Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekendDagh-register, gehouden bij den Vaandrig Isaq Schrijver op sijn landtogt na de Iuquahase Hottentots, beginnende den 4 January en eijndigende den 10 April 1689.Ga naar voetnoot1)January 1689.
| |
Donderdagh 6 dtoDonderdagh 6 dto wegens heet weder, zijn wij tot 'agtermiddags ten drie uuren in Hottentots Holland gebleven, waar van daan wij vertrekkende met ons namen agt 's Comps. slaven, dewelke ons seer wel te stade kwamen, in 't overdragen onser goederen door de kloov, alwaar ons een starke S.Ote. wind en dikke mist 's nags seer lastigh viel. | |
Vrijdagh 7 dto.Vrijdagh 7 dto. Na dat wij onse goederen en wagens in ordre gebragt en de 8 slaven weder na haar post gestuurd hadden, zijn wij omtrent ten 9 uuren voormiddags uyt de kloov vertrokken, en ons N.Ot. te Ote. wendende, zijn wij tegens 4 uuren 's agtermiddags over de Palmit rivier gegaan, alwaar wij ons nagtleger genomen hebben, 't land daar over wij marcheerden, is tot Hoornbouw bekwaam, zijnde de wind S.Ot. | |
Zaterdagh 8 dtoZaterdagh 8 dto zijn wy met sons op gangh van de Palmit rivier vertrokken, en na dat wij ½ uur in marsch geweest waaren, is onse as en scheen van d' eene wagen gebrooken, waar door wij genoodsaakt wierden, an de Knoflooks Coraal ons nagt rust te nemen, en 's daags daar an onse gebrooke wagen te herstellen. Hier ter plaatselag, met | |
[pagina 99]
| |
sijn Coraal der Sousequase Hottentots Captn. Dorha, bij ons Claas genaamt, van den welken wij twee draag-ossen geleend hebben, om op deselve te leggen, 't gunt op de wagens om weg te spoeden teveel was. Wij hebben dit land om bebouwd en met koorn besaijd te werden, seer goed en bekwaam bevonden. Zijnde de valeijen met verscheide spruijtjes en beekjens, en 't gebergte met boschkagie vercierd. Voormiddags hadden wij N. W.te en 's nanoens S.S.Ote. wind. Hier wierd een onser Hottentots Eenhans genaamt van een slang gebeeten, waar an hij na verloop van 6 uuren, in weerwil van alle hulp en geneesmiddelen, bij onsen artz en Hottentots angewend, is komen t' overlijden. | |
Sondagh 9 dtoSondagh 9 dto hebben wij omtrent ten 6 uuren 's ogtens van Captn. Claas voorsz. ons afscheijd genomen, en zijn met betrokken lugt en S.Ote. windje vertrocken, en voor bij de Houthoeck, en over de Botte rivier, en klijne bergies en seergoed land gepasseerd, tot an de Swarte rivier, zijnde onse cours Olijk. en wayende de wind hier eenparig in gelijke doorstaande coelte, sonder dat wij de minste val winden vernomen hebben. | |
Maandagh 10 dtoMaandagh 10 dto met sonne opgang braken wij ook van de Swarte rivier op, en viel onsen weg door seer veth en schoon land, wegens Noordelijke wind, en heete sonneschijn hebben wij omtrent ten 10 uuren an voorsz. rivier moeten uijtspannen, alsoo de beesten met de sware vragt kwalijk voort konden, alwaarse een goede weijde vonden, die haar gisteren niet mogte gebeuren, doordien alles hier omtrent afgeweid, en schrael was, Zijnde onse cours Ot. ten N. ook O.N.Ot. | |
Dingsdagh 11 dtoDingsdagh 11 dto zijn wij voor sonnenopganck van de geseide Swarte rivier vertrocken, en als vooren goed land gepasseerd, en hebben onderwegen meer dan 1000 bonte harte bokken sien loopen, onse cours was Ot. an; tegen 't N. hadden wij hoog gebergte, zijnde de klooven overal met dighte en groote bosschen bewassen, omtrent ten 11 uuren voormiddags kwamen wij an de rivier sonder end, alwaar wij bij de Calabas Coraal onse rust plaats namen, de wind was S.S.Ote. met heet weder. | |
Woensdagh 12 dtoWoensdagh 12 dto 's morgens omtrent ten 7 uuren zijn wij van de rivier sonder End, met regen en mistig weder vertrocken, hebbende de wind N.Wt. die den regen vermeerderde, weshalven wij omtrent ten 11 uijren onse beesten uijtspanden, en na twee uuren peisterens, 't weer veranderd zijnde, braaken wij wederom op, stellende onse cours Ot. en Ot.N.Ot. en sloegen ons ten 5 uuren 's namiddags ande voorsz. rivier ter neder, omtrent een halv mijl wegs op geen seide | |
[pagina 100]
| |
van den Tijger-hoek, blijvende gestadig in ons gesight het hooge en met bosch begroeijde gebergte. Zijnde de wind O. ten Z. | |
Donderdagh 13 dtoDonderdagh 13 dto met opgang der sonnen, zijn wij van voorsz. rivier vertrokken, hebben onse cours Ot. genomen, en zijn door schraale bergen en landerijen gemarscheerd tot dat wij de Aloë-berg gent. overkwaamen, en zijn doen de Hessequaaskloov omgetrokken O.N.Ot. om, door een kleene vlakte, Noordwaards, zijn wij weder an voorn. rivier gekomen, dewelke wij overtrokken en onse rustplaats 's namiddags ten 1 uur omtrent de Ganse-coraal namen, de wind wayde hier seer stark uijt den N.Wt. ten Wten. met donker weder den gantschen dagh over. | |
Vrijdagh 14 dtoVrijdagh 14 dto met sons opgang verlaatende de rivier sonder End hebben wij over een gelijk veld gemarscheerd, tot de breede rivier, en na dat wij eenige kleijne bergies passeerden, zijn over een kleijne rivier gekomen, en vernamen doen voorts niet als klippige grond, en zijn doen de Klip rivier overgegaan alwaar wij een groot veld bij ons Klip veld genaamt vonden, en hebben ons doen 's agtermiddags, omtrent ten I uure, an de Backeley rivier ter neder geslagen, alwaar wij ons verblijv plaats namen, onse cours is meest O.N.Ot. geweest, de wind koelde den gantschen dag uijt den Z.Ote., het gebergte Noordwaards an d' slinkerhand is rijkelijk met groot bosch versien. | |
Saturdagh. 15 dtoSaturdagh. 15 dto zijn wij met 't rijsen van de son opgebroken en de Bakkelaij rivier overgeset, en ten deele door goed, en ten deele ook door klippigh land getrokken, en hadden wij totnog toe, in ons gesigt noordwaards van ons het opgemelte hooge gebergte met schoone boscagie vercierd, en na dat wij een lustige en angename valleij met Ote. en Ot.N.Ote. cours doorreijsd hadden, zijn wij an Qualbergs Casteel gekomen, alwaar wij ons voormiddags ten 9 uuren, om de goede weijde, die wij daar vonden, ter neder sloegen, hebbende seer schoon weder en een N.Ot. koeltje. | |
Sondagh 16 dtoSondagh 16 dto met 't anbreeken van den dag vervoirderden wij onse reis over eenige kleijne bergen, met O.Z.Ote. cours, latende ter slinkerhand het hooge gebergte leggen, en bevonden dat der selver clooven rijkelijk met boomgewas versien waren, en tot an de Buffels-Jagt gekomen zijnde, spanden wij daar onse beesten uijt, en namen onse legerplaats voormiddags ten 10 uuren, op de kant van een groote rivier, die jegenwoordig droog en doorgaans met struijken beset was. 's Nanoens ten 1 uure tegen wij wederom an 't reisen, en nadat wij eenige kleijne bergen gepasseerd waaren, kwamen in een seer | |
[pagina *5]
| |
Plaat 1
Blz. 100 Caapse Wilde Honde. ‘Dit dier is nog hond, nog wolf, nog vos, nog hijaena, nog jakhals...sy syn seer actief, kwaadaardig en by ten seer scherp!’ (R.I. Gordon, 1779). | |
[pagina 101]
| |
schoone en lustige valleij, in dewelke wij een water-loose en opgedroogde rivier vonden, dewelke met schoone en groote boomen begroeijd was, alwaar wij onze nagt rust namen, dese plaatse is bij de Hottentots Phaeruh genaamt, en bij ons de naam van Drooge rivier gegeven, zijnde onse cours Ot.N.Ot. en Ot. ten Nden.; de wind S.O. geweest. | |
Maandagh 17dto.Maandagh 17dto. Ging onse marsch met 't anbreeken van den dag wederom voort, en na dat wij met een O.lijke cours door eenige omwegen en kleine bergen gepasseerd waren zijn wij voormiddags omtrent ten 11 uuren an Duijvenhok gekoomen, en hebben ons an geen zeide der rivier ter neder geslagen, onderwegen was onse distelboutGa naar voetnoot1) gebroken, die wij wederom uijt een koevoet hermaakten, het land 't welk wij doorgingen is zeer goet en bekwaam tot coorn bouw, in dese voorsz. rivier vingen wij 8 alen de vaderlandse in deugd gelijk, van dewelke wij smakelijk aten, de wind koelde stark uijt den S.Ote. tegens den avond kwamen 13 Hessequase Hottentots, dewelke ons rapporteerden dat des Swarte Capiteins koraal niet verre hier van daan lagh. | |
Dingsdagh 18 dto.Dingsdagh 18 dto. zijn wij voor sons opgangh van 't Duijvenhok vertrokken, en door seer moeijelijke wegen, hooge bergen, diepe kloven en gaten gepasseerd, zijnde onse cours O.N.Ot. en Ot. en somtijds Ot. ten S., tot dat wij omtrent ten 1 uure 's namiddags ons nagt leger an de diepe rivier ter neder sloegen, het land is hier om heen seer goed, enginsen weerbos chagtig, wij hebben den gantschen dag S.Ote. wind en mooij weer gehad. | |
Woensdagh 19 dtoWoensdagh 19 dto 's morgens vroeg tijds gaven wij ons weer op wegh die door een vlak veld viel, van veel Hessequas koralen bewoond, mogelijk om de uijtstekende deugd van dit land, onse cours was N.Ot. ook O.N.Ot. tot dat wij een berg passeerden, met seeker slag Aloewes, wit sapgevende boomen bewassen, hier na stelden wij onse cours N. ten O.ten passeerende de groote Palmit rivier, langs welkers kant wij onse reijs vervorderden tot an het coraal van den ouden Heer, daar wij uytspanden, hebbende de wind voormiddags N.Wt. en 's namiddags O. ten Z. met moij en heet weder gehad. | |
Donderdagh 20 dto.Donderdagh 20 dto. Hebben wij ons middagmaal op de voorn. rustplaats bij den ouden Heer moeten doen, alsoo wij nog eenige draagossen benoodigd waren, dewelke wij niet eer dan 's middags bekwamen, ontrent ten 1 uur 's namiddags braken wij weder op, en passeerden doorgaans gelijk land, alwaar wij rontom ons heen in 't gesigt kregen de Hessequas Coralen, onse cours Ot.N.O. sloegen ons ter | |
[pagina 102]
| |
neder an een rivier met brak water, en was hier ook schraale weijde; daarom wij deze plaats noemden Armouds weijde, de wind was S.Ot. | |
Vrijdagh 21 dto.Vrijdagh 21 dto. Vertrokken wij vande Armouds weijde met den dag, passeerden over bergen en valleijen, en gingen enige koralen verbij, 't welk goed land was, kwamen doen an een groote spruijt van de Gauris rivier, waar vandaan wij over een berg marscheerden, de welke boven gelijk en effen was, en bevonden 't selve goed land te zijn, 's namiddags ten 1 uure kwamen wij over de Gauris rivier, onse cours was N. ten Oten., dese rivier is overal met menigte van boscagie bewassen, en met groote en dikke Acatia-boomen, dese rivier vol water zijnde souden niet wel te passeren wesen, sij heeft verscheide doordriften, de grond hard sand, is meest sonder klippen, en soude deselve bekwaam zijn, om met kleijne vaartuijgen uijt de Mosselbhaij in deselve te vaaren, de wind was den geheelen dag uijt den O.te met heet weder. | |
Saturdagh 22 dto.Saturdagh 22 dto. Marscheerden wij van de Gauris rivier met't opgaan der sonnen, door vlak en goed land, rijckelijk met doornbosch versien; en trokken N.N.Ot. door eenige moeijelijke hoogtens over, alwaar wij digt bij 't hooge gebergte een schoone groote vlakte vonden, en is van ons genaamt het Brandveld, dewijl de Hessequase Hottentots dewelke wij verbooden hadden onsen trein te volgen 't selve uijt wrevelmoedight in brand staken, de wind was op den voormiddag N.Wt., tegens den avond S.S.O. | |
Sondagh 13 dtoSondagh 13 dto wierd de sergeant met een man van ons en 3 Hottentots, met den dag uytgesonden, om het voor ons heen leggende gebergte te gaan ontdekken, en kwaamen met den avond eerst weder bij ons, en rapporteerden dat 't onmogelijk was, dien weg met wagens te passeren, dewijl 't gebergte hoog, klippig en met ruijgte was bewassen, en dat 't selve vol diepe klooven en rivieren was, dewelke haar van malkanderen separeerden, voormiddags hadden wij de wind Wt.N.Wt. met harde regen, 's nanoens O.S.Ot. met mooij weder. | |
Maandagh 24 dtoMaandagh 24 dto zijn wij van 't voorsz. Brandveld vertrokken, met 't opgaan van de son, en namen onsen marsch weder te rugge over een kleine berg, wendende ons doen Noordwards en gingen tot omtrent ten 12 uuren, doorgaans op schoone en heuvelagtige grond. alwaar wij an een rivier kwamen, bij ons de Kromme rivier geheeten, en vonden goede weijde daar ter plaatse voor de beesten, dewelke daar lustig graasden, alsoo het haar in een dag drie à vier niet had mogen gebeuren, en sloegen aldaar ons leger op, hebbende een S.S.Ote. koeltje, en den gantsen dagh doorgaans heet weder. | |
[pagina 103]
| |
Dingsdagh 25 dto.Dingsdagh 25 dto. Namen onse marsch met 't anbreeken van den dag, van de Kromme rivier, zijnde onse cours O. ten S. en passeerden goede gronden, tot dat wij omtrent een kloov kwaamen, die wij doormosten, die ons van een Gauris Hottentot angeweesen wierd, en veranderden doen onse cours N.N.W. na de voornoemde kloov, in 't beginsel van de kloov en in 't marcheeren bevonden wij dat de Mosselbhay van ons lag S.S.Ot. dese kloov is een vergaderingh veler bergen, en scheid sig met kleene kloven en bergjes van een ander, waar over wij een oliphants pad vonden, 't welk met dikke ruijgte was bewassen, daar wij meer dan een uur gaans lang met groote moeijten, en arbeid door breken mosten, 't welk oorsaak was dat wij ons verblijvplaats namen an een kleine rivier omtrent ten 10 uuren, alwaar wij rusten mosten wegens moeidheid, door 't passeren van de voorsz. ruijgte veroorsaakt, hier wierd de sergeant met 4 man wederom uijtgesonden met 2 Hottentots om ons een verder pad op te soeken, in dese kloov was de wind seer variabel. | |
Woensdagh 26 dto.Woensdagh 26 dto. Omtrent ten 8 uuren is de sergeant met sijn bijhebbende volk wederom gekomen, ons verslag doende dat wij passagie konden bekomen, als de menigte van ruijgten maar an kant gemaakt wierd, waarop 8 man met alle onse bij hebbende Hottentots uijtgesonden wierden, die deselve ter neder maakten en in brand staaken, en kwaamen met den avond weder t' onswaards, en hebben ons op de voorsz. plaats nog leggende gehouden, heden was 't heet weeder met een S. ten Wte. lugje. | |
Donderdagh 27 dtoDonderdagh 27 dto met het krieken van den dag zijn wij over een hooge bergh en over enige ruggens van dien N.N.Wt. an gemarcheerd, en ons weder gewend hebbende, zijn wij O.S.Ot. den berg opgegaan, en bevonden doen dat 't niet mogelijk geweest soude zijn dien weg te passeren, in dien de ruijgte niet was verbrand geworden; na dat wij met groote moeijten de hoogste kloov waaren overgekoomen, sloegen wij omtrent 's namiddags ten 2 uuren an een kleene rivier ons leger op (die tusschen dese kloov lag) en bevonden hier goede weide, die wij in drie dagen voor de beesten soo goed niet en hadden gehad, den gantschen dag waayde een starke N.Wte. wind. | |
Vrijdagh 28 dtoVrijdagh 28 dto met sonnen opgang zijn wij van gedagte rivier vertrokken en kregen een seer moeijelijk pad tusschen de hooge bergen, dewelke haar krantsen, die met dikke ruijgten (waar uijt hem te mets een kreupelboom sien liet) bewassen was, in 't passeren van dese kloov hebben wij een rare soort van wilde esels gesien, van dewelke wij er een schooten, hebbende de groote van een paard en | |
[pagina 104]
| |
bruijn en grau gestreept bevonden, en zijn eindelijk na 4 dagen reisens uijt de voorsz. kloov, bij ons de Lange Kloov genoemt, omtrent voormiddag ten 10 uuren gekoomen, kregen doen wat gelijker pad, dog altemets vertoonde hem een klippige kloov omlaag, het land is gants klippig, sloegen doen ons legerplaats an een kleine valleij op, alwaar wij goede weide vonden, wijl wij hier enige verandering van bergen vonden hebben wij dese valleij de Goede Hoop genaamt, onse cours is meest O.N.Ot. geweest, de wind waaijde stark uijt den S.Wt. met mooij weder. | |
Saturdagh 29 dto.Saturdagh 29 dto. Omtrent 8 uuren hebben wij uijt de voorsz. valley marsch gemaakt over enige kleine bergen, zijnde onse cours O.N.O.t, het land is seer klippig en onbekwaam tot enig gebruijk, daarop niet anders dan Rhenocers-boschies groeien, maar is over al met schoone riviertjes versien, omtrent ten 1 uure 's namiddags namen wij ons verblijv, an een schraale rivier, daaran weijnig weijde was (daarom Schraalweijde gent) heden was 't moij weder, onder 't faveur van een S.O. koeltje. | |
Sondagh 30 dtoSondagh 30 dto zijn wij met 't doorbreken van de son, van de Schraale weijde vertrokken, nemende onse cours O. ten S., nadat wij omtrent 3 uuren reijsens, over klippige en onvrugtbaare grond gemarscheerd hadden, zijn wij an een lustige valleij en schoone rivier gekoomen, welke valleije met schoone weijde versien was, des meenden wij hier ons verblijv plaats te nemen, maar dewijl de Hottentots ons versekerden dat wij nog soo veel goed land, water en weijde te verwagten hadden als wij bereijds gepasseerd waaren, waarom wij tot 's agtermiddags omtrent ten 1 uure onse reis voortsetteden, maar vonden ons seer bedroogen alsoo wij maar passelijke weide met weinig water in drie gaten staande vonden, de plaats werd van de Hottentots Kaukou, datiseen Steekdoornsrivier genaamt, hier kwaamen 2 Hottentots van de Attquas Coraal bij ons, die ons berigt deden dat se hier niet ver vandaan laagen, maar dewijl haar aanwijsing was S.S.Ot. over 't gebergte, resolveerden wij haar niet te volgen, de wind was S.Ot. met heet weder. | |
Maandagh 31 dtoMaandagh 31 dto zijn wij met reijsen der sonne van Steekdoornsrivier vertrokken, en hebben doorgaans gelijk pad, maar slegte grond gehad, onse cours was N.Ot. ten N.den; wij hadden omtrent tot 's voormiddags ten 11 uuren gemarscheerd, als wanneer bij ons veel Attaquase Hottentots kwamen, die ons volgden tot omtrent 12 uuren, en an een rivier den Hottentots Capitein rivier genaamt, daar wij ons verblijv plaats namen, dit is een schoone rivier die door | |
[pagina 105]
| |
een diepe kloov komt, en met goede weijde rijkelijk versien is, de voorsz. Attaquaas berigtten ons dat Hijkou 't hoofd der Inquahase Hottentots maar 4 dagen reisens hier van daan lag, de wind koelde voormiddags uyt den S.Oten. en veranderde tegens den avond in een S. W.ten met mistig weder. | |
Dingsdagh Primo FebruarijDingsdagh Primo Februarij nadat wij met sonnen opgang van de Capiteins rivier vertrokken waaren, zijn wij eerstelijk gemarscheerd over gelijke dag klippige grond, daar na over bergen, en diepe gronden, en door een loopende rivier bij de Hottentots Kamnasij genaamt, welken wij sesmaal over mosten, dese rivier is in de regentijd seer groot, loopende met veel bochten en hooge kanten, en is somtijds wel een piek langte diep, het gebergte 't welke wij gepasseerd hebben, is dik met Acatia en andere starke boomen bewassen, de valleijen die het gebergte separeren zijn tegenwoordig kaal afgeweijd, daar de rivier door loopt, zijn van goede gronden; omtrent 's namiddags ten 2 uuren zijn wij in een valley gekomen bij de Hottentots Pauga genaamt, zijnde deselve wel 80 morgen lands groot, heeft schoone grond, en is met de rivier Kamnasij doorsneeden, hier sloegen wij ons leger op, zijnde onse cours geweest N.O. ten Oten., de wind varieerde den gantschen dag, die tegens den avond donder en blixem voortbragt. | |
Woensdagh 2 dto.Woensdagh 2 dto. Met den dag braken wij van deese plaats op, en zijn over seer moeijelijke en klippige bergen getrokken O.N.Ot. an, tot dat wij omtrent ten 10 uuren voormiddags weder an geseijde rivier Kamna kwamen, daar wij goede weijde vonden, weshalven namen alhier onse verblijv plaats, dese plaats werd bij de Hottentots Humtata genaamt; voormiddags hadden wij groote hitte, de wind was hier variabel, dog omtrent 's agtermiddags ten 2 uuren kregen wij weder donder. | |
Donderdagh 3 dtoDonderdagh 3 dto nadat wij dese nagt een swaar weder van donder en blixem met weinig regen hadden gehad, zijn wij voor daag van onse rustplaats Humtata vertrokken, en na dat wij niet als onbekwaam land van klippige bergen en klooven, en met spruijtjes versien gepasseerd waaren, bevonden wij dat het hier om heen braav geregent had, onse cours is N. ten Oten. geweest, omtrent 's nanoens ten 5 uuren kwamen wij an een rivier, van de Hottentots Tuhata, dat is Oliphants rivier genaamt, en dewijl wij nergens dan hier goede weijde vonden, sloegen wij hier ons leger op, de plaats van de Hottentots Naukoti, of Roodsand geheeten, de wind was S. met heet weder. | |
[pagina 106]
| |
Vrijdagh. 4 dtoVrijdagh. 4 dto omtrent ten 9 uuren voormiddags zijn wij van onse legerplaats Naukoti vertrokken, nemende onse cours O.N.Ot. ende O. ten N. over al onbekwaame grond, en zijn wij omtrent ten 2 uuren 's namiddags an een platte kloov gekomen, die wij regt Ot. an ingingen, van de Hottentots Quanti, dat is Daghkloov genaamt, an 't ende van gemelte kloov sloegen wij ons omtrent 's agtermiddags ten 3 uuren an een bijna uijtgedroogde rivier met weinig weide ter neder, hebbende een koeltje uijt den Oten., omtrent ten 4 uuren stuurden wij een man van ons met een Hottentot uijt om de naastbijleggende bergen te besigtigen, en te beoogen waar de beste opening des lands was, want onse bij hebbende Hottentots en wisten langer weg nog pad, maar kwamen dadelijk weder te rugh, en berigten ons datse an de slinker hand, in een kloov gesien hadden een koral leggen, waarop anstonds de sergeant met 5 man en 6 Hottentots uijt gestuurd wierd, om eenig volk van 't voornde. koraal te halen, die ons het pad na Hijkon souden wijsen, maar soo haast dit korals volk genaamt Sonquas ons uijt gesonden volk vernamen, stelden sij haar in postuur, en schooten met pijl en boog op ons hevig an, waarop de onse weder twee musquet schooten op haar losten, daar de Hottentots dadelijk de vlugt op namen. Dog haar anstonds weder herstelden, 't welk ons volk siende haar weder met een musquetschoot begroete, waarover sij weder de vlugt namen, dog stelden haar ten eersten weder in voorige postuur maar ten derden maal bij ons volk nog eenige schooten gedaan, namen sij gesamentlijk de vlugt en verborgen haar in het gebergte, agterlatende haar lammerschapen, die bij ons volk medegenomen wierden, maar soo haast dese Sonquase Hottentots dit sagen, wierden sij eijndelijk door toeroepen onser Hottentots bewoogen, en kwamen tot ons over 3 man van de haare (d' eene genaamt Kuchernans broeder) die met 't volk na onse tent toe gingen, dese dan vriendelijk ontfangen, en met eenige tabaq en brandewijn beschonken zijnde, vraagden wij haar hoe ver dat Hijkons land nog hier van daan lag, waarop zij seiden nog vier dagen reisens, versogten doen an haar dat sij ons 't pad souden wijsen, en of met ons gaan wouden, 't welk sij weigerden, dat d' oorsaak was wij haar met de lammerschapen mede namen, dewelke wij wel bewaarden; dese Hottentots verhaalden ons dat 3 man van haar swaar gekwest waren, welke sij an handen en voeten met gesleept hadden. | |
[pagina 107]
| |
scheeren, maar mosten een kleine kloov door zijnde onse cours N. ten Oten an. Haar koraal daar gisteren 't opgemelde rescontergeschieden, lag van onse rustplaats een mijl weegs gelegen, en bestond in 20 ronde, dikke en doorenbosse huijsjes, en de geseide kloov word van de Hottentots Naudau, dat is Witte Kloov geheeten, het land 't welke wij passeerden is altemaal onbekwaam, klippig, en met hooge bergen versien, hebbende weinig of geen gras, nog water; omtrent 's namiddags kwaamen wij ten 2 uuren an een kleine rivier, dewelkegantsch sout water hadde, deze plaats wierd van de Hottentots Kpaki of Sout water genaamt. Hier vonden wij enige kuijlen van regenwater vergaderd. Na dat wij hier onse rustplaats genoomen hadden, overviel ons een starke stortregen, met donder en blixem verseld, en hadden variable wind, die ons tot in den nagt bijbleev. | |
Sondagh 6 dto.Sondagh 6 dto. Met 't opkomen van de son, zijn wij van de Soute rivier vertrokken, zijnde de cours N.N.O. an, passeerden wij door een groot vlak veld, over al met bergen beslooten, dogonbekwamegrond, soo haast wij deze vlakte verlieten kwamen wij in een lange platte kloov, en was met veel inbogten versien, maar liep N. ten W.ten uijt, als wanneer wij doen over een groote vlakte N. an marscheerden, en zijn wij omtrent 's namiddags ten 1 uur an een rivier van de Hottentots Kalij gent. gekoomen, hier sloegen wij ons leger op, en vonden weinig water in de rivier, als oock in de kuijlen, 't welk de regen daar in vergaderde, en de weide heel schraal, het weder was seer heet en hadden een O.te wind. | |
Maandagh 7 dto.Maandagh 7 dto. Vertrokken wij van Kalijrivier met 't opgaan der sonnen; passeerden wij door een kleine vlakte en kloov, soo haast wij hier door waren, kregen een vlak veld soo verre wij beoogen konden, hier overtrekkende tot omtrent voormiddag ten 9 uuren zijn wij an een rivier gekomen, die rijkelijk met weide versien was, 't welk voor ons afgematte beesten heel wel te stade kwam, dierhalven wij hier ons verblijv namen, onse cours was N.O.t an, en hadden seer varieerende winden. Tegens den avond zijn bij ons eenige Hijkon, Sonquase Hottentots gekomen, maar konden ons geen gewisse narigt van Hijkon's koraal geven; dese plaats werd van de Hottentots Udigauga, en de rivier Kalniga genaamt. | |
[pagina 108]
| |
N.Ot. an, de Sonquas koraal passeerden wij voorbij van welke enige gisteren bij ons geweest waren, omtrent ten 12 uuren 's middags hebben wij an de voorsz. rivier Kalniga onse rust plaats genomen, hebbende de wind S. | |
Woensdagh 9 dto.Woensdagh 9 dto. Met 't doorbreken van de son zijn wij van voorgeseide rivier vertrokken, stelden onse cours N.Ot. an, over gelijk, dog klippig, en onbruijkbaar land, onderwegen vonden wij een renocerkoe met een kalv, 't welk wij kregen, dog de koe koos 't haasepat, en na dat wij besogt hadden 't voorsz. kalv bij 't leven te houden, en siende dat 't selve niet doenelijck was, dierhalven wij beslooten 't selve te slagten; omtrent ten 11 uuren voormiddags kwamen wij an voornoemde rievier daar wij ons leger opsloegen. Hier sonden wij 3 van onse Hottentots voor uijt, met wat tabaq en pijpen, om onse aankomst an Hijkon, hoofd der Inquahase Hottentots bekend te maaken, den geheelen dag door was 't seer heet weder, en doodstil, tegens den avond bekwamen wij een S.Ot. koeltje. | |
Donderdagh 10 dto.Donderdagh 10 dto. Met't reijsen van de son, zijn wij van onse legerplaats vertrokken, zijnde onse Cours N.Ot. nog over vlak en onbekwaamland, tot dat wij omtrent 's middags ten 12 uuren ons legerden op een schraale weide, en hadden nog voor eerst niet beters te verwagten, an de voorn. rivier Kalniga; de wind was heden heel stil, en de lugt met groote hitte verseld, en is desen dag van ons weggeloopen een soldaat genaamt Sigmond Steller, dog uijt wat reden is ons onbekend, soo haast wij hem misten sonden 5 Hottentots op hem uijt, maar kwaamen weder, en berigten dat sij niemand dan twee Sonquas gesien hadden. | |
Vrijdagh 11 dto.Vrijdagh 11 dto. Na sonnenopgang zijn wij van onse rustplaats vertrokken, en marscheerden nog alsvooren over vlak en klippigh land, maar kregen onderwegen een schoone weijde wel van een uurgaans lang, dog geen water vindende, setten wij onze reis voort, tot omtrent ten 12 uuren 's middags alwaar wij weer an geseide rivier ons leger opsloegen, zijnde onse cours N.Ot. ten Oten. geweest en hadden desen dag een starke S.O.te wind; heden sijn onse uijtgesondene Hottentots wedergekoomen, ons verslag doende dat sij Hijkons koraal niet konden vinden. | |
Saturdagh 12 dtoSaturdagh 12 dto hebben wij onse cours N.Ot. ten O.te voortgeset met 't ankoomen van den dag, totdat wij omtrent ten 9 uuren voormiddags an een hoog gebergte kwamen, daar wij ons voor an in de kloov ter neder sloegen, an de voorn. rivier Kalniga, hier van daan wierd de sergeant met 2 man van ons en 5 onser bij hebbende Hottentots op het naastleggende gebergte uijtgesonden, | |
[pagina 109]
| |
om te besien of ande andere sijde geen koraalen lagen, dog onse padwijsers verhaalden eenparig, dat dit Hijkons land was, en dat hij somwijlen an dese rivier met zijn koraalen lagh, hebbende den baas bergwerker met sijn twee knegten op d'anderkant van 't naastheenleggende gebergte uijtgestuijrd, om te sien of hij hier niet enig mineraal konde opdoen; de wind waijde uijtten Wt. ten N. met heet en klaar weder. Met 't ondergaan der sonnen, is den sergeant met sijn bij hebbende manschap, mitsgrs Sigmond Steller voorsz. wederom gekomen, ons doende berigt dat hij overal de bergen met goede weide versien hadde gevonden, maar had geen koralen in 't gesigt konnen krijgen, met den avond kwam den baas bergwerker met sijn volk wederom, berigtende ons, dat hij nergens eenig mineraal konde vinden. | |
Sondagh 13 dto.Sondagh 13 dto. Namen wij hier nog onse rust en bleven dien geheelen dag stil leggen, dog sonden met 't anbreken van den dag weeder 3 Hottentots uijt, om Hijkon met sijn koralen op te soeken, ondertusschen was ons volk lustigh besig om een koral voor de beesten te maken; de wind was Wt.N.Wt., tegens den avond veranderde de selve in O.S.Ot. | |
Dingsdagh 15 dtoDingsdagh 15 dto des 's morgens vroegh zijn 6 Hottentots van Hijkons koraal bij ons gekomen, ons berigtende dat zij onse uijtgesondene Hottentots niet vernomen hadden, maar dat een van de Sonquas an haar koraal gekomen was, die haar van onse ankomst verwittigd hadde, sij verhaalden ons dat Hijkon seer blijde over ons komst was, en dat hij al in anmarsch was, om bij ons te koomen, en dat hij versoeken liet, dat wij hier ter plaatse na hem souden wagten, sonden dierhalven anstonds twee van de voorsz. Hottentots te rugge na hem toe met enige kleine vereeringen, omdat Hijkon hem dies te meer spoeden soude tot ons over te komen; 's daags hadden wij N. wind, tegens den avond O.S.O. met mooij en heet weder. | |
Woensdagh 16 dto.Woensdagh 16 dto. Lagen wij nog op onse oude rustplaats stil, en sonden nogh 2 van de bij ons gekomene Hijkonse Hottentots te rugge, om kundschap van onse Hottentots die wij den 13 do uijtgesonden hadden, te erlangen, 's daags was de wind variabel met donker weder die 's avonds in een starke O.S.Ote. veranderde. | |
[pagina 110]
| |
Donderdagh 17dto.Donderdagh 17dto. Hadden wij onse voorsz. rustplaats nog in en kregen dien dag van Hijkon geen de minste tijdingh, nog van onse uytgesondene Hottentots enig berigt; voormiddags variable wind, die 's nanoens uijt den N. ten Wten. met een starken regen doordrongh. | |
Vrijdagh 18 dto.Vrijdagh 18 dto. Tegens den morgen is een van onse Hottentots die wij den 13 uijtgesonden hadden bij ons gekoomen en berigte dat Hijkon met sijn koraal gisteren agtermiddag opgebroken was, en ons in 't gemoed kwam marscheeren, tegens den avond zijn nog twee Hottentots van Hijkon tot ons gekomen, die seiden dat hij morgen middags met sijn koraal bij ons soude zijn; de wind was vandaag seer variabel, en hadden donker weder met regen verseld. | |
Saturdagh 19 dto.Saturdagh 19 dto. Omtrent 's namiddags ten 1 uur kwamen 9 van Hijkons afgesanten bij ons, die versogten uijt den naam van hem dat wij hier niet van daan souden vertrekken, voor dat haar Captn. bij ons kwam, dese na datse haar boodschap gedaan hadden, kregen elk een stukje tabaq, ook een stuk voor haar Captn., die anstonds al haar best terug na hem toeliepen, dewelke na verloop van een uur eindelijk met wel 150 man bij ons gekomen is, onder 't geleide van onse twe Hottentots die wij den 13 do uijtgesonden hadden. Dese Captn. is groot van postuur en kloeker als ijmand van ons volk, en sijn door den bank grooter van lijv en leeden als de Caapse Hottentots, zijn wel geproportioneerd, kloek en stark, dog haar gesigt en baard is de Caapse Hottentots gelijk; dese Captn. heeft groot ontsag onder sijn volk, al wat hij belast, word met springen en loopen gedaan en volbragt, zijn volk is veel modester dan onse Hottentots, in 't begin waren sij seer bang en beschroomt voor ons, de Captn, selvs lilde en beefde doen hij ons sag, maar 't ging haast over soo gauw hij vernam de koopere kroon, die hem op sijn hooft geset wierd, waar over hij seer verheugd en in sijn schik was, in 't drinken van arak hield hij hem seer matigh, en van tabaq te rooken had hij weinig of geen kennis, en nadat hij op onse vragen goed berigt en antwoord gaf, vertrok hij voor sons ondergang weder met sijn bei hebbende manschap na sijn koraal, sijn buurluijden verhaalden ons dit naarvolgende: de Kubuquaas leggen 5 dagen reisens hier van daan, ande zee strand, bewoonen huijsjes van kleij gemaakt, besitten veel vee, en komen altemets een ruijling doen bij haar, leven somwijlen in groote vijandschap, en doen malkanderen groote schade en afbreuk, de streek daar dese Kubuquaas leggen wierd ons O.S.O. angewesen, met dese grensen, de Damaquas bewoonen ook klije huijs- | |
[pagina *7]
| |
Plaat 2
Blz. 111 Een doode Klein Namaqua Hottentot, gereed liggend om in een vel of caross gebonden en aldus begraven te worden. (R.I. Gordon, 1779). | |
[pagina 111]
| |
jes, zijn volk en vee rijk, leggen an de zeekant, dit volk is van koralen kooper en ijser versien, 't welk sij van de gestrande schepen weeten te haalen, hebben ook (volgens 't voorgeven van Hijkon) volk van onse gedaante bij haar, verders leggen nog drie naties an de zeestrand, dierijkelijk van beesten versien zijn. En worden geheeten Ganumqua, Namkunqua, en Gonaqua, van dewelke de Inquahase Hottentots de dagha ruijlen, 't welk bij haar word genuttigd, gelijk d' Indiaanen d' opium of amphion gebruijken; tegens 't N. leggen nog drie andere natiens geheeten Glij, Brij, en Blij, van dewelke d' Inquahase platte en dunne koopere plaatjes ruijlen, dewelke sij weder an de Kubuquas en Namaquas verhandelen; eijndelijck is nog een slag van volk bij haar bekend genaamt Briqua, 't welk menschenvreeters zijn. | |
Sondagh 20 dto.Sondagh 20 dto. Des ogtens vroeg is de Captn Hijkon, hoofd der Inquahase Hottentots, begeleid van meerder volk als gisteren bij ons gekomen, heden hebben wij beginnen te ruijlen, onder 't begunstigen van een moijen dag weders, op den dag was de wind N.Wt., die 's avonds in een starke O.S.Ot. veranderde. | |
Maandagh 21 dto.Maandagh 21 dto. is de Captn. Hijkon weder met sijn volk bij ons gekomen, en tot 's agtermiddags laat bij ons gebleven, haar seer voor starken drank wagtende, daar sij gisteren al rijkelijck wat van ingenomen hadden, desen dag is van ons ook met ruijlen doorgebragt, hebbende des daags een N. wind, die tegens den avond in een starke O.S.Ote. veranderde, en 's nagts hevig doorblies. | |
Dingsdagh 22 dtoDingsdagh 22 dto had de Captn. Hijkon een gastereij in sijn koral angeregt, 't welk d' oorsaak was dat dien gantschen dag niet eens bij ons had geweest, dien wij echter met ruijlen doorbragten, tegens den avond kwamen wij in ervaring waarom dat Hijkon vandaag ons niet eens had komen besoeken, zijnde de rede daarvan geweest, door dien gisteren een van ons volk een vogel had geschooten nadat hij al vertrokken was, weshalven hij seer gebelgd scheen, alsoo onder haar 't gebruijk is, dat soo ijemand van de sijne enig wild, 't zij een tijger, leeuw of harte beest, of diergelijke dood maakt, dat hij 't selve niet eer en mag eeten of nuttigen, voor en aleer dat haar Cap.tn Hijkon een vetten hamel van haar vereerd ontfangen heeft, 't welk ons vreemd voor quam, en welke gewoonte hij ook bij ons scheen te willen onderhouden, daarom wij nog dien avond een vereering van een weinig kraelen na hem toesonden, daar mee hij heel wel in sijn schik, en te vreeden was, 's daags hadden wij een W. ten Z. en des avonds een O.S.Ote. wind met donkere lugt. | |
Woensdagh 23 dtoWoensdagh 23 dto kwamen de Hottentots van Hijkon's kraal seer | |
[pagina 112]
| |
vroeg bij ons om te ruijlen, omtrent ten 9 uuren voormiddags besogt ons ook haar Captn, die 's nanoens weder vertrok. De wind was N. ten Oten. met donder en blixem verseld. | |
Vrijdagh 25 dto.Vrijdagh 25 dto. Nadat Captn. Hijkon tot den middag toe met sijn volk bij ons gebleeven was en de ruijling nog redelijck voortging, nam de voorsz. Captn. Hijkon, omtrent 's namiddags ten een uure sijn afscheid, seggende dat hij noodsaakelijk vertrekken most, uijt vreese dat sijn koraal van de omleggende Sonquase Hottentots mogt angeranst worden, en daarom niet langer bij ons durfde vertoeven, maar liet hij sig ten hoogsten in de gunst van d' E. Comp. en den grooten Captn. recommanderen, wenschende dat wij haast weder mogten komen, en hasagaijen voor hem mede brengen, en scheen wel vernoegd, en gecontenteerd te zijn wegens de wedersijds koopmanschappen, die wij met malkanderen over en weder geruijld hadden; des ogstens was de wind seer variabel, dog 's namiddags kregen een N.N.Ote. wind, met swaar weder en regen vermengd. | |
Saturdagh 26 dto.Saturdagh 26 dto. 's Morgens met donkere lugt omtrent ten 7 uuren als wij op ons vertrek stonden, is de Captn. Hijkon voor 't laast nog eens bij ons gekomen, en ons een stuk wegs uijtgeleij doende, herhaalde nogmaals sijn versoeck gisteren an ons gedaan, nam eijndelijk sijn afscheid van ons, hier ter plaatse hebben wij meer dan 500 beesten geruijld, en een parthij schapen. De plaats daar wij gelegen hebben, word van ons het Vervallen Casteel genaamt, wijl naastan over de rivier Kalniga een hooge berg in 't S.S.O. lag, dewelke van boven een vervallen Casteel geleek, voor ons heen hadden wij in 't N.O. ten O. hoog gebergte 't welk met een lange en kromme kloov van malkanderen gesepareerd was, in deese kloov lag de Captn. Hijkon met sijn koral en volk, en lag onse coral meer dan een canonschoot daarvan daan, onse terugge cours ging S.Wt. ten Wte. an, en vervolgden ons oude pad, totdat wij omtrent 's namiddags ten 2 uuren ons leger op een bequame plaats sloegen, an de voorseide rivier Kalniga, om den middag hadden wij variable wind met donder en regen; na gissingh hebben wij desen dag 5 mijlen wegs gemarscheerd. | |
[pagina 113]
| |
onse rustplaats van den 10 do voorbij, komende omtrent 's middags ten 1 uure op onse oude legersteede van den 9 dto, zijnde onse cours S.Wt. angeweest, de wind koelde stark uijt den Wt. ten S. hebbende omtrent 5 mijl wegs na gissing gemarscheerd. | |
Maandagh 28dto.Maandagh 28dto. Zijn wij met 't opgaan der sonne en donkere lugt van onse rustplaats vertrokken, en over ons oude pad S.W. an gemarscheerd, totdat wij omtrent 's middags ten 12 uur, een uur vorder als onse rustplaats van den 8 dito an de rivier Kalniga in goede weide ter neder sloegen, de wind waijde uijt den S.Wte., ons gegiste veerheid was 5 uuren gaans. | |
Dingsdagh Primo Martij.Dingsdagh Primo Martij. Des ogtens om 6 uuren zijn wij van onse oude plaats gemarscheerd, en namen omtrent ten 11 uuren voormiddags weder onse oude rustplaats van den 7 Febrij. in, de wind was S.S.Ot., hier zijn 7 Sonquase Hottentots bij ons gekomen, en verhaalden dat haar koral met nog 2 andere koralen, 2 dagen reysens van ons vooruytgetrocken was, uijt wat reden konden wij niet ervaren, dog waren ondertusschen braav op onse hoede, onse gegiste marsch is 3½ uur gaans geweest. | |
Woensdagh 2 dto.Woensdagh 2 dto. Zijn wij op dese plaats leggende gebleven, tot omtrent 's namiddags ten 5 uuren, wijl ons de Vesonquas berigtten, dat in de rivier Kalij tegenwoordig geen water was, braken wij op, en setten onse marsch met sonsondergang de kleene kloov door, die wij den 7 Febrij. gepasseerd waren, en trokken over de vlakte, en onse rustplaats van den 6to. voorbij, totdat wij omtrent 's avonds ten 9 uuren voor de Kromme Kloov kwamen, daar wij onse verblijvplaats namen, dog vonden hier geen weide nog water, overdag was de wind W.S.Wt. en tegens den avond veranderde in een starke S.O., onse gegiste veerheid was 3 mijl wegs. | |
Donderdagh 3 dto.Donderdagh 3 dto. Zijn wij met sonnen opgang de Kromme en moeijelijke kloov doorgekomen, en vervolgende doen verders ons oud pad, over de vlakte, tot dat wij omtrent voormiddags ten 11 uuren an de rivier Kpaki gekomen zijn, hier rustten wij in onse oude legerstede van den 5 Febij. Na 't vertrek vonden wij dat 't hier braav geregend had, dierhalven hadden hier goede weide en water voor de beesten, des daags hadden wij een N. ten Wten. wind, met donker weder, daar des avonds een starke O.S.Ote. koelte uijt broeijde, onse gegiste veerheid was 4 uuren gaans. | |
[pagina 114]
| |
4en Febij., hier spanden wij uijt zijnde niet ver van ons afgelegen der Sonquas Coral, werwaards onse 3 Sonquase padwijsers die wij van d' voorsz. koral mee genomen hadden, vertrokken. Hier zijn bij ons een partij Hottentots, Hongliquas en Sonquas of Thonuneij gent gekomen, dewelke ons verhaalden, dat sij met de Attaquas in een gevegt waren geweest, en datse 2 man van de Attaquas hadden dootgeslagen, en dat ook van haar kant 2 gesneuveld waaren, en dat se met haar genomen hadden een parthij van de Attaquas beesten, dese na datse onse geruijlde beesten genoeg bekeken, en een weinig corallen tot geschenk voor haar Capns ontfangen hadden, zijnse omtrent ten 2 uuren 's namiddags vertrokken, soo haast waren dese niet weg of daar kwamen anstonds 4 wijven van de Thonunij bij ons (dat is van 't koral daar onse 3 padwijsers uijt waren) en verhaalden ons dat de 3 Hongliquase Capns de Thonnunij versogt hadden, de Duijtsmans gelijkerhand antevallen, en de beesten ons af te nemen, en aan de buijt met malkanderen te deelen. De Hongliquas zijn dievagtigh en baatsugtig, want de beesten die sij van de Attaquas genomen hadden, hieldense voor haar alleen. Ja, dat meer is - haar vrienden, die haar geholpen hadden in 't gevegt, namen sij nog enige beesten af, en deelden de buijt onder haar; wij sulx hoorende namen op alle ding goede agt, en versagen rondom onse beesten met goede schildwagten, op dat se ons niet plotzelijk overvallen souden, bijdaag hadden wij de wind S.S.Wt., die tegens den avond in een starke W.S.Wt. veranderde, onse gegiste veerheid was 3 mijl weegs. | |
Saturdagh 5 dto.Saturdagh 5 dto. Dese voorleden nagt hebben de Hongliquase Hottentots tot 2 maal toe op ons een versoek gedaan, om ons vijandlijk 't overvallen, eerstelijk omtrent ten 10 uuren quamen 8 van de selve bij ons quansuijs om een beest an ons te verruijlen, dese nadat sij sagen dat wij allegaar een schalk oog op haar gekregen hadden, en dat wij op onse hoede waaren, mosten sij onverrigter sake wederom vertrekken, dog omtrent 1 uur in de na nagt zijn weder twee Hottentots op voeten en handen kruijpende tot ons genaderd, in mening een van onse schildwagten te bekruijpen, maar wierden datelijk ontdeckt, en angeroepen, daarop sij al haar best de vlugt namen. Wij bragten ondertusschen deze nagt met goede wagt door, tegens den morgen overviel ons een starke regen met een W.S.Wte. wind, die omtrent tot 10 uuren voormiddag duurde, soo haast het weder enigsints opklaarde vervolgden wij onse marsch op ons oud pad, tot dat wij omtrent ten halv vijve op ons oude rustplaats van den 3 Febij. ons ter neder sloegen. Hier vonden wij de Sonquas verdeeld leggen in 4 ko- | |
[pagina 115]
| |
ralen, daar van de Hongliquas 3 Coralen, en de Thonunij maar een maakten; omtrent een schootweegs lagen wij van haar op een vlakte daar wij van alles dies te beeter toesigt konden nemen, hier kwamen t'onsen anstendigen versoeke bij ons de 3 Capns van de Hongliquas, hebbende een goede parthij volk bij haar, 't welk ons niet weinig op onse hoede dede zijn, sij verruijlden 2 beesten an ons, en nadat wij haar met een soopje arraq beschonken, en wat tabaq en pijpen vereerd hadden, zijn sij eijndelijk vertrokken. Wij hebben desen agtermiddag een S.Ot. windje gehad; des avonds soo haast dese Hongliquase Hottentots haar beesten in 't koraal hadden, stookten sij rondom 't selve veel vuuren, waar van het eene niet veer van onse wagt was, en jaagden onder veel schrijen, tieren, en ander misbaar altemets een à twee beesten na d'onse toe, om door sulk een krijgslist ons vee en volk in onordening te brengen, dog wierden anstonds van onse Hottentots weder terug gedreven, weshalven wij dubbelde schildwagten uijt te setten genoodsaakt wierden, en met alle man goede wagt te houden, ons gegiste marsch was 2½ mijl weegs. | |
Sondagh 6 dto.Sondagh 6 dto. De lestleede nagt bij ons alle goede wagt gehouden zijnde, waren de Hongliquase seer vroeg doende geweest, met haar beesten uijt te jagen, 't welk bij ons groot nadenken baarde, en dewijl wij van onse padwijsers Thonunij Hottentots gewaarschuwd wierden, dat dit volk, met moorden, stelen en roven haar geneerden, en dat sij de lestleden nagt om ons van kant te helpen beraadslaagd hadden, sonden wij den sergeant met 8 wel gewapende mannen na haar toe om 't uijtdrijven der beesten te beletten; dese na dat sij haar dingen verrigt hadden quamen met de drie Capns bij ons, die voorgaven dat sij enige beesten an ons verhandelen wilden, na dat wij dan van haar enige geringe beesten geruijld hadden, is een parthij Hottentots gekomen, dewelke wij naulijx konden nevens diegeen die de Capns waren gevolgd uijt onse troup beesten houden, maar liepen gestadig gins en weder, dan naar onse tent, dan door de beesten, en dan na haar koraal. Nadien wij dit niet langer sonder nadenken kosten ansien en van de Thonunij Hottentots gewaarschuwd wierden, dat sij een kwaad voornemen tegen ons hadden, resolveerden wij gesamentlijck een salvo onder haar te doen, 't welk anstonds voortging en volbragt wierd, waarvan wij er 30 stux onder de voet schooten; de rest van d' overige met die gene die in de koral waaren, namen de vlugt en wierden van Thonunij Hottentots vervolgd, die er groote strijd op hadden, wij ondertusschen maakten ons meester van haar beesten, en vertrokken omtrent 's middags ten 12 uuren | |
[pagina 116]
| |
hier vandaan, en dewijl wij onse padwijsers niet meer van doen hadden, gaven wij haar schapen wederom, die tot nog toe bij ons waren angehouden, en beschonken haar voor de trouwe dienste an ons gedaan nog met wat tabaq en korallen, waar over sij seer in haar schik waren. En presenteerden haar willig om ons nog verder 't pad te wijsen, maar sloegen 't haar af, doordien wij hier het pad al bekend waren. De voornaamste onder haar word Damou geheeten, en doordien wij onse rustplaats van den 2 Febrij. niet konden krijgen, sloegen wij ons met den avond an een kleine en klippige rivier ter neder, daar wij weijnig weide vonden, en werd de geseide rivier van de Hottentots Ikunsaij of Steenrivier gent; de wind was uijt den S.S.Ote. die tegens den avond hard begon door te koelen, onse gegiste veerheid was 3 uuren gaans. | |
Maandagh 7 dto.Maandagh 7 dto. Omtrent 7 uuren des ogtens vertrokken wij van de Steenrivier en zijn na 1½ uur marscherens an een kleine rivier gekomen, van de Hottentots Kaarte genaamt, daar wij goede weide vonden, 't welk voor de beesten wel te stade quam, dewelke daar lustig graasden, dat niet te verwonderen was, alsoo 't haar in geen 5 dagen soo schoon was voorgekomen, dierhalven namen hier ons verblijvplaats, de wind hadden wij uijt den W.N.Wten. met mooij weder. Hier zijn 4 Hottentots van de Attaquas bij ons gekomen, die ons seiden dat haar koral hier niet verre van daan lag, en dat sij wegens de Hongliquase hier waaren gaan leggen, wij verhaalden haar dat wij met de Hongliquaas voorsz. in gevegt waaren geweest, waar over sij haar seer verheugd toonden; nadat sij een stukje tabaq ontfangen hadden voor haar Capns, liepen sij haar best weder heen, maar kwamen om 8 uuren des avonds met nog enige wederom met een beest, 't welk sij an ons soo zij seiden, wouden verruijlen, maar wijl het al te donker was stuurden wij haar terugge. | |
Dinsdagh 8 dto.Dinsdagh 8 dto. Met den dag vertrokken wij van hier, en volgden ons oude pad en marscheerden onse rustplaats van den 2 Febij., omtrent een ½ uur voorbij, alwaar wij ons verblijv namen, hier vonden wij goed water en weide. Deze plaats is van ons genaamt d' Vijgenkoral, en is an de rivier Kannasij gelegen, onderweegen kwamen weder 4 Attaquase Hottentots bij ons, die ons verslag deden dat haar koral d' voorleden nagt over 't naast-leggende gebergte getrokken was, dit verwekte bij ons quade agterdogt, om op al haar reden en doen te letten, en wierd dierhalven goede wagt bij ons gehouden; de wind quam uijt den O.N.O. met heet weder en hadden dien dag 2 mijl wegs gemarscheerd. | |
[pagina 117]
| |
Woensdagh 9 dto.Woensdagh 9 dto. Met 't reisen van de son vertrokken wij van de VijgenKoral, en vervolgden ons oud en moeielijk pad van den 2 Febij., totdat wij omtrent 's voormiddags ten 11 uuren, op ons oude rustplaats van den 1 Febij. kwamen, en is genaamt Dubbeltjes Koral, leggende van de Vijgen-koral 2 mijl, hier sloegen wij ons ter neder, de wind waijde uijt den O.N.O. met heet weder. | |
Donderdagh 10 dto.Donderdagh 10 dto. Met sonnenopgang vertrokken wij van de Dubbeltjes koral, en volgden ons oud pad, en kwamen omtrent 's namiddags ten 1 uur an de Capiteins rivier, en sloegen aldaer ons leger op. Hier kwamen de 4 Capns der Attaquas met een groote menigte van volk bij ons, dewelke haar seer blij toonden over de neerlaag der Hongliquase Hottentots, haar vijanden, die hun dikmaals vijandelijk overvallen hadden; sij verruylden 3 beesten an ons, en een hamel, dog souden wel meer an ons verruyld hebben, maar d' oorsaak daarvan was, dat de Hongliquas haar beesten ten deele geroovd hadden, klagende jammerlijk wegens den overlast, hun door de voorsz. Hongliquas angedaan. Voor sonsondergang keerden sij weder na haar koraal; wij kregen de wind uijt den S.S.Ote. met stil en heet weder, onse gegiste veerheid was 4 uuren gaans. | |
Vrijdagh 11 dto.Vrijdagh 11 dto. Met 't doorbreeken van de son vertrokken wij van de Capitains rivier, en vervolgden ons oud pad, hier om heen bevonden wij dat 't braav geregend hadde, en dewijl wij op onse rustplaats van den 30 Januarij geen weide genoeg vonden, trokken wij vorders door, en kwamen in een schoone en lustige valleij, die rijkelijk van weide en water versien was, hier sloegen wij ons ter neder. Dese rivier heeft sijn loop door de valleij en werd van de Hottentots Bikamma of Melkrivier geheeten. Wij kregen hier ter plaatse een starke S. ten Ote. wind, die groote koude veroorsaakte, en wierd dese plaats bij ons gent Noorwegen, onse gegiste veerheid was 5 mijlen weegs. | |
Saturdagh 12 dto.Saturdagh 12 dto. Nadat wij met reijsen van de son vertrokken waren, en dat wij onse rustplaats verlaten hadden, volgden wij ons oud pad, en marscheerden onse legerstede de Schraale Weide voorbij. Tot dat wij omtrent ten 12 uuren 's middags an de rivier bij de Hottentots Hore, of Tweelingsrivier genaamt, kwaamen, hier vonden wij passelijke weide, daarom wij er onse verblijvplaats namen; de wind waijde uijt den S.S.Ote met heet weder, wij hadden desen dag na gissing 4 mijlen wegs afgelegd. | |
[pagina 118]
| |
ten 10 uuren, in de valley de Goede Hoop kwamen, daar wij onse verblijvplaats namen, hier bevonden wij dat 't in onse afwesenheid braav geregend had, dies wij hier goede weide vonden, de wind waijde uijt den Wt.S.Wte., onse gegiste veerheid was 1½ uur gaans. | |
Maandagh 14 dto.Maandagh 14 dto. Des ogtens omtrent 7 uuren vertrokken wij uijt de valley de Goede Hoop, vervolgden ons oud pad, en marscheerden tot omtrent 's middags ten 12 uuren, en sloegen ons doen ter neder in de Lange Kloov, 't welk onse rustplaats den 27 Januarij was geweest, de wind waijde uijt den S.S.Ote. met mooij en heet weder. Onse gegiste veerheid was 4 uuren gaans. | |
Dingsdagh 15 dto.Dingsdagh 15 dto. Met 't opgaan der sonnen vertrokken wij van onse rustplaats, en passeerden ons oud en moeijelijk pad, de Lange Kloov door, alwaar wij omtrent den middagh kwamen, een uur an dese sijde van onse rustplaats van den 26 Januarij an 't hooge en moerassig gebergte, daar wij ons ter neder sloegen; de wind waijde uijt den S.S.Ot. met mooij en heet weder. Onse gegiste veerheid was 2 uuren gaans. | |
Woensdagh 16 dto.Woensdagh 16 dto. Met 't doorbreken van den dag vertrokken wij van ons leger stede, en zijn omtrent ten 11 uuren voormiddags door de Lange Kloov gekomen, en na verloop van twee uuren kwamen op onse rustplaats van den 24 Januarij daar wij ons ter neder sloegen, hier lagen drie koralen van de Hisijquas, alwaar enig volk van deselve bij ons kwam, en verruylden weinig beesten, de wind was S. ten Ot. met moij weder, onse gegiste veerheid was 3 uuren gaans. | |
Donderdagh 17 dto.Donderdagh 17 dto. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wij van de Kromme rivier, en gingen ons oud pad, en lieten het Brandveld S.S.Wt. an onse regterhand liggen. Hier zijn wij op een groote vlakte gekomen, 's middags met donker weder, en namen op 't selve onse rustplaats an de rivier genaamt van de Hottentotten Nungor, of Lustig. 's Nanoens kregen wij een S.O. wind, die 't weder wat op deede klaren, en hadden na gissing 5 mijlen weegs gemarscheerd. | |
Vrijdagh 18 dto.Vrijdagh 18 dto. Met donker weder vertrokken wij van onse rustplaats omtrent ten 7 uuren, en namen onse cours W. ten S. en zijn omtrent ten 9 uuren voormiddags over de onderste doordrift van de Gauris-rivier gekoomen, en kwamen over 't selve, sonder 't verliesen van 't geringste lammetje. 't Welk d' oorsaak was, omdat de rivier heel laag afgelopen was, en 't waater geen vloet scheen te hebben, hier namen wij onse cours Wt. an, als wanneer wij doen over een hooge en groote, vlakke bergh marscheerden, en zijn omtrent | |
[pagina 119]
| |
's middags ten 1 uur an de rivier Arna, van de Hottentots genaamt, gekomen, daar wij weinig weide voor de beesten vonden. Hier sloegen wij ons ter neder. De wind kregen wij uijt den W. ten N. met een starke buij regen, die tot in den nagt aanhield. Onse gegiste veerheid was 5 uuren gaans. | |
Saturdagh 19 dto.Saturdagh 19 dto. Na dat den regen op hield, dien wij dese nagt dapper hadden gevoeld, zijn wij omtrent 7 uuren 's morgens van de rivier Arna vertrokken, en stelden onse cours Wt. ten N. an, en passeerden goede gronden, maar bevonden dat deselve afgeweid waaren, dogh omtrent ten 10 uuren voormiddags kwamen wij an de rivier van de Hottentots geheeten Abna, daar goede weide was voor de beesten, dierhalven wij hier onse verblijv plaats namen, de wind was N.N.Wt. met donker weder. Ons gegiste veerheid was 2½ uur gaans. | |
Sondagh 20 dto.Sondagh 20 dto. Met sonnenopgang vertrokken van de Abnas rivier, en sloegen in ons oud pad, over de Palmit rivier, tot dat wij omtrent ten 1 uure 's namiddag op een groote vlakte an een rivier van de Hottentots Gauka genaamt kwamen daar wij ons ter neder sloegen, hier hoorden wij vande omleggende korals Hottentots, dat den Ouden Heer, met sijn koralen, en de meeste Hijsequas koralen niet verre hier vandaan lagen, weshalven de vaandrig met 5 man en een wagen omtrent 's agtermiddags ten 4 uure voor uijt na denselven marscheerde, en liet den sergeant met de rest van 't volk bij de beesten, en belaste haar goede sorg voor deselve te dragen. Wij hadden de wind uijt den S.S.Ote. met moij en angenaam weder. Onse gegiste veerheid was 4 uuren gaans. | |
Maandagh 21 dto.Maandagh 21 dto. Op ordre van den vaandrig braken wij van de rivier Gauka op, omtrent 's agtermiddags ten 3 uuren, maar soo haast en waren wij niet an 't marscheeren, of vermisten 6 van onse beesten, en 10 schapen waarop wij anstonds enige van onse bij hebbende Hottentots uijtsonden, om deselve op te soeken, die na verloop van enigen tijd weder met de 10 schapen bij ons kwamen, maar berigtten ons dat zij de beesten nergens hadden konnen vinden. Waarna de sergeant twee Hottentots liet binden op dewelke quaad vermoeden viel, dat sij ons dit werkje souden gebrouwen hebben, en namen deselve met ons, en zijn met 't ondergaan van de son op onse rustplaats van den 18 Januarij gekomen. Hier vonden wij den vaandrig met sijn mede genomen volk midden onder de Hijssequas koralen leggen, maar soo haast en had hij de 2 gebondene Hottentots niet gesien, en het rapport van den sergeant gehoord hebbende, | |
[pagina 120]
| |
liet hetselve dadelijck door onse Hottentots den Ouden Heer vertolken, en andienen. Die soo haast hij 't selve niet verstaan had, of sond sijn soon met 3 Capns en enige Hottentots daar op uijt, van de welke nog enige desen avond met de gestoole beesten wederkwamen, die van de dieven verlaten waren, de wind was S.S.O. met moij weder, onse gegiste veerheid was 1½ uur gaans. | |
Dingsdagh 22 dto.Dingsdagh 22 dto. Met 't opgaan der sonnen vertrokken wij van de diepe rivier, en nadat wij omtrent ½ mijl wegs gemarscheerd waren, kwamen wederom de uijtgesondene Hottentots van den Ouden Heer, met haar brengende een van de dieven, die onse beesten en schapen genomen hadden, dewelke sij met haar 4 gastereerende vonden, waarvan er 3 de vlugt genomen hebben, en 't ontkomen zijn. Dese gevangene was een oudagtigh man, en bragten hem in goede ordening bij ons, dewelke ons met d' Oude Heer geleide tot an de rivier Anhau van de Hottentots genaamt, daar wij ons leger opsloegen. Maar soo gauw en hadden wij onse beesten niet uitgespannen, en onse tent opgeregt, liet den Oude Heer na haar land's gebruijck, den misdadiger te regt stellen, die anstonds verwesen wierd met stokken dood geslagen te worden. 't Welk in ons anweesen anstonds geschiede en volbragt wierd. De wind hadden wij uijt den N.N.Ot. met lievlijk weder. Onse gegiste veerheid was 2½ uur gaans. Dese plaats wierd van ons de Regtplaats genaamt. | |
Woensdag 23 dto.Woensdag 23 dto. Met den dag vertrokken wij van de voorsz. Regtplaats en namen onse cours Wt. an, en passeerden over goede grond, tot omtrent ten een uur 's namiddags. Als wanneer wij doen kwamen met donkere lugt, op goede weide, an de rivier van de Hottentots Gamkana genaamt, daar wij onse rustplaats namen. Die dag over hadden wij N. wind. Onse gegiste verheid was 5 uuren gaans. Dese plaats is van ons Wolvsjagt genaamt. | |
Donderdag 24 dto.Donderdag 24 dto. Van de Wolvsjagt vertrokken zijnde met sonnenopgang, zijn wij omtrent ten 8 uuren voormiddags het Qualbergs Casteel voorbij gegaan, en 's namiddags ten 2 uuren op de Bakkelijs plaats, voor de Bakkelijs rivier gekomen, daar wij ons ter neder sloegen. De wind was S.O. met moij en angenaam weder. Onse gegiste veerheid was 5 uuren gaans. | |
[pagina *9]
| |
Plaat 3
Blz. 120 ‘Sogenaamde Schoorsteenveger, vogel dewelke zig agter op Sneeuberg by moerassige plaatsen ophoud.’ (R.I. Gordon, 1779). | |
[pagina 121]
| |
onse rustplaats, en vervolgden ons oud pad en gingen de Kliprivier over, alwaar wij an een riviertje bij de Hottentots Kartse genaamt kwamen, daar wij ons leger opsloegen. De wind hadden wij voormiddags N.N.Wt. en des agtermiddags S.Ot., onse gegiste veerheid was 4 uuren gaans. | |
Sondagh 27 dto.Sondagh 27 dto. Met sonnenopgang vertrokken wij van de Kartse rivier, met donkere lugt, en vervolgden ons oud pad, en gingen over de Breede rivier, en zijn omtrent voormiddags ten 9 uuren an de Rivier Sonder End gekomen, en dewijl wij verseekerd waaren, dat in de Hijsiquas kloven voor ons geen 't minste weide te bekomen was, sloegen wij ons ter neder op de Ganse koral; de wind was N.N.Ot., onse gegiste verheid was 1 uur gaans. | |
Maandagh 28 dto.Maandagh 28 dto. Met den dag vertrokken wij van de Ganse coral en volgden ons oud pad, de Hijsiquas kloov in, die wij omtrent ten 10 uuren voormiddags door kwamen, daar wij goede weide vonden, dierhalven namen wij onse verblijv plaats hier. De wind was S.Ot. Wij hadden desen dag 2½ uur gaans gemarscheerd. | |
Dingsdagh 29 dto.Dingsdagh 29 dto. Vertrokken wij van onse rustplaats, en marscheerden over gelijke wegen en goede gronden, totdat wij na gissingh 's middags ten 12 uuren, 1 uur gaans voorbij de Tijger-hoek onse rustplaats namen an de Rivier Sonder End. De wind waeide uit den N.N.Wte. die met enige regen ons overviel. Onse veerheid was 4 uuren gaans. | |
Woensdagh 30 dto.Woensdagh 30 dto. Omtrent ten 7 uuren voormiddags met mistigh en mottig weder van de rivier Sonder End vertrokken zijnde volgden ons oud pad en kwamen ten 12 uuren's middags op de Kallabas Koraal, daar wij onse verblijvplaats namen, hier waeide de wind S.S.Ot., onse gegiste veerheid 3½ uur gaans. | |
Donderdagh 31 dto.Donderdagh 31 dto. Met 't ankomen van den dag van de Kallabas Coral vertrokken, en over de rivier Sonder End gekomen zijnde, namen doen onse cours N.Wt. an tusschen 't hooge gebergte ende voorsz. rivier. Het land welk wij passeerden is goed, en overal doorgaans met spruytjes en riviertjes doorsneden. Omtrent's namiddags ten 1 uur kwamen wij an een kleine rivier van de Hottentots Tirri genaamt, daar wij extra ordinarie goede weide vonden, daarom wij onse verblijvplaats hier namen. De wind was uijt den W.N.Wt. met moij en heet weder. Onse veerheid die wij vandaag na gissing afgelegt hebben is 5 uuren gaans geweest. | |
[pagina 122]
| |
End en 't hooge gebergte getrokken zijnde, stelden onse cours doen Wt. an. Omtrent ten 9 uuren voormiddags mosten wij de rivier Sonder End weder over, langs dewelke wij doen onse marsch voort setten alwaar wij op de middagh ons ter neder sloegen, na gissing een canonschoot verder als de Esels Jagt. De wind hadden wij voormiddags N.N.Wt.die 's nanoens in een St.Wte. veranderde, onse veerheid was 4 uuren gaans. | |
Saturdagh 2 dto.Saturdagh 2 dto. 's Morgens met 't doorbreken van de son vertrokken wij van onse rustplaats, en verlieten de rivier Sonder End, stelden onse cours doen S.S.Wt. an, en trokken over kleine bergen en goede gronden, en kwamen omtrent ten 11 uuren voormiddags an de Botte rivier. Maar hier geen weide vindende, wierden wij genoodsaakt verder te trekken, en zijn omtrent halv drie uuren gekomen an de Knoflookx koral, daar wij ons leger opsloegen. De wind was S.Wt. met lievlijk en angenaam weder. Onse gegiste veerheid was 6 uuren gaans. | |
Sondagh 3 dto.Sondagh 3 dto. Met 't rijsen van de son vertrokken wij van de Knofloox coral en volgden ons oud pad en kwamen om 9 uur voormiddag over de Palmit rivier, daar wij doen onse rustplaats namen. De wind was als vooren S.Wt. en begunstigde ons weder met lievlijk en angename sonneschijn. Onse gegiste veerheid was 2 uuren gaans. | |
Maandagh 4 dto.Maandagh 4 dto. Met begin van den dag maakten wij marsch en verlieten onse legerplaats en volgden ons oud pad, totdat wij omtrent voormiddag ten 9 uuren, de kloov van Hottentots Holland over kwamen. Hier namen wij onse rustplaats an een kleene rivier en is heden den vaandrig met een wagen vooruit gegaen, om onse ankomst an den Heer Commandeur bekend te maaken. De wind was Wt.S.Wt. met moij weder. Onse gegiste veerheid was 3 uuren gaans. | |
[pagina 123]
| |
man hier bij de beesten soude blijven leggen, en de rest van 't volk met de twede wagen na de Caab soude koomen. | |
Saturdagh 9 dto.Saturdagh 9 dto. met sonnen opgangh van de kleine rivier vertrokken zijnde, en nadat wij den sergeant met de ses man bij de beesten agterlieten, zijn om 2 uuren des namiddags an 's Comps post de Kuijl gekomen, daar wij ons te rusten setteden; de wind was N.O. met moij en lievlijk weder. | |
Sondagh 10 dto.Sondagh 10 dto. Des nagts om 12 uuren maakten wij weder marsch van de Kuijl, en zijn des morgens om 6 uuren an de Caab gekomen, God dankende voor sijn genade, dat wij door soo veel perijkulen alte samen fris en gesond zijn gearriveerd. Concordat J.G. De Grevenbroek Secrts.
Volgens duidelik geuite wens van Heren Bewindhebbers was het onderzoek van de Oostkust voortgezet. De tochten van het galjoot de Noord getuigen ervan en merkwaardig is dat de Compagnie eigendomsrechten op het land aan de Oostkust wenste, zoals het die verkregen had in de buurt van de Kaap. Het dagregisterGa naar voetnoot1) luidt: |