandingh vast, waar door wij verscheij- | |||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||
de zwaere zeen en stortinge overkreegen, die ons daer dwars op deed komen, slaande ons roer aan 2 stukken van 't gat af, dog 't zelve bleef onbruijkbaer in de rustlijn en talijGa naar voetnoot1) hangen, hebbende op de banck wanneer ons de branding ontloopen was maar 5 voet water, in welke staat wij ruijm een glas doorbragten, eer wij met zwaare voortschockinge daer over en op 4½ vadem ten ancker quamen, alhier bevonden wij dat het maar ½ tij en een reep-land van de Noordzijde der bhaij was afgespoelt, 't welk sonder twijffel, die ondiepte veroorzaakt heeft. Wij zagen op den oever 2 blanke menssen, dewelke wij met de schuijt lieten haalen en bevonden dat den eenen was dien Engelsman genaamt Guham Godwin, dewelke ik 9 jaaren verleeden ook alhier heb gesien, en den anderen was eenen Marcus, een misties van Ceijlon geboortig, dewelke alhier over 5 jaaren van een Engels schip was gebleeven, dezelve verwelkomde en ons verseekerde verder zonder pericul te zijn, ende na dat wij dezelve met een glasje arak bedankt hadden wederom na de wal zonden. Wij hingen met groote moeijten het onder end vant gebrooken roer weder aan, en stuurden met 2 talijs, omme alzoo verder in de bhaij op onze regte ankerplaas te geraaken, dog kwamen door den donker op een der zandplaten alwaer die nagt bleeven zitten tot | |||||||||||
Saturdag 16 do.Saturdag 16 do. 's Morgens de wint N.Ot. stijve coelte en geraakte met hoog water weder vlot en kwamen 3 Engelsen aan boort dewelke ons een bokje en bier tot vervarssingh bragten. Alle de Europianen, dewelke alhier woonagtig waaren zijn deese, als Guham Godwin, hebbende alhier 17 jaaren geweest, heeft 9 vrouwen ende daer bij geprocureert 40 kinderen, waarvan 17 int leeven. Pilot William Bording heeft 4 vrouwen. David ........ heeft 4 vrouwen en 3 kinderen. Doctr Francois Gardian, van Monpellier heeft 4 vrouwen en 5 kinderen. Marcus van Ceilon heeft 4 vrouwen en 2 kinderen. | |||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||
Dinsdagh 19 do.Dinsdagh 19 do. De wind N.Ot. gemeene topzeijlscoelte, lieten ons door de vrouwluijden water aanbrengen, 't welk wij zoo duur als de melk mosten betaalen, door dien 't selve wel 1 mijl uijt 't land werd aangebragt. | |||||||||||
Donderdag 21 do.Donderdag 21 do. 's Morgens omtrent ten halv vier uuren, overleed (sonder testament ofte eenige goederen natelaaten,) den matroosGa naar margenoot+ Jacob Jacobsz. Los, van Amsterdam, dewelke alhier op een eijland, dat voor in de bhaij leijd lieten begraaven. De wind N.Ot. stijve coelte en kregen nog al water. | |||||||||||
Donderdag 28 do.Donderdag 28 do. Wind en weer als boven, wij haalden ons roer ('t welke zoo veel ons mogelijk was) gerepareerd zijnde van de wal en hingen 't zelve wederom aan. Wij hadden ondertusschen aan voornoemde Engelsen gevraagt of er geen kans was omme alhier voor een redelijke prijs tanden te kunnen krijgen. Waar op zij ons antwoorden, indien wij die wilden hebben ten minsten wel 20 a 25 mijlen land waard in mosten gaan, en dat het voor eerst noodig was een geschenk aan den coningh Motepa (die 8 mijlen hier van daan woonden te zenden omme veijlig door zijn land te mogen trekken, zeggende met een wat onkosten wij genoodsaakt waaren te doen, waer uijt verstonden de valse leugenen van den Engelsen piloot Thomas Greij in zijn beschrijving van Terra de Natal, alwaer hij aanhaald dat dese caffers voor haaren arbeijt des daags met een stukje coper van 2 duijm int vierkant laaten paaijen, daer hij deselve met halsringen heeft betaalt, dit is het alleen niet maar hebbe doorgaans door ondervinding, de valse misleijding in zijn aanwijzing bevonden, zoo dat blijkt zijn oogwit te zijn ons om een lugje te helpen. | |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
daer van op de been te koomen, vertrokken naer de middag onze Sr. Marten Versijl en den onderstuurman I. Pool nevens 2 matroozen en Marcus de misties, die haar voor gits dienden alle gewapend, gevolgd van eenige caffers met een geschenk na den coning Motepa bestaende in een halsring van 2 ℔ en 30 snoertjes glaaze coralen. | |||||||||||
Maandag 4 do.Maandag 4 do. De wint Z.Ot. stijve coelten. Dese morgen kwamen onze Sr. Mten Verseijl en onderstuurman I. Pool met haar bij hebbende mandschap wederom aan boort, mede brengende een vetten os, zijnde een schenkagie van den coning Motepa, ons raporteerende, dat zijn majest ons versoek had toegestaen en belooft had, ons over eenige dagen te komen besoeken. Wij slagten den voornoemden os tot onze ververssing en bevonden die goed, vet en zeer smaakelijk vlees te zijn, maar waaren genoodsaak na dat het 4 a 5 dagen int zout geleegen had (door dien het horribel stonk en van de wormen doorgeeten was) weg te werpen ofte aan de caffers, die zoo naauw niet zien, uijt te deelen. | |||||||||||
Donderdag 7 do.Donderdag 7 do. 's Morgens 't lugje zuijdelijk en Z.Wt. Omtrent de middag (vermids onze Sr. impotent was) vertrokken onze 2 onder stuurluijden I. Pool en Jacob Pietersz gesterkt met 6 matrosen, nevens 3 aldaer woonende Europianen omme voor gidsen te dienen, alle versien met geweer als mede een parthij caffers landwaard in, omme te zien ofte eenige olifants tanden konden ruijlen ende iets tot voordeel van de E. Comp. te doen viel. Na de middag en 's nagts de wind N.Ot. met reegen; maakten een nieuwe vlag. | |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
Munamassa genaamt kwamen en deselve aldaar niet vindende, maar eenige mijlen van daer met zijn volk vertrockken was, omme zijn vijand den koning Sjoute, die hij den oorlog aangezegd had, 't hoofd te bieden. Ende de komst van ons volk verstaan hebbende liet vraagen, waarom zij met hunne snaphanen hem niet te hulpe kwamen, het welk zodanigen schrik onder haar bij hebbende caffers veroorzaakten dat zij alle de vlugt namen en de vrees deed de 3 Europianen (die als vooren gezegt is, haar voor gidsen dienden) aarselen, dat de selve niet een voet meer voorwaards wilden reijsen, dierhalven ons volk te raaden wierden en ook genootzaakt waaren, onverregter zaken wederom te keeren. Edog indien hij door die stribbeling van den oorlog niet waaren wederhouden, het gesien stond aldaer voor een geringe prijs, wel een goede partij oliphants tanden zoude te krijgen zijn.
| |||||||||||
Vrijdagh 15 do.Vrijdagh 15 do. s Morgens de Z.Wt. tot op de middagh, wanneer deselve int N.Ot. schoot, goet weer. Na de middag kwam den coning Motepa met een groot gevolg kaffers bij ons galjoot aan strand ons bezoeken, medebrengende een koebeest tot een vereering, voor het welk wij die hebbende gek met 2 halsringen a 3 ℔ ijder mosten regaleeren; na dat wij het voornoemde koebeesje geslagt, ingezouten en wederom herzouten hadden voeren wij daer egter niet beeter mede als voorgaende, oordeelende dat de warme klimaat daar van de oorzaak was, derhalven wij voornamen alhier geen beesten meer te slagten. | |||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||
ons galjoot rond om, en maakten 't zelve schoon, tegen den avond met hoog water korten 't zelve weder op onze anker plaats. | |||||||||||
Donderdag 28 do.Donderdag 28 do. De wint Z.Wt. 's morgens reegenachtig voorts goet weer. Wij nu, klaer geraakt ende onsvolk ten naasten bij herstelt zijnde ende voor tegenwoordig niets meer tot voordeel van de E. Compe alhier komende beöogen, stuurden wij onze schuijt om in de mond van de bhaij met hoog water de reeven en bancken af te peijlen, omme (onder Godes zegen) daer wat veijliger uijt te raaken, als wij daer in gekomen zijn, en bevonden heden met een gemeen tij maar 5 à 6 voet op de banck diep te zijn, derhalven wij genoodsaakt waaren, omme 't hoogste springtij waar te neemen en als dan uijt te loopen. | |||||||||||
Donderdag 4 do.Donderdag 4 do. De wint Z.Wt. frisse coelten, zonden voor de laaste maal de fluijt uijt om te diepen, dewelke nog met een weijnig brandhout weder kwam; deselve had aan de zuijt zijde van de bhaij 8 à 9 voeten water op een smalle banck gevonden. Wij dorsten om de ondiepte geen water off brandhout meer inneemen, zoo dat wij | |||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||
daer maer passelijk van versien waaren, ligten wij omtrent 4 uuren nademiddag onze ankers en gingen onderzeijl, passeerden de banck waar op wij 10 en 11 voeten water hadden ende aldaer 3 à 4 maal op stieten dog sonder schade ofte ongemak daer van te lijden. Peijlden met zonsondergangh de hooge zuijdhoek van de bhaij Z.Z.Wt. omtrent ½ mijl van ons en gisten met 't opsetten van de eerste wagt 2 mijl buijten de wal te zijn, hadden een rif in ons zeijl, voorts de geheele nagt de wind Z.W. ten Zn. en Zn, stijve coelten en gestadigen reegen. Gisten het zedert die tijd, dat wij over de banck geraakt zijn, tot 's morgens omtrent 3½ mijl N.Ot. van de hoek af te zijn. | |||||||||||
Saturdag 6 do.Saturdag 6 do. 's Morgens de wint variabel en buijig, gestadig reegen, dreeven met de steeven om de N.Wt., zagen op dezelve coers het land omtrent 4 mijl buijten 't zelve, gisten 's middags op de O.N.Ot. coers 4 mijl voort gezet te zijn, de gegiste Z.br 29 graden 46 minuten, lengte 51 graden 9 minuten; na de middag en 's nagts ongestadig weer, met continueelen reegen. | |||||||||||
Maandag 8 do.Maandag 8 do. 's Morgens de wind N.Ot. bekwame topzeijls helder weer, op de middag was de bevonde Z.br 32 graden 9 minuten omtrent 4 mijl buijten de wal zoodat wij 2 graden, 23 minuten ons zuijdelijker bevonden, als gegist hadden, veroorzaakte door de stroom, die ons dusdanig Z.Wt. opgevoerd had lengte van 49 graden, 18 minuten nade middag en 's nagts de wind N.Ot. stijve coelte. | |||||||||||
Dinsdag 9 do.Dinsdag 9 do. 's Morgens de wind N.Ot. bekwame topzeijls coelte, trokken deze navolgende resolutie.
Resolutie getrokken bij den scheepsraad int galjoot de ‘Postloper’, belegt door den opperstuurman en gezaghebber Roeland Roos, zeijlende op de Z.br. van 33 graden, en 47 graden 58 minuten lengte, op den 9en April 1715. | |||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||
't Was op den 4 deser, dat wij uijt den bhaij van terra de Natal (God zij gedanckt) gelukkelijk in volle zee geraakten, met een stijve Z.Wt. wint, dewelke zig nog op dien avond tot een storm uijtbarsten en tot 3 etmaal met zwaaren reegen continueerden, weshalven wij genoodzaakt waaren het te laaten drijven, tot op den 8en do, wanneer de wind int N.Ot. schoot en ons op de Zbr van 32 graden en 9 minuten bevonden, zijnde 1 graad en 22 minuten in de wind door destroom zuijdelijker gedreeven als de rivier Jaquilla is leggende, waer op onze koers en reijze gemunt was, waaromme wij met alle vlijt tragten met bij de wind over en weder te leggen, de voornoemde rivier Jaquilla te besteevenen ende zoo 't immers mogelijk was aldaer binnen te komen ende onze verrigtinge alsoo volgens de hoog geeerde ordre ons mede gegeven, waar te neemen, edog ziende onzen aangewenden ijver vrugteloos, dewijl in plaats van iets te gewinnen daer van nog meer en meer zuijdelijk wierden afgezet ende nu op heeden ons op 33 graden bevinden; ende mede aanmerkende de periculeusen toestant van meergemelte rivier, daer van ons kant gedaan door een Engelse pilot William Bording op Terra de Natal woonagtig, dewelke aldaer wel 5 maal geweest is, en ontrent 2 jaaren geleeden zijn vaartuijg daer in verlooren, verzeekerende ons zeer dangereus te zijn, daar binnen, en nog bezwaarlijker daar buijten te konnen komen. Zoo is dat den gezaghebber voornoemt ziende de onmogelijkheid onzer betrachtinge, aan den scheepsraad heeft voorgedraagen, ofte het voor de E. Compagnie en ons niet best zoude zijn onze reijze naar Cabo de Goede Hoop voort te zetten, te meer dewijl het grootste gedeelte van onze manschap op d'Algoa en terra de Natal door ziekten ingestort nu ten naasten bij weder hersteld ende hebbende tegenwoordig al over de 4 etmaalen zeer hard weeder en zwaaren regen uijtgestaan, nu al weder op nieuw door koude en ongemak beginnen te klaagen, ende het gezien staat, door het eijndigen van de goede mouson ons eerlang in een erbarmelijken stand te zien. Alle het welke voorsz. staat, bij ons wel overwogen zijnde, hebben wij ondergesz. met eenparige stemmen goed gevonden en geresolveert (onder Godes zeegen) op 't spoedigste het na de Caab de goede Hoop voort te setten als zijnde voor ons hoog noodig en 't beste voor de E. Compagnie te zijn. Aldus geresolveert ten plaatse, dage en jare voorschreven (was geteekend) Roeland Roos, M. Verseijl, Johannis Pool, Jacob Pieterszoon, en Coenraad Visser. | |||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||
Op de middag de koers Z.Wt. 24 mijl, de gegiste Z.br. van 33 graden 9 minuten, lengte 47 graden, 58 minuten, bevonde Z.br. van 33 graden o minuten. Na de middag de wint als boven stijve topzeijls coelte met zwaare blixem. | |||||||||||
Woensdag 10 do.Woensdag 10 do. 's Morgens de wint variabel en stil. Op de middag de coers W.Z.Wt. 22 mijl, de gegiste Z.br. 33 graden 36 minuten, lengte 46 graden 21 minuten, bevonde Z.br. van 34 graden, 38 minuten, waaren 1 graad 2 minuten zuijdelijker als gisten. Na de middag en 's nagts de wint Ot. ten Nen stijve topzeijls coelte, betrokke lugt. | |||||||||||
Saturdag den 13 do.Saturdag den 13 do. 's Morgens de wint W. ten Nrd. stijve topzeijls coelte; op de middag gisten, door 't over en weder leggen in breete nog lengte geen verandering te hebben, de bevonde Zbr. 34 graden, 20 minuten, wierpen 't loot op 55 vadem tot 45 vadem fijne zandgrond. Na de middag en 's nagts de wind variabel en ook W.N.Wt. met een stijve topzeijls coelte. | |||||||||||
Maandag 15 do.Maandag 15 do. 's Morgens de wint W. ten Nn. ook W ten Zn. stijve onderzeijls coelte, lieten het voor 2 reeven int groot zeijl met de steeven om de Zd. drijven, de coers Z. ten Ot. 6 mijl, komt de gegiste Zbr. 35 graden 11 minuten, lengte 42 graden 53 minuten. Na de middag en 's nagts de wint Wt. | |||||||||||
Dingsdag 16 do.Dingsdag 16 do. 's Morgens de wind als boven, nog al zwaare stormen, met hooge zee. Op de middag de coers O.Z.Ot. 6 mijl, komt op de gegiste Zbr. van 35 graden 20 minuten, lengte 43 graden 13 minuten. Na de middag nog al Wt. met reegen, buijen en holle zee, neemende het weer nog hand over hand aan, tot in de honde wagt, wanneer wij een groote scheur int zeijl krijgen, de welke 't onbruijkbaer maakten, gijden het selve met een digt, en waaren genoodsaakt | |||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||
met de fok voor de wind heen te lenssen, maar konden de zee daer mede niet ontloopen, zoo dat wij deselve menig maal van agteren en op beijde zijde in kreegen en over ons heen rolden, waerom wij de fok mosten bergen en ons topzeijl onder de bagijne rha bij maken en konden als doen de zee bij wijlen nog ontloopen, welk weer den gantsen nagt nog continueerden. | |||||||||||
Woensdag 17 do.Woensdag 17 do. 's Morgens de wind nog als vooren met zwaare holle zee, sloegen het oude gebrooken zeijl af en sloegen een ander nieuw wederom aan; op de middag de coers Ot. 25 mijl komt de gegiste Zbr. als boven en 45 graden 15 minuten lengte. Na de middag de wint nog al Wt. int 5 glas bedaerden 't weder, namen 2 reeven int zeijl, staken als doen wederom Z.Z.Wt. bij de wind over en lietent alzoo drijven, 's nagts een stijve onderzeijls coelten. | |||||||||||
Saturdag 20 do.Saturdag 20 do. 's Morgens de wind Z.Wt. tot 't Zn. goet weer, op de middag de coers Wt. ten Nn. 5 mijl, komt de gegiste Zbr. 34 gradenGa naar margenoot+ 37 minuten en lengte 44 graden 48 minuten, bevonde Zbr. 34 graden 39 mt., met sonsondergangh door een peijlingh bevonden 14 graden 2 minuten N.Wt. tering, 's nagts gooijden gront op 74 vadem klippen, de wind Z.Z.Wt. goet weer. | |||||||||||
Sondag 21 do.Sondag 21 do. 's Morgens de wind en weer als boven, gooijden 't lood en hadden de diepten van 68 vadem zand gront. Op de middag de coers W. ten Nn. 5 mijl, komt de gegiste Zbr. 34 graden 35 minuten, lengte 44 graden 14 minuten, bevonde Zbr. 34 graden 5 minuten, zoodat ½ graad noordelijk waaren als gegist hadden. Na de middag en 's nagts de wint Z.Wt. tot Wt. somtijds stil, goet weer. | |||||||||||
Maandag 22 do.Maandag 22 do. 's Morgens 't lugje westelijk en stil. Op de middag gisten wij van dit etmaal niet vertiert te zijn, hadden de bevonden Zbr. van 34 graden 11 mt. Na de middag dreeven in stilte, hadden de diepten van 60 tot 64 vadem roodagtig zand, waaren omtrent 7 à 8 mijl buijten de wal. | |||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||
dewijl wij van dit etmaal niet vertiert waaren, gisten op deselve breete en lengte zijn, maar hadden bevonde Zbr. van 34 graden, 20 minuten. Na de middag en 'snagts de wind W.Z.Wt. ook W.N.Wt. met een kleijn lugje. Lietent nogal drijven. | |||||||||||
Woensdag 24 do.Woensdag 24 do. 's Morgens de wint W.N.Wt. bekwame topzeijls coelte. Op de middag Z.W. ten Zen 3 mijl, komt de gegiste Zbr. 34Ga naar margenoot+ graden 29 mt, lengte 44 graden 7 minuten. Na de middag en 's nagts de wint W.N.Wt., Wt. en W. ten Zen goet weer. | |||||||||||
Donderdag 25 do.Donderdag 25 do. 's Morgens de wint Wt. bekwaame topzeijls coelte, de coers Z.Z.Wt. 5 mijl, komt de gegiste Zbr. 34 graden 48 minuten,Ga naar margenoot+ lengte 43 graden 58 minuten, de bevonde Zbr. 35 graden 5 minuten, bevonde ons 17 minuten zuijdelijker als wij gisten. Na de middag en 's nagts de wind en weer als vooren. | |||||||||||
Vrijdag 26 do.Vrijdag 26 do. 's Morgens de wind Wt., N.N.Wt. ook W.Z.Wt. Op de middag was de gekoppelde koers Wt. 5 mijl komt de gegiste Zbr. van 35 graden 5 minuten, lengte 43 graden 34 minuten, bevonde Zbr. 35 graden 4 mt. Na de middag en 's nagts den wind W. ten Zen en W.Z.Wt. tot het N.Wt. frisse topzeijls coelte. | |||||||||||
Saturdag 27 do.Saturdag 27 do. 's Morgens de wint als booven met reegen buijen. Op de middag de coers Z. ten Wt. 8 mijl, komt de gegiste Zbr. 35 gr. 36 minuten, lengte 43 gr. 36 mt. Na de middag begon het sterk uijt den W. ten Zen en N.W. te waaijen, dorsten door de holle zee en zwaare stortings niet langer bij leggen, bragten het topzeijls voor de mast en liepen om de Ot. ter lens tot het 6 glas van de eerste wagt bedaarden het weer een weijnig, staken onder de wind met 2 reeven in ons groot zeijl met de steven om de zuijt. | |||||||||||
Sondag 28 do.Sondag 28 do. 's Morgens de wind variabel somtijts stil, op de middag de coers Ot. 10 mijl komt de gegiste Z.br 35 gr. 36 mt, lengte 44 gr. 15 mt, bevonde Z.br 36 gr. 2 mt, zoo dat ons 26 mt zuijdelijker bevonden als wij gisten. Na de middag en 's nagts de wint westelijk met buijig weer. | |||||||||||
Maandag 29 do.Maandag 29 do. 's Morgens de wint Wt met aanneemende coelte; op de middag was de breete en lengte als boven, alzoo wij niet vertierd waaren, dewijl de wint schielijk aannam, waaren genoodzaakt, het wederom om de O.N.Ot. voor de wind ten lens te laaten heen loopen, dewelke na de middag en 's nagts met zulke een vehementen storm uijtborst, dat wij genoeg te doen hadden, om het te konnen houden. | |||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||
int 3 glas van de voormiddag door een zwaare zee een van onze matroozenGa naar margenoot+ genaamt Fredrik Jansz. van Amsterdam over boord sloeg en ellendiglijk (zonder dat wij hem konden helpen) verdronk. Op de middag de coers N.Ot. ten Ot. 40 mijl, komt de gegiste Z.br van 34 graden 29 minuten, lengte 46 graden 58 minuten. Na de middag de wint Z.Z.Wt. Int 3 glas begon het weeder te bedaaren, 's nagts de wind als vooren, met zeer holle zee.
De vestiging van een kantoor in Natal valt hier buiten beschouwing en zou, evenals die op Mauritius en Madagascar afzonderlik moeten behandeld worden. Maar Heren Zeventien waren er niet af te brengen dat de Oostkust voor de Compagnie van belang kon wezen. 18 Augustus 1729 schreven ze naar de Kaap:Ga naar voetnoot1) ‘... hebben wij goedgevonden het al voor lang ondernoomen onderzoek van de Oostcust van Africa te hervatten daar het zelve in den Jaare 1719 gelaten is, als wanneer van nieuws in Consideratie was gekomen, dat sedert de Iaare 1686 ter Occasie dat het schip Stavenisse is verongelukt aan Terra die Natal, tussen 30 & 31 Graden zuijder breete diverse bezendingen met 't Jagt Centauris en het Galjodt de Noordt derwaarts zijn gedaan, niet alleen om het gesalveerde volk van dat gebleeve schip aff te halen, maar ook om die landstreeke van de Zeekant eens ter deeg te onderzoeken, en dat alle de Raporten eenparig daar op uytgekomen waren dat het zelve land seer vrugtbaar, van goede In woonders voorsien en allesints zoodanig geconstitueert was dat het veel voordeelen voor de Comp. kwam te belooven, tot dat eijndelijk int laast van 't Jaar 1689 volgens het genoteerde in de brieff van de Caap van dato 25 May 1690 is goedgevonden het voorn. Galjodt de Noordt voor de tweede maal derwaarts te zenden, met ordre om 't zelve van de landregenten voor Reekening van de Compagnie in te koopen en ten blijke van Eygendom 's Comp.s merken aldaar op te regten, als meede om te visiteren de bay de Natal en Bay de La Goa, hetwelk doenmaals ook is verrigt, zijnde de baij van Natal gelukkiglijk aangedaan, en de voorsz. Ordres om het land van weerkanten van de Rivier in te coopen mitsgrs om 's Comp.s merken aldaar op te regten almede volbragt, maar de baaij La Goa geoordeelt verkeerdelijk een bhaaij genaamt te weesen omdat het niet anders is als een bhaaij die voor de volle zee open staat, en voor de rest die togt zeer ongelukkig door 't blijven van voorsz. Galjot affgelopen, zonder dat deselve zeedert om de opkomende Oorlogen naar ver Eysch schijnt hervat te weesen, zoo dat de Comp. van die inkoop en posessie nooijt heeft geprofiteert, en ook niet veel naders daar van vernoomen, dan alleen dat'er in den Jaare 1700, | |||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||
1707 en 1715 al wederom diergelijke berigten van dat land zijn ingekoomen, waar op off schoon wederom de regte staat niet konde gemaakt worden zo hebben egter deselve, gevoegt zijnde bij de Remonstrantie der Caapse inwoonders, waar van mentie word gemaakt in de brieff van de Caapse Regeering van 31 July des Jaars 1719, verzoekende om gepermitteert de worden tot het bevaren van de Africaanse kusten, voor eyge Reekening, in dat zelve Jaar aanleyding gegeeven om nogmaals een tentamen te doen, tot een nader en sekerder onderzoek van de Constitutie deeser landstreeke van de Zeekant ten welken eijnde in die tijd ook eenige Heeren Commissarissen zijn aangesteld, dewelke na luyd derzelver brieff van 23 Decembr. des voorsz. jaars 1719 een begin hebben genomen van Rio de la Goa, daar het presente Comptoir is opgeregt, met intentie evenwel dat bij aldien de zaaken aldaar zo breedt niet mogten uytvallen, en het land van die goede gesteltheyd niet wierde gevonden, als eenige der vooren verhaalde relaasen kwamen meede te brengen, het dan verder nederwaarts na de Caap aan de bhaij en het land van Natal te begrijpen, welke onderneeming op Rio de la Goa in vervolg van tijd dan bevonden zijnde van het gewenste succes niet te weesen hebben gem. Heeren onse Vergadering gedient van haar Ed. advis, dat voor den dienst van de Comp. niet konden goetvinden het voorsz. Comptoir langer aan te houden, maar op te breeken, zoo als haar Ed. het zelve bij haren brieff van 14 April deses Jaars UE: ook hebben aangesz., en gelast de noodige ordres daar toe te stellen, welke brieff wij approbeerende specialijk mede ten reguarde van de periode daer gesprooken word om de kust van Africa nader te visiteeren, goedgevonden hebben UE. nog bovendien specialijk te gelasten op den voet der voormaals geconsipieerde projecten voort te gaan, en ingevolge van deselve eerst en voor aff het land en de Baij van Natal int bekwaame saijsoen exactelijk te doen inspecteeren......’ Rapport werd gevraagd aan de Kaapse Equipagemeester Jacobus Moller en Jan van de Capelle, gewezen opperhoofd op Rio de la Goa. Ze bevalen de scheepen de Snuffelaar en de Zeepost aan voor de tocht.Ga naar voetnoot1) Ook afzonderlik schreef hij een memorandum.Ga naar voetnoot2) Opgesteld werd een ‘Instructie voor den schipper Marinus Dringe, ondercoopman Jan van de Capelle en den gesaghebber Jochem Otto, nevens de verdere officieren beschijden op de Hoeckers de Snuffelaar en de Zeepost, gaande van hier tot nader ontdecking en visitatie deeser Oostkust van Africa en Terra de Natal, waarna sij sig soo op de heen en weeder Reyse sullen hebben te reguleeren.’Ga naar voetnoot3) Ook werden meegegeven de joernalen van vorige reizen, volgens register.Ga naar voetnoot4) | |||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||
Het dagregister van de Snuffelaar en de Zeepost luidt als volgt:Ga naar voetnoot1) |
|