Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekendDagregisterGa naar voetnoot2) gehouden int vaartuyg de Centarus,Ga naar voetnoot3) zeilende van de Caab na 't land van terra de Natal.November 1687.
| |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
goederen en depeches bekomen hebbende en door d'E. seconde persoon en administratr. deser residentie een gelukkige en voorspoedige reise toegewenst zijnde, hebben ons met het spoedigste na boord vervoeght, ende anstonts ons anker geligt, de zeilen bij geset, omme onder het faveur van een Z.Ot. wind met Godes heilsame genade, dewelke wij ootmoedigst sijn smekende, dat hij gelieve ons een geleider in onse angenomen reise te blijven, omme dat wij deselve in alle vrede tot lof en prijs van Sijn Heylige naam mogen vervorderen, de tafel baij uyt te lopen, de S.Ot. koelte bleev ons so gunstig, dat wij min als in drie glasen ons anker bij het robbeneyland op vijf vadems schulpgrond lieten vallen, werdende daartoe meest genootsaakt, omme de masten en pompen met brouken te voorsien, alles wat beter binnen boord te redderen en het lek ten tweeden maal wijl het nog tijd was op te soeken. | |||||||||
Woensdag 12.Woensdag 12. 's morgens voor sonsopgang, siende dat al den arbeid door de stuurluijden tot het vinden van 't lek, ten tweeden maal angewend ijdel en vrugteloos was, hebben ons anker gelight en met een N.W. wind de ruyme zee gekosen, stellende onse cours d'eerste 9 glasen W.Z.W. 3½ en naderhand Z.W. 4¾ mijlen maar daarnaar doodstil en ongestadig wind. | |||||||||
Vrijdagh 14.Vrijdagh 14. klare sonneschijn met een felle Z.O. wind waardoor wij genootsaakt wierden (omme alle ongemakken dies te beter voor te konnen komen) de fok op steven te halen, maar na de middagh heeft de wind so geweldig angenomen dat de see verschrikkelijk huylende hare golven als hoge bergen verhiefde, waarover onse swakke vaartuijg scheen na den hemel te willen stijgen, zinkende dan weder tot in den afgrond; de stuurluijden stellden hunne kunst dapper te werk, belastende met eenen de boven planken van de tent af te breken, dog het vaartuijg lek sijnde swelgde veel water, en onse kleene pomp onklaar sijnde, wierd onse angst veel groter, hier quam de naarstige arbeidsame v[1]ijt van den quartiermeester Willem Christian ons wel te stade, dewelke de pomp in 't korte wederom hielp en dus vonden wij aanmerkelijke baat, wij dreven in dit etmaal W.N.W. 14 mijlen. | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
SondagGa naar voetnoot1) 15.SondagGa naar voetnoot1) 15. Werk en wind als vooren, houdende onse cours W.N.W. wij dreven also op Gods genade, welke wij anriepen, met het groot zeil bij om der noord, dog met sonsondergangh gewend hebbende dreven om de noord 2½ mijl. | |||||||||
Sondag 16 do.Sondag 16 do. een stadige marszeilskoelte uyt den Z.Z.W. de zee nog magtig ontsteld zijnde, wij stelden onse cours oost 1⅓ streek noordelijker 13 mijlen, de becomene Z.Br. 33 graden en 38 minuten, wij hebben desen dag met 't anhoren eens capittel uyt de christelyke zeevaardGa naar voetnoot2) voorgelesen na gelegentheid van weer en wind doorgebragt, wij setten de fok weer bij. | |||||||||
Donderdag 20.Donderdag 20. lievlijk weder, met de wind uyt den Z.O. ten O., een stadige bramseils coelte, in de middernagt veranderde de wind in Z.Z.W. settende met eenen de fok bij, en also hebben wij om de zuyd gewend, de cours en veerheid van dit etmaal Z.O. 7 mijlen de becomene Z.Br. 32 gr. en 30 minuten. | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
Maandag 24.Maandag 24. de lugt met een dikken en kouden nevel betrokken, waardoor wij eenige regen vermoedende waren, labbercoelte uyt den N.O. zijnde de cours van desen dagh zuyden ten W. 9½ mijlen, niet voorgevallen. | |||||||||
Dinsdagh 25.Dinsdagh 25. de wind uyt den N.W., weder als boven, zeilende langs de wal kregen het vaartuijg de Jupiter in het gesight, hij praijde ons dewelke wij verstanden uijt de Saldania bhay te comen, wij wenste hertelijk de eer te mogen hebben omme eenen briev na den Ed. Hr. Commandeur te mogen afvaardigen, maar sulcx wierd ons door het ongestuijmig weder en hoge zee tot ons aller groot leetwesen geimpedieerd, waardoor wij en 't andre vaartuijgh genootsaakt wierden ijders cours te vervolgen, houdende d'onse Z.W., het weder wat opklarende pijlden de stuurluijden de tafelbergh en bevonden deselve Z.O. ten zuijden 8 mijlen van ons, de gegiste cours en veerheid Z.Z.O. ½ streek oostelijk de gegiste Z.Br. 34 gr. 16 mt. geen hoogte genomen. | |||||||||
Donderdag 27.Donderdag 27. betrokken lugt met harde regenvlagen donder en blixem vermengt, holle zee en ongestadige winden uijt den W. wij stelden onsen cours zuyden 13 mijlen, onse becomene Z.Br. 34 gr. 13 mt. met sons ondergang peylden van ons den Leeuwenbergh Z.O. 9 mijlen, ende den uijtersten hoek van de Caab Falso, oost van ons 4 mijlen. | |||||||||
Saturdag 29.Saturdag 29. van desen dag heeft het magtig geregent waaronder sig somtijts enige harde donderslagen lieten horen, met een so geweldige wind uijt den Z.W. dat men genootzaakt wierd de fok wederom op steven te halen drijvende middelerwijl om de west, tegens twe uuren middernagt schoot de wind uijt naar het Z.Z.W., gewend hebbende dreven om de oost, wij stelden de fok wederom bij, omme indien het mogelijk was de hoek van Cabo Falso boven te raken, ende siende dat de wind hand over hand toenam liet den sergeant Dirk van Coninxhoven den Raad bijeen comen, alwaar denselven proponeerde off het niet beter was de Cabo Falso in te lopen, als met con- | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
trarie en travadige winden de zee langer te bouwen 't welk met rijpe overlegging ondersogt sijnde, ende daarover de stuurluijden principalijk gehoord hebbende is met een generale toestemming dese resolutie genomen. | |||||||||
Saturdag den 29 November 1687.Den presiderende persoon Dirk van Coninxhoven in rade bekend gemaakt hebbende hoe dat wij door sware stormen van den 10 deser lopende maand tot desen hedigen dagh meer terug waren gedreven als wel geavanceerd, ende siende dat de harde en ongestadige winden contrarij stroom en verbolgentheid der zee nog niet scheen in langen tijd tot bedaring te willen komen oversulcx lettende dat d'uijtgestane stormen door continuele slagen der golven seer schadelijk waren an het vaartuygh de centaurus ende waardoor het nog niet gevonden lek merkelijk vermeerderde, so is met eenparigheid van stemmen goedgevonden de Cabo Falso (indien het mogelijk sal zijn) in te lopen, ende vandaar met de eerste gunstige wind zee wederom te kiesen, ende de reijse te vervorderen, onderstond aldus besloten in 't vaartuijg de Centaurus datum als boven en was getekend Dirc van Coninxhoven, R. Roos, P. de Galardi, L.Gtz. Hengst, E. Juriansz. en W. Christiansz. | |||||||||
Sondag 30.Sondag 30. Regen met donder ende wind uijt den Z.O. soo geweldig hard, dat men niet wel de twee zeylen konde voeren, dog wij hielden deselve bij, omme de Caab Falso boven te comen, 't welke naar langh sukkelen eyndelyk gesuccedeerd zijnde, liepen volgens de genomen resolutie binnen, ende lieten omtrent de clokke vier uuren op de gewoonlijke ankerplaats, ons anker vallen. | |||||||||
Maandag Pro. December.Maandag Pro. December. betrokken lugt met kleine regenvlagen, den dag doorbrekende wierd de schuijt in 't water geset, krengende het vaartuijg opnieuws om het meer genoemde lek op te soeken, 't welk ons gelukte, zijnde 'tselve an bakboord bevonden, ter sijde van de cajuijt, ende door het stoppen van 't voorsz. lek hebben aanmerkelijke baat gevonden, ondertusschen de wind wat bedarende haalde het volk een schuyt brandhout. | |||||||||
Dingsdag 2 do.Dingsdag 2 do. Dingsdag 2 do. met het anbreken van den dagh veranderde de wint in een W.N.W., ons anker geligt settede de zijlen bij, stellende onse cours Z. ten O., 'snamiddags d' uytterste hoek van de Caab Falso gepeyld zijnde, wierd deselve van ons oost ende west bevonden...Ga naar voetnoot1) mijlen met het vallen van den avont veranderde de wind in Z.O., wij dreven also om de N.W. door de geweldige stroom, die ons der- | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
waards leide, t welk wij aldus bevonden met den dagh, in de namiddag 6 glasen uijtgelopen zijnde wende wij weder om de west, vermits de Z.O. wind merkelijk vermeerderde denkende dat het raadsamer was wederom de Caab Falso in te lopen als op zee door tegenwind en stroom wederom terug te drijven, waardoor de reijs soude veragterd sijn, verliesende hetgeene dat wy moesten naderhand ophalen ende aldus mijdende de onverantwoordelijke ongemakken, die wij buyten twijffel in de ruijme zee onderworpen souden zijn. | |||||||||
Vrijdag 5.Vrijdag 5. van dese morgen een lijffelijke coelte uijt den Z.O. dewelke ons nodigde an land te treden omme te sien of men eenigh visch konde becomen, middelerwijl dat er twee a drie mannen besig waren met brandhout te cappen: een parthy visch gevangen hebbende en wat brandhout magtig sijnde keerde wij weder gesamentlyk tegen den avond naar boord. | |||||||||
Sondagh 7Sondagh 7 } harde wind uijt den Z.O. met so een hevigheid doorblasende dat men dese vier dagen niet van boord konde comen. | |||||||||
Maandag 8Maandag 8 } harde wind uijt den Z.O. met so een hevigheid doorblasende dat men dese vier dagen niet van boord konde comen. | |||||||||
Dingsdag 9Dingsdag 9 } harde wind uijt den Z.O. met so een hevigheid doorblasende dat men dese vier dagen niet van boord konde comen. | |||||||||
Vrijdag 12.Vrijdag 12. de wind schielyk in een Z.O. verand[erd] zijnde ende hand over hand annemende onstelde de zee sodanig dat sij sig al ruijsschende verhefde en ons scheen voor een algemeen gevaar te willen dreijgen wijl wij altijd vreesde dat een overloop door de geweldige waterstorting ingeslagen souden werden, alles met eene | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
binnenboord gaande rakende, wij wierden genootsaakt twee reven in de zeilen te setten, en also op Godes gena te drijven. | |||||||||
Sondag 14.Sondag 14. heden bleev het weder en wind nog al continuerende, den stuurman Roeland Roos en den sergeant verslag doende hoe dat wij gedurende de dagwaght, hij doenmaals deselve hebbende, 6 mijlen terug gedreven waren, heeft hij hetselve in rade voorgesteld, met eene bijvoegende de siekte van den quartiermr. en de dat er nog een parthije andre begonden te klagen waarop, volgensdese resolutie goed gevonden is het Robbeneyland an te doen, en alles an den Ed. Hr. Commendeur verwittigd hebbende met den eersten bequamen wind zee weder te kiesen. | |||||||||
Sondagh 14 December 1867.Dirk van Coninxhoven als president ter vergaderinge vertonende, hoe dat wij door de jongst geleden storm en winden nog geen de minste voortgang tot bevoirdering onser reys hadden becomen, maar integendeel sodanige tegenspoed, dat wij nog heden gedurende de dagwaght meer als 6 mijlen teruggedreven waren hebbende de manschap sedert ons afwesen van de Caab so veele groote ongemakken, kouwde ende andere ongevallen moeten verdragen, dat er al eenige sijn, dewelke van onpasselijkheid klaagden, waardoor wij in pericul waren (indien een parthij van het volk sig begost neder te leggen, dewelke niet als swaarlijk door soberheid van medicamenten wederom gecureerd soude connen werden) van an het goed vertrouwen, welken den Ed. Hr. Commendeur op ons heeft gelieven te laten berusten, niet naar wensch te connen voldoen, so is om sulx voor te comen eenpariglijk geresolveerd het Robbeneyland an te doen ende aldaar een briev voor den Ed. Hr. Commendeur gelaten hebbende met d' eerste dienstige wind zee wederom te kiesen, onderstond Aldus besloten datum als boven en was gett. D. van Koninxhoven, R. Roos, P. de Galardi, L. Gerritz. Hengst, E. Juriansz. en Willem Christiansz. Den briev welke wij naar den Ed. Hr. Commendeur afgesonden hebben was aldus geconsipieerd: Edle. Erntfeste manhafte welwijse voorsigtige en seer genereuse Heer, Ed. Agtb. Heer, Dese sal alleenlijk dienen omme U Ed. Agtb. met alle ootmoed journals wijse een verhaal te doen hoe dat wij van den 10 November | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
tot heden dat wij d' eer hebben van dese letteren an U Ed. Agtb. af te vaardigen op den ongestadigen ocean door tegenheid van winden en travades met groot pericul dat den Centaurus door verbolgentheid der golven hadden moeten buijgen onder het geweld van een grammoedige zee, dewelke haar somtijds scheen te openen om ons tot een graf te dienen, gins en weder zijn geslingerd geworden, so sullen wij, verswijgende hoe dat wij de goederen becomen hebbende ons naar boord vervoegd, het anker geligt door de goedgunstigheid van een Z.O. coelte hetselve bij 't robbeneylant op vijff vadems schulp sandgrond hebben laten vallen, ende aldaar den 11 met alles binnen boord te redderen, brouken en masten en pompen te setten, het lek weder op te soeken, sonder 'tselve te vinden doorgebragt hebben, den 12 met een N.W. en ongestadige wind staken wij in zee en Donderdag zijnde den 13 de wind sig geleid hebbende onder enige regenvlagen tot Vrijdag, Saturdag den 14, 15 dus in stilte bleven drijven wanneer ons de son met sijn lieflijk anschijn wederom kwam anschouwen of getuygen zijn van een geweldige storm, die wij beliepen uyt den Z.O. dewelke den 16 wat verminderd, maar den 17, 18 en 19 wederom heeft toegenomen tot den 20 wanneer de wind veranderd sijnde in een Z.Z.W., de fok bijsetten en om 't suijden wenden, de becomene Z.br. 32 gr. en 30 mt. den 21 en 22 betrokken lugt met een stadige marszeyls koelte uijt den Z. ten O. tot den 23 en 24 wanneer de lugt betrokken, de wind Z. ten O. en N.W. was, den 25 de wind nog al S.W. het weder wat opklarende wierden door 't vaartuygh de Jupiter gepraijt dog door ongestuijmigheijt van weder en zee geen schuijten hebben konnen uijtsetten, dierhalven onsen kours vervolgden, den 26 de lugt nog al betrokken met de wind W.N.W. den 27 regen met donder en blixem vermengt en ongestadige winden uyt den W. den 28 holle deyning met travadige winden uyt den W.Z.W. den 29 verhief de wind sig geweldigh uyt den Z.W. met donder en blixem weshalven de sergt. bedugt voor onheil, de gedreigde gevaren in rade voordroegh waarop gedelibereerd zijnde is eenpariger stemme verstaan de Caab Falço an te doen, om met d' eerste gunstige wind zee weder te kiesen, alwaar wij eindelijk den 30 seer kwaad weder uytgestaan hebbende naar veel sukkelen tegens de klokke vier uren 's agtermiddags ankwamen. Den 1 December krengde wij weder het voornoemde vaartuijg ende ondekkende het lek, is met tselve te versien den dag doorgebragt, den 2 ligten wij wederom het anker om de bay uijt te lopen, egter de wind in een Z.O. dewelke geweldig door blaasde veranderde, in | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
de namiddag wagt 6 glasen uijtgelopen zijnde wende wij weder na de vastewal om de bhaij ten twede maal in te lopen, alwaar wij den 3 tegen de klokke 9 uuren 's avonds weder ten anker quamen: den 9 de wind so fel uyt den Z.O. dat men niet an land konde comen, den 5 de wind wat bedaard zijnde hebben van land becomen water, brandhout en een soeij visch, den 6. 7, 8 en 9 een geweldige wind uijt den Z.O. zijnde niet mogelijk an land te konnen komen, den 10 de lugt betrokken met een koelte uijt den Z.W. hebben ons anker geligt omme in zee te komen maar door stilte hetselve belet. Den 11 ligte wij andermaal ons anker omreden als vooren, raakten eindelijk naar lang martelen uijt de bhaij in meijningh van onse reys te vervolgen, maar Vrijdag den 12 de wind schielijk in een Z.O. veranderde, verheffende sig de zee so hoog dat wij dagten dat den overloop door de geweldige waterstorting ingeslagen souden werden, alles binnen boord gaande makende, welk weder ons den 13 bijbleev, en heden nog niet scheen tot bedaring te willen komen, den quartiermeester sich siek bevindende vreesde den sergeant voor een parthij ongesond volk en wijl er veele waren die begonden te klagen heeft hij 'tselve in rade voorgedragen alwaar den stuurman Roos bekend maakte dat men gedurende de dagwagt hij doenmaals deselve hebbende, 6 mijlen teruggedreven waren, is in rade besloten het Robbeneyland an te lopen ende vandaar met de eerste bequame wind zee wederom te kiesen. Hier kan UEd. Agtb. beogen hoe dat wij door Godes weer en wind de zee sonder voorspoed hebben doorkruijst, konnende sijn vaderlijke goedgunstigheid niet genoegsaam danken, dat hij ons voor sooveele rampen, die wij dagelijcx voor ogen sagen heeft gelieven te behoeden, ons middelerwijl gelegendheid gevende om UEd. Agtbr. in alle gehoorsaamheid schriftelijk uijt te drukken, hiernevens gaan naar UEd. Agtb. de twee genomene resolutien copielijk, als komende van die geene die des Ed. Comps. belangen altijd getrouwelyk sullen omhelsen en an UEd. Agtb. betonen dat wij sullen verblijven: Onderstond: Ed. Ernstfeste etc. lager UEd. Agtb. onderdanige demoedige en getrouwe dienaren en was getekend Dirk van Koninxhoven, R. Roos, P. de Galardi, L. Gerritz. E. Juriansz.; in margine in 't vaartuug de Centaurus, leggende bij het Robbeneijland ten anker 14 December 1687. | |||||||||
Dinsdag 16Dinsdag 16 } een stijve wind uyt den Z.O. met holle deijning, niet voorgevallen, als alleenlijk dat men den eersten dagh de briev naar 't Robbeneyland heeft besteld. | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
Woensdag 17Woensdag 17 van dese morgen de wind nog al uijt den Z.O. continuerende sagen wij 't vaartuijgh de Iupiter en korts daarnaar het jagtje de Dolphin beide onder 't Robbeneijland ten anker komen, in hebbende volgens wij naderhand verstonden brandhout ten behoeve van 't selve eijland, dewelke ontladen sijnde, wederom met een parthij schulpen an de Caab met den eersten verwagt wierden, tegen den avond vermits de wind in een N.W. veranderde, lieten de briev van het Robbeneijland afhalen, en deselve an den quartiermeester van de Dolphin overreikt, met last deselve an d'Ed. Hr. Commendeur te behandigen, ligten wij ons anker in meijningh van onder Godes zegen in zee te lopen, maar egter door stilte geen voortgangh becomen, het land voor ons ogen door een dikke nevel bedekt blijvende tot dat den dag ankwam, wanneer wat verdwijnende, ons niet verre van de landduijnen bevonden, waardoor wij om de N.W. wende, kwamen aldus onder het Robbeneijland ten anker, zijnde doodstil. | |||||||||
Donderdag 18.Donderdag 18. lijflijk weder, 's middags onder een labbercoelte uijt den W.N.W. wij raakte weder onder zeijl, willende het zuijdergat uijtlopen, egter de wind schielijk in een Z.W. veranderd zijnde, wierden weder genootsaakt te wenden en ons andermaal onder het Robbeneijland te begeven, alwaar nauwlijx ten anker leggende de wind in een Z.O. veranderde, niettegenstaande wierd 't anker geligt, en wij liepen 't noordergat uijt settende met sonsondergangh de cours W.Z.W. | |||||||||
Vrijdag 19.Vrijdag 19. klare sonneschijn met een geweldige travadige wind uijt den Z.Z.O. verseld, dewelke met so hevigheid vermeerderde dat wij qualijk met de zeijlen en een gereefde fok gaande konde houden, zijnde het vaartuijg meesten tijd onder water, door de sware golven die daar over storte, de cours en veerheid van dit etmaal W.Z.W. ⅓ streek westelijk 14½ mijlen. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
konnen becomen, is de gegiste Z.Br. geweest 36 gr. en 1 m., de quartiermr. Willem Christiansz. is tegenwoordig 't eenemaal van sijn siekte gereconvalesseerd. | |||||||||
Dingsdag 23.Dingsdag 23. de lugt nog al betrokken met een stadige bramseijls coelte, de wind als boven, met het anbreken van den dag scheen dat de wind sig naar het zuijden wilde begeven, dogh verflauwende kregen kalmte, wij behielden de cours O.Z.O. 12 mijlen de gegiste Z.Br. 36 gr. en 10 m. de zee den gehele dag seer ontsteld blijvende. | |||||||||
Sondag 28.Sondag 28. de betrokken lugt verdwenen sijnde wierden met een angename sonneschijn begunstigd, maar cort daarna de calmte in een windje uijt den Z. veranderd zijnde vervorderende onse kours O. ten Z., de veerheid 6 mijlen ende becomene zuijder breete 36 gr. en 6 m., de son in de morgenstond doorbrekende is benoorden het O. 44 gr. en 30 m. door de stuurluijden gepeijld, werdende desselvs opgang door hun lieden rekening bevonden 29 gr. en 17 mt. ende miswijsing 15 gr. en 13 mt. Noordwestering. | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
Januari 1688.
| |||||||||
Saturdag 3.Saturdag 3. travadige wind uijt den O.N.O. hol water waardoor genootsaakt wierden de fok in tenemen, gisterenavond met desonneondergangh is om het suijden gewend en dat uijt oirsake dat wij land sagen, egter vermits hetselve met dikke nevel bedekt was, niet bekend, met sonsopgangh is de wind geweldig vermeerderd, maar smiddags quam het wat tot bedaringh, cours en veerheid Z.O. een halv streek oostel. 7½ mijlen de becomene Z.Br. 34 gr. 4 mt. | |||||||||
Sondag 4 do.Sondag 4 do. een stormwind uijt den O.Z.O. leggende met het groot zeijl bij, tegen den avond de lugt sig betrekkende met kleene dondervlagen, bequamen wij een stortregentje waardoor de wind gebroken sijnde, het weder handsamer wierd, de wind in een N.W. veranderd zijnde hebben wederom de fok bijgeset en het bonnet an 't groot zeijl geregen, wij stelden de cours om het N.O., de stuurluijden bevonden dat wij door een geweldige stroom om het zuijden gedreven wierden, waardoor hun gegiste cours en veerheid ten hoogsten 34 mijlen regt suyden soude geweest sijn, 'smiddags de hoogte van 36 gr. en 40 mt. bekomen, 't is te verwonderen dat 't vaartuyg door tegenstroom kon sodanig terugdrijven. | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
voorsz. Roos afvraagden wat hij in sin hadde en waarom hij de cours N. dede houden, hun geantwoord heeft, dat hij de cours N. gesteld hadde, omme volgens sijn bestek P. Primera in het gesigt te lopen, sij hebben hem gerepliceerd, lieve maat wij sijn nog verre van daar, en g'abuseerd U selve in U reekening; daarbij voegende dat indien d' cours N. bleev, wij geen voortgang souden hebben oversulx het beter soude wesen de cours N.N.O. te stellen, dog dewyl den genoemden Roos toornig werdende en met eeden tragtte te beweren dat de cours N.N.O. houdende wij in langen tijd geen land souden belopen, en in pericul sijn van Natal niet te connen beseijlen, maar ter contrarie N. zeijlende sonder twijffel wij tegen de middagh het land int gesigt souden krijgen, waarop Wm. Christiaansz. de middagwagt hebbende, den man ter roer belaste (die niet wist wat cours hij soude houden) N. te stuuren angesien den stuurman Roos beter wilde weten, dewelke seide hetselve te sullen verantwoorden, daarbij voegende, dat indien sijn bestek vals bevonden wierd hij tevreden was inhabil verklaard te werden van oijt het stuurmansampt in dienst der E. Comp. te bekleden, egter smiddag en is geen land gesien, zijnde de bevondene Z.Br. 36 gr. 24 mt. 6 mijlen vertierd. | |||||||||
Donderdag 8 do.Donderdag 8 do. lijflijk weder, de son helder doorschijnende met een kleen koeltje uijt den Z. cours en veerheid N.N.O. 5½ mijl de becomene Z.Br. 34 gr. en 5 m. snamiddags land gesien hebbende en voor de bay de LagoaGa naar voetnoot1) erkent, den stuurman Roos (so hij meende) den uijtersten hoek van deselve bhay gepeijld hebbende, nu de cours N.N.O. latende houden, heeft den quartiermr. Wm. Christiaansz. denselven stuurman afgevraagt wat cours hij liet stuuren, en of hij het vaartuijgh op de clippen wilde zeijlen, waarop malcanderen met eenige scheldwoorden bejegend hebbende voegde denselven quartiermr. daarbij dat indien gij Roos sulx van sins sijt, gij de wagt alleen mogt waarnemen, dat hem betreffende hij genoeg tot sij[n] groot leetwesen beproevd hadde, wat het is op de klippen te stranden den | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
sergeant maande haarlieden geduriglijk tot eenigheijt daarbij voegende dat indien sij in goede correspondentie leevden, wij in langen tijd terra de Natal beseild souden hebben, hunlieden ernstlik waarschuwden dat met 't ankomen an de caab sijlieden alles anden E, Hr. Commendeur Simon van der Stel souden gehouden wesen te verantwoorden, naderhand Roos het beter bevindende wierd de coers Oost veranderd; an land is stark gevuurd. | |||||||||
Vrijdag 9.Vrijdag 9. de lugt wat betrokken met een labber coelte uijt den Z.O. coers en veerheid zuijden ten W. 3 mijlen 's middags de becomene Z.Br. bevonden 34 gr. 16 m. het land rontsom de bhaij de la Goa is meest vlak of met eenige kleijne heuveltjesGa naar voetnoot1), voor de baij an de Oostkant vertonen sig twee sandplaten en an de Westzijde twee eijlandjes, wederom an de wal stark gevierd. | |||||||||
Saturdag 10.Saturdag 10. de lugt 't eenemaal betrokken met regen en ongestadige winden uijt den Z. en Z.W., wij hielden ons altijd langs de wal, an de zeekand Oost ende West siet men de sandduijnen bij kans van een hoogte, waaragter men een tamelijke hoog gebergte anschouwt, an de kand van de zee is een openingh in het land, waardoor te presumeeren staat dat er wel een revier in de zee van 't gebergte soude konnen aflopen, dese plaats is wel t' erkennen an 6 a 7 rode sandplekken dat men van 't westen afkomende in het gebergte siet, een paar glasen daarvoor bij sijnde opent sig selv, an de westkand verthoond sig een berg als den Tijgerbergh rond aflopende en an de oostzijde seer stijl op, ende boven plat, het land loopt seer laagh tot een ander uijtstekende hoeck, alwaar een water sandstreep de breete van een wagenpat van beneden tot boven op den berg is lopende, wat noordelijker ontvald het land. | |||||||||
Sondag 11.Sondag 11. klare sonneschijn met een stijve bramseijlscoelte uijt den W., cours als boven, bij de 24 mijlen vertierd, zijnde de becomenen Z.Br. 34 gr. en 9 m. het land weder siende was hetselve langs den oever van de zee laag en met dikke bosschen beset, ende in een plaatsdoorsneden, waardoor een grote revier sig in zee kwam ontlastenGa naar voetnoot2) dewelke na alle appararentie wel bequaam soude sijn omme in tijd van nood eenige vaartuijgen of kleene scheepen te bergen alwaar sij tegen alle winden wel bevrijd souden wesen, hoeverre dat ons gesigt konde bereiken vertoonden sig enige hoge bergen onder dewelke sommige spits toelopende, waaren so hoog dat se scheenen | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
met hunne kruijnen den hemel te genaken, 's morgens de stuurluijden de son peilden bezuijden het Oosten 32 gr. 30 mt. | |||||||||
Dinsdag 13.Dinsdag 13. het morsig weder geweken sijnde hebben wederom mooij en angenaam weeder bekomen, een labbercoelte uijt den Z.O. houdende digt onder het vaste land hebben een bhaij gesien in dewelke 3 a 4 eijlandekens sijn, leggende Oost ten N. 10 mijlen van ons ende an de Oostzijde legt bij de wal een sandplaat sijnde den ingangh van de voorsz. bhaaij met een gelijke zandplaat versien, den quartiermr. 't loot uijtsmijtende op 57 vademen kleijsandgrond metgroente, tegen den avond gewend hebbende is behoudene cours Z.W. geweest 3 mijlen vertierd ende becomene Z.Br. 33 gr. 53 m. | |||||||||
Saturdag 17.Saturdag 17. weder met stilte als boven, dog een kleen lugtje becomende uijt den Z.W. wij stelden de cours O.N.O. 4 mijlen vertierd 's middags sagen land en voor het selve gehouden dat wij den 13 gesien hadden, en de stuurluijden het 16 mijlen westelijker bevindende, oordeelden den stroom om de W. te lopen, geen hoogte becomen. | |||||||||
Maandag 19.Maandag 19. van dese namiddag in stilte drijvende hebben tegen den avond nog eijndelijk een coelte uijt den W. becomen, so dat wij wijl het slegt water was merkelijk avanceerde, de son door de stuurluijden gepeild werdende is desselvs waren opgang bevonden 34 gr. en 9 m., tegens den avond begost de wind stijver op te koelen, 's mor- | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
gens de lugt wat betrokken maar de son hooger opkomende deet den nevel verdwijnen, en scheen helder door, de cours en veerheid in dit etmal O. ten N. 26 mijlen de becomene Z.Br. 33 gr. en 34 mt. | |||||||||
Dingsdag 20.Dingsdag 20. klare sonneschijn met de wind alsboven langs de vaste wal seijlende hadden onse oogen het vermaak in het anschouwen van dese schoone landstreeke, men sag hier geen hooge steenrotzen maar het land was meest effen seer groen en met enige bosschen versien, de sandduijnen dewelke de zee bespoelden hadde de natuur met seer hoge ruijgte bepland, sonder twijffel hare wortelen diep in de grond schietende, wederstaan het verwoesten van de zee, 't is wel waar dat se op eenige plaatsen doorgedrongen hebbende tot Roov een deel sand mede gesleept heeft, al het welk ons geen onangenaam gesigt verschafte, van dese morgen de lugt wat betrokken met regenvlagen, stilte en variable winden de cours Oost ten Zuijden 12 mijlen vertierd, geen hoogte genomen. | |||||||||
Woensdag 21.Woensdag 21. de lugt nog al betrokken met stilte en hol water van dese morgen heldere sonneschijn de wind N.W. en de cours Z.W. ten W. wij zijn ten hoogste verwondert geweest wanneer wij dagten een merklijke voortgang gedaan te hebben, de stuurln. aan hun middaghoogte bevonden (deselve sijnde 33 gr. en 42 m.) door den snel en geweldigen stroom meer als 19 mijlen terug gedreven waren. | |||||||||
Vrijdag 23Vrijdag 23 weder alsboven met een koelte uijt den W. met 't vallen van den avond begost de lugt sig wat te betrekken, van de morgen mottig weder, de cours en veerheid O.N.O. 22 mijlen, wij hielden altijd langens de vaste wal, sijnde hetselve de schoonste en vermaaklijkste landsdouwe dat men soude konnen beogen, 't land meest seer effen met veel waterspruijten bevogtigd, waaronder maar twee kleine bergen hun sijn verheffende, den eenen hem als een tafel d'ander spits toelopende hem verthoonde, wij sagen deselve N. en W. van ons de gegiste Z.Br. 33 gr. en 8 mt. wij sagen op 't land op veel plaatsen vuur. | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
waarmede het regenagtig weder in een heldere sonneschijn, en de wind in een Oosten veranderende, egter wijl deselve wakker was toenemende is andermaal gewend de cours in dit etmaal O. ten N. 10½ mijlen vertierd, zijnde de bevondene breedte 32 graden 57 m. | |||||||||
Sondag 25,Sondag 25, de wind uijt den O. met hol water, harden stroom en nademaal deselve hand over hand was toenemende, wierden gedwongen het bonnet af te nemen, 's nagts veranderde de wind in een W.Z.W. en als dan is het bonnet wederom angeregen, gaande so een geweldige stroom dat wij naauwlijx deselve dood konde zeilen, van dese morgen lijflijk weder, en angesien de wind ons scheen bij te willen blijven, hebben nog een ander bonnet an het boven gesijde vast gemaakt, onse behoudene cours in dit etmaal O.t.N. ½ streek noordelijk 7½ mijlen terug gedreven, de becomene Z.Br. 33 gr. 8 mt. | |||||||||
Maandag 26.Maandag 26. lijflijk weder met calmte verseld, dewelke naderhand in een kleen koelte uijt den W.Z.W. veranderde, van dese morgen continueerde het angenaam weder onder een lugtje uijt den W.t.N. maar 6 glasen van de voormiddaghwagt uijt gelopen sijnde of de wind kwam uijt den W.Z.W. met hoge en holle dijningh cours en veerheid O.N.O. 8 mijlen de becomene Z.Br. 32 gr. 53 mt. | |||||||||
Dingsdagh 27.Dingsdagh 27. van de namiddag heeft de W.Z.W. wind soo geweldig toegenomen, de zee hare snel rollende bharen seer hoog verheffende, liet het bonnet weder afnemen, de wind den geheelen nagt wakker doorwaaijende, in de morgenstond verminderde de wind, egter de zee door gruwelijke wind nog niet gestild, de gehoudene cours O.t.N. 1/8 streek noordelijk 27 mijlen vertierd, de becomene Z.Br. 32 gr. o.m. | |||||||||
Woensdag 28.Woensdag 28. betrokken lugt met een travadige wind uijt den N.O. digt onder 't land zeylende sagen op diversche plaatsen vuuren maar gewend hebbende staaken van land af, 's morgens klare sonneschijn waar meede de wind merklijk vermeerderde, de cours O ½ noordelijker 26 mijlen de becomene Z.Br. 32 gr. o m. | |||||||||
Donderdag 29.Donderdag 29. weer en wind als boven de zee nog onstuijmigh, tegen den avond begon de zee en wind tot bedaren te comen dog in d'eerste waght veranderde de wind in een Z.O. van dese morgen de lught wat betrokken met een koelte uijt den O. in de middag waght stuurman Roos met Erasmus Juriansz. eenige woorden te samen gekregen hebbende, rakende de cours en bestek so sijde Erasmus Juriansz, tot hem met coel gemoed dat de meergenoemde Roos een schelm, en dat sijn schuld was dat wij van de Natalsche reis versteken | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
waren, waarop sij wakker vloekten, d'een den ander uijtscheldende, swegen naderhand stil, cours dit etmaal O. ten Z. 10 mijlen gedreven, de becomenen Z.Br. 33 gr. 22 mt. | |||||||||
Saturdag 31.Saturdag 31. van dese namiddag de lugt sig wat betrekkende veranderde naar een kleen stofregentje in een angename sonneschijn, 's nagts blaasde de W.Z.W. wind so geweldigh fel, dat wij dagten dat onse laaste naght soude wesen, wijl het vaartuijgh meest altijd onder water was, door de menigvuldige golven die daarover storte. 's morgens bedaarde de wind wat, blijvende de lugt nog al betrokken de cours in dit etmal N.O. ten O. 23 mijlen vertierd, de becomene Z.Br. 32 gr. 13 m. | |||||||||
Februarij.
| |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
mereGa naar voetnoot1) de cours N.O. ten O. 20 mijlen vertierd, de becomene Z.Br. 31 gr. 42 mt. | |||||||||
Dingsdag 3.Dingsdag 3. van dese namiddag begost de lugt en het weder wat te bedaren wij setten de fok weder bij, de wind veranderde in een N.W. 's morgens onder eene betrokkene lugt waren wij deselve wind genietende, tegen de middag de son wat doorbrekende, hebben de stuurluijden de Z.Br. becomen van 32 gr. 39 mt. cours en veerheid in dit etmaal N.N.O. 23 mijlen. | |||||||||
Donderdag 5.Donderdag 5. weder en wind als boven tegen den avond wierd het bonnet afgedaan, doordien de wind sig verheffende, waardoor de zee merklijk ontstelde, 't welk de gehelen dagh en nagt continueerde, wij dagten dat met de morgenstond wanneer wij weder het land sagen de wind af soude nemen maar contrarie wierden wij in onse meijning bedrogen, cours en veerheid N.W. ten N. 16 mijlen de becomene Z.Br. 32 gr. 23 mt. | |||||||||
Saturdag 7.Saturdag 7. van dese namiddagh stilte als boven, ende digt onder 't land zeijlende sagen deselve klip, bij ons door de bank de Doodkist gent.Ga naar voetnoot2) ende haar als een eijland vertonende en langs dewelke wij reets driemalen voorbij geseild, ende angesien wij om water en brandhout benodigt waren en daar en boven doodstil sijnde so lieten wij onse dreg in de grond vallen en lieten met de schuijt ondersoeken of daar geen gelegentheid gevonden soude connen werden omme ten ancker te komen indien een plaats daartoe bequaam geoordeeld wierd, dan soude den sergeant hetselve in rade voordragen ondertusschen dat de schuijt naar land roeijde sagen wij an land enige | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
seijnen niet wetende wat wij daarvan denken soude, de schuijt keerde met den quartierm. weder naar boord en verwittigde ons aldaar geen gelegentheid te sijn en dat de meergemelte klip an 't land vast was, ende dat hij ook eenige tekenen door Hottentots, so sij meenden, gedaan gesien hadden, wat wij daarvan denken souden is ons onbewust; wij ligten weder onse dregh en raakten onder zeijl, 'smorgens lieflijk weder met stilte, wij waren seer bekommert van 'tgeen wij gesien hadden, houdende vaststaande dat de Hottentots off Caffers niet so veel vernuft hadden omme sulke gebaren te konnen bedrijven, twijfelende off dat niet wel eenige Christenen van d'een off d' ander gebleven schip souden wesen, de cours en veerheid in dit etmaal....Ga naar voetnoot1) mijlen, de becomene Z.Br. 32 gr. 50 m. | |||||||||
Sondagh 8.Sondagh 8. stilte met lijflijk weder ende angesien wij brandhoud en water van noden hadden, so verlangden wij de plaats te genaken waar wij op 't strand eenige zeijnen sagen, die wij van geen heijden waanden voort te comen, wanneer wij 's agtermiddags tot onse grote verwondering iets in zee naar ons sagen naderen ende wat digter bijkomende erkenden wij dat 't menschen waren, wij wagt dese in, en bevonden deselve drie op een catjemarouwGa naar voetnoot2) pagaijende stark, en binnen boord gekomen sijnde seijden ons dat sij Hollanders en volkvan Stavenesse waren, met eenen ons verslagh doende dat er nog an land 19 coppen waren waaronder een fransche jongenGa naar voetnoot3) die met | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
een engelsch Comp. schip de Bode genaamd in Madera an boord gekomen was, ende in de schuijt met een piloot en ander manschap onder 't land gecommendeerd sijnde, omme een haven te soeken aldaar vervallen sijnde, an land gestapt, terwijl dat eenige in een | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
tent an strand opgereght, wat kost wilde gereet maken ende d'andere omme brandhout en water waren gaan soeken, door een vrouw verspied en korts daar naar door de kaffers verspied en vermand ende drie hebben doen sneuvelen, waaronder den piloot, de vier | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
andre zijn het ontvlught maar tot heden den jongen sig alleen gevonden, hebben wij niet ongeraden gevonden omme so veel sielen te bergen, anstonds de princevlagge van de grote mast te laten waijen, aldaar ten anker te komen hebben met sonsondergank op 16 vadem sandgrond ons ancker laten vallen, de schuijt en het catjemarou naar land gestuijrd, maar dewijl de nagt begost an te comen en dat er grote branding an land gingh, hebbende niet meer als een man overgebragt, waarlijk haar jammerlijken staat en is niet te beschrijven, wij sagen dese Christenen met beestevellen als de Hottentots bedekt, hebben hunlieden ieder iets na ons vermogen omme het lijf te dekken bijgeset, de becomene Z.Br. 32 gr. 50 m. | |||||||||
Maandag 9.Maandag 9. schoon en angenaam weder met calmte, heden hebben wij ons uijtterste vlijd angewend om alle de manschap van 't gestrande schip Stavenisse binnen boord te krijgen waar in wij so gelukkig succeseerde, dat wij met 't vallen van den avond negenthien mannen (waaronder den franschen jongen begrepen is) en een os voor een copere armring magtig wierden. | |||||||||
Dinsdagh 10.Dinsdagh 10. weder als boven van dese voormiddagh drie maats van Stavenisse met haar catjemarouw en de schuijt met een man die buijten de branding ande dreg vast soude blijven wagtende, middelerwijl dat d'andere maats de twee andre ossen door den Conink beloovd, haarlieden voor coper te laten ruijlen, souden slagten, den sergeant wenste wel de schenkagie tot beloning van 't goed onthaal dat het volk van Stavenesse van den koning genoten hadden, selvs
maar sulcx niet mogelijk sijnde is alles an dese drie maats vertrouwd, den sergeant hun belastende, deselve an die Maijestt in dankbaarheid van sijne goede voorsorge dat hij voor de Hollanders gedurende hun verblijv in sijn land heeft gelieven te nemen uijt den naam van d'Ed. Oostindische Comp. te vereeren maar 's namiddags becomende een wind uijt den O. die hand over hand begost te scherpen, ons niet langer daar ten ancker betrouwende, wierden twee donderbuschschoten gedaan, omme dat sij wederom naar boord souden keeren, 't welk ook in 't korte geschieden, ons verslag doende dat de koningh seer wel met de schenkagie vergenoegd was met eenen seggende dat sij nog geen tijding van d'andre drie aldaar geblevene maats vernomen hadden, waarover wij ons bedroevden dat sij in den | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
tijd van ons verblijv aldaar en van onse ankomst genoegsam verwittigd nog niet te voorschijn gecomen waren, en angaande de ossen die gedood en onder de voed geslagen waren hadden niet meer als de helvt van eenen mede konnen brengen, wij ligten ons anker de zeijlen bijsettende raakten onder zeijl voor een plaats, door de maats d'erste revierGa naar voetnoot1) genaamd, lieten 't anker weder vallen omme te sien of men daar niet wel met het vaartuijgh in soude konnen lopen, maar sulx onmogelijk sijnde ligten weder het anker, den sergeant latende den raad bij een convoceren, heeft denselven aldus angesproken en bekend gemaakt hoe dat wij door Goodes genade so gelukkigh waren geweest om de manschap van Stavenesse bestaande in 19 koppen te bergen en wat in dese gelegentheid van tijden wij van sins waren te doen, en off wij met deselve na de Caab wilde keeren, off de reijse met deselve (volgens ons instructie) volbrengen. Roeland Roos voteerd dat wij een bequame plaats sullen tragten an te doen ende aldaar van brandhoud, water en nog wat meer vleesch becomen hebbende, de reijs waar onse prive instructie luijd, in Godes naam vervorderen. P. de Galardi als boven, alleenlijk daarbij voegende dat men het volck van Stavenisse af sal vragen off sij mede naar Natal wilde of naar de Caab getransporteerd te werden, en hetselve in een verklaring laten beleggen. L.G. Hengst utsupra. alleenlijk bijbrengende de cleijne lijvbergingh voor 37 koppen en niet genoegsame medicamenten, indien wij enige impotenten kregen om deselve te cureeren. E. Juriansz. utsupra. W. Christiansz. alsboven. Waarop de meeste stemmen bijeen colegerende, so is geresolveerd het volk van het gestrande schip Stavenisse af te vragen, of sij de togt na terra de Natal mede wilde doen, ende indien sij daartoe niet te brengen waren, 't gene sijlieden in soude brengen onder een behoorlijke verklaring in tegenwoordigheid van twee gecommitteerdens uijt onsen scheepsraad, door haarlieden tot onse verantwoordingh laten ondertekenen. Onderstond aldus besloten en geresolveerd jaar en dag als boven en was getekend D. van Coninxhoven, R. Roos, P. de Galardij, L.G. Hengst, E. Juriansz. en Willem Christiansz. Compareerde voor mij Pieter de Galardi pl. assistent en bij authorisatie van den Ed. Hr. Commendeur gedurende de reijs na terra de | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
Natal op het vaartuijgh de Centaurus de plaats van secretaris occuperende. Jacob Cornelisz. van Haarlem timmerman, Schouwer Martensz. van Amsterdam, Hendrik Cornelisz. van Culstaard, Christiaan Hak van Schatten, Evert Claasz. Hertogh van Schatten van Leijden, Pieter Jansz. Molenar van Amsterdam, Jan Witstad van Amsterdam, Claas Hendricxe van Amsterdam, Livinus Mispelboom van Hellevoetsluijs, Pieter Pietersz. van Amsterdam, Rogier Jacobsz. van Amsterdam, Thijs Jansz. van Lekkerkerken, Frans Barense van Amsterdam, Willem Barensz. van London, Abraham Jansz. Camhuijsen, Dirk Gerritsz. van ter Gouw, Otto Joosten van Amsterdam, Jan Gerritsz. van ter Gouw, alle matrosen van 't verongelukte schip Stavenisse, dewelken in tegenwoordigheid van twee gecommittns. uijt onsen scheepsraad op hunne manne waare woorden in plaats van eeden verclaarden en attesteerden, hoe dat de bevelhebbers van het selve bodemptje ons ieder een in 't besonder en alle int generaal uijt den naam van d' Ed. Oostindische compagnie eerstelijk ernstelijk afgevraagt hebben hoe sijlieden van ter sijds verstaan hebbende dat daar te lande wel eenige voordeel voor d'Ed. Comp. soude te becomen sijn, so hebben wij tot hunl. alle verantwoording vrijwillig willen getuijgen dat gedurende den tijd van 22 maanden dat wij van het wrak het geheele land somtijds onse passagie langs strand nemende doorreijst hebben tot op de mogosche gebied onder de bestieringh van seeker konink Majame genaamd alwaar wij in onse reijs gestut ende opgehouden wierden geen voordeel voor d' E. Comp. hebben cunnen bespeuren veel min een haven off revier bequaam tot bergingh van het kleijnste Comps. vaartuijgh, maar wel dat 't strand doorgaans seer vuijl en met steijle klippen versien is. Ten tweede door deselve gesaghebbers ons vertoond sijnde dat wij door een wederbestiering Godes uijt de handen van de heijdenen verlost sijnde en tot hunne alle bergingh met sulke angename en onverwagtestilte van den hemel begunstigd, sijlieden niet tegenstaande de kleijne lijvbergingh, schaarsheid van victualie en medicamenten voor 38 coppen geresolveerd waren tot op de zuijder breedte van.... gr. m....Ga naar voetnoot1) terug te lopen, alwaar een have legt omme aldaar in alle ijl van brandhout en varsch water versien sijnde de reijs na Natal (volgens d'instructie van d' Ed. Hr. Commendeur) te vervorderen off wij van sins waren hunlieden te vergeselschappen, waarop wij hunlieden | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
eenstemmig gerepliceerd hebben dat sij d'ogen op onsen jammerlijken en miserablen staat wilde slaan en off sijlieden ons van alles ontblood wilde mede nemen, wij onbequam waren de reijs te konnen doen, dierhalven eenpaarlijk versoekende naar de Caab getransporteerd te mogen werden omme met d' anstaande retouren te konnen repatrieren, alle 't welke wij getuijgen de cincere en opregte waarheid te wesen, gewillig sijnde hetselve (desversogt sijnde) met sollemnelen eeden te bekragtigen. Onderstond aldus verklaard en gepasseerd int vaartuijgh de Centaurus den 11 Februarij 1688, en was getekend bij de voorsz. personen, in margine ons present als gecommitteerdens en was geteekend R. Roos en E. Juriansz., lager mij present en was getekend Pieter de Galardi secretaris. | |||||||||
Woensdagh 11 do.Woensdagh 11 do. van dese morgen lieflijk weder de wind als boven, heeden heeft het volk van Stavenisse dese bovenstaande verklaringh ondertekend, de cours en veerheid in dit etmaal W. ten Z. ½ streek zuijdelijk 36 mijlen, de becomene Z. Br. 33 gr. 42 m. dese maats verhaalden ons, wat voor smerten, ongemakken en gevaren sijlieden gedurende de reijs van het gestrande schip geleden hebben, en sulx is wel te beseffen wijl het niet genoeg was an dese arme luijden dagelijx in perijkel te sljn van in de snelle waterstromen, waarin twee het leven hebben moeten verliesen, te versmoren, oft op het land van de fel verscheurende gedierten verslonden te werden, twee van haar volk die als onbequaam op den weg waren blijven sitten, geloven sij dat se tot voedsel van een leeuw off beer al langen tijd verstrekt hebben, sijn sij niet elendig gesturven, maar sij mosten nog tot vergrotingh van hun elende van de barbaren en onmenschelijke heidenen mishandeld, van alle hunne goederen beroovd, geslagen en getravailleerd werden, vijf soorten van Hottentoots hebben sij doorgereijst waaronder sij eenige so eenvoudigh gevonden hebben, dat sij de maats hebben geholpen hun geweer te dragen, genaamd van het wrak af beginnende de semboes,Ga naar voetnoot1) de mapontemouse,Ga naar voetnoot2) de maponte,Ga naar voetnoot3) de matimbes, de magrijghas,Ga naar voetnoot4) de wreedste van allen en dat sijn diegeene die alles geplonderd hebben, en de magoosseGa naar voetnoot5) waar sij alle goed onthaal levens nooddruft tot heden toe gunstelijk becomen hebben, sij geven voor dat hun intentie was [dat hun in- | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
tentie was]Ga naar voetnoot1) niet tegenstaande het goet onthaal van dese medelijdende magosche haarln. angedaan de reijs over land na de Caab te vervorderen, maar wierden altijd door deselve g'impedieerd voorgevende dat sij natien mosten passeeren met pijl en boogh gewapend, die hunlieden de doortogt souden beletten en vijandelijk vermoorden, waardoor hun voorwerp onvolbragt is gebleven. Twaalf mannen onder haar als kloekmoediger hebben de reis omme naar de Caab te comen willen ondernemen, dog naderhand hebben van de Hottentots verstaan dat se van de BatuasGa naar voetnoot2) gedood souden sijn, wat er van is konnen wij niet vernemen. Dese landstreke word Magose genaamd, so vrugtbaar dat indien men op de toppen der bergen een graantje tarw laat vallen, so weeldrig sal voortkomen of het in 't veld gesaijd is, boontjes, pompoenen, waterlamoenen, en diergelijx valt er in menigte. Dese Caffers sijn wel van lijv en ledenen gemaakt, levende onder de sagsinnige heerschappije van hunne koning Majama, die seer minsam, goedaardigh, jong en flug caarl is. Sij gebruiken de smerige mutsen, gelijk de Hottentots van Natal, en hunne kleding komt de Caabsche overeen, uijtgesondert dat de dogters wel met eenige nettjes versierd sijn, gelijk de Natalsche Hottentots, het ijser so konnen sij het metal tot armringen versmelten, en souden ook wel kennisse van eenige mineralen hebben. Dragen schild en assegaij waarmede sij hunne vijanden de MakenanenGa naar voetnoot3) die pijl en boogh gebruiken en hun groten afbreuk doen, wederstaan, wand sij en roven niet alleen hun vee maar en sparen de vrouwen en kinderen niet, die sij onmenschelijk vermoorden. Gedurende den tijd dat dese Christenen onder dese heidenen gehuijsvest hebben konde se anders niet bespeuren als alleen dat de besnijdenisse onder hun so hoogh in agtingh is dat niemand voor man kan verstrekken tensij deselve besneden is, gedurende dese pleging wonen de besnedenen in een hutjen alleen ende de pijn uijtgestaan sijnde bedekken hun dese nieuw gewordene mans het middellijv met groene bladeren, sodra de vrinden, moeder en andre magen eenen van verre siet uijtkomen wird hij met alle vreugde tekenen klapperen in de handen ontfangen. Den soon hem van sijn vader scheijdende en op sig selvs gaande wonen en sal de vader geen melk met sijn soon eeten, 'tensij de soon | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
ter eere van sijn vader een vetten os geslaght heeft en hem daar meede verwellekomt. Ter jagt gaande en eenig wild van waarde gedood hebbende, dragen sij hetselve voor den konink, die het annemende, hun met 't slagten van een os beloond. Daar te lande werden niet anders van thuijn en wilde aardvrugten gevonden als de pompoenen, kleijne callebassen, waterlijmoenen, suijkerriet, boontjes en tarwe twee soorte van wilde vijgen seer smaaklijk, gelijk een seker slag van pruijmtjes met een menigte van veel wel rikende en medicinale kruijden an de maats onbekend. Dit land krield van ongedierte, hier siet men d'elephanten, beerenGa naar voetnoot1), tijgers, wolven en venijnige slangen, daar lopen de wilde paarden hebbende witte manen witte voeten en swartestarten, onder de esels, harte beesten en nog meer onbekende dieren te samen weijden, ik hebbe nog veel belangende dese plat geneusde plegtigheden, die sij in 't jagen, siekte, begraafnisse en diergelijx meer moeten verswijgen, nademaal de maats int verhalen derselve varieren en niet overeen en komen, drie van haar maats hebben raadsamer gevonden een keer naar het wrak Stavenisse te doen als daar waar sij geen uijtkomste waren verwagtende hun langer op te houden wijl sij verstaan dat sig aldaar eenige engelsche ophielden en ook wel scheepen ankwamen, waarmede sij ligtelijk naar europa souden konnen reverteren. | |||||||||
Donderdagh 12.Donderdagh 12. van dese namiddagh mistig en regenagtig weder, de wind uijt den Oosten, van dese morgen weder en wind als boven, de cours en veerheid in dit etmaal W. 17 mijlen de becomene Z.Br. 34 gr. heden hebben begost het vleesch in sout water te laten koken, omme dat het soete op een legger die wij voor drinkwater hielden geconsumeerd was. | |||||||||
Vrijdagh 13.Vrijdagh 13. 's namiddags bleev ons het regenagtige weder onder een wind uijt den W. bij, het volk van Stavenisse vol sweeren en onreijnigheid sijnde verschafte niet weijnigh besoigne an onsen meester, met den morgenstond klaarde het weder op, cours en veerheid W. 4 mijlen de becomene Z.Br. 34 gr. 4 mt. | |||||||||
Saterdagh 14.Saterdagh 14. lieflijk weder met calmte verseld, wij waren niet weijnigh bedugt over het water, dat dagelijx verminderde wijl wij grootelijx twijfelde (schoon deselve met een spaarsame hand onder so veele zielen uijtgedeeld wierde) of men met deselve de Caab wel soude naderen, van dese morgen was de lugt t' eene maal bedekt | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
met een koelte uijt den ... de becomene Z.Br. 34 gr. 8 m. gedreven ... mijlenGa naar voetnoot1). | |||||||||
Sondagh 15.Sondagh 15. de lugt t'eenemaal betrokken met een travadige wind uijt den O. dogh meest variabel, van dese namiddagh rees sulken misverstand tusschen de stuurluijden dat digt onder de wal sijnde, sij wilden alle seijlen bij laten staan omme gelijk sij voorgaven van de vaste wal te geraken, dog den Almagtige sij gedankt alles keerde ten besten, gewend hebbende raakten wij allenkens van land, 's middernagts de wind en zee bedarende veranderde met de morgenstond in een .....Ga naar voetnoot2) de cours in dit etmaal W. ten N. ⅓ noordelijk 18 mijlen vertierd de becomene Z.Br. 33 gr. 59 m. | |||||||||
Woensdag 18.Woensdag 18. van de namiddag bleev de Z.Ote. wind met een heldere sonneschijn nog al continuerende, in de middernagt bekwamen wij een kleijne stoffregen, met de morgenstond de lugt wat deijnsig dog naderhand wat opklarende. Erkenden de bergen van Hottent.s Holland, de cours en veerheid in dit etmaal 24 mijlen W. ten N. en W.N.W. d' becomenen Z.Br. 34 gr. segge 35 m. | |||||||||
Donderdag 19.Donderdag 19. van dese namiddag klaar weder met een starken Z.O. wind verseld, van dese morgen meest stil, wij dreven naar onse gewoonlijke ankerplaats, God den Heer niet genoegsaam konnende danken voor sijn veelvoudige zeegen en weldaden gedurende onse reijs genoten dat wij sonder eenige merkelijke rampen door sijn vaderlijke genade weder om konnen andoen.
Heren Zeventien waren deze berichten welkom. Steeds op winst bedacht hoopten ze van Natal ook voordeel te trekken. 6 Oktober 1688 hadden ze naar de Kaap geschreven: ‘Indien op Terre de Natal off daer omtrent genoegsame quantiteyt aller hout soude te bekomen sijn ... soude een groot behulp en ontseth voor de Caap wesen.’ En 30 September 1689 bevatte hun missive de volgende passus: ‘Wij hebben gansch geern gelesen dat nogh omtrent twintigh persoonen vant verongeluckte schip Sta- | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
venisse haer aen Terra de Natal gesalveert hebbende, door 't Jaghtje de Centaurus van daer affgehaelt en aen de Caep gebraght en sulcx nogh weder bij haere Lantsluijden geraeckt sijn, de resterende drie daer nogh verbleven, hopen wij bij de hervatte toght mede aengedaen sullen worden en daer mede teruggecomen. Dewijle van de vrughtbaerheyt dier Landen soo gunstigh wert getuyght sal het wel meriteren dat men sigh grondigh op alle die gelegentheden informeert en in sonderheijt offer geen goede baeijen off Havenen te vinden sijn om in securiteyt daer te cunnen leggen.’ Er werd zelfs over gedacht om aan de Kaapse vrijlieden gelegenheid te geven om op de Oostkust te varenGa naar voetnoot1), een plan waar Advokaat Pieter van Dam later zich wel mee kon verenigen, maar dat toen niet tot uitvoering kwam.Ga naar voetnoot2) Aan de Kaap deed men al het mogelijke om over de Oostkust wel-ingelicht te zijn. Toen in Januarie 1689 een Portugees scheepskapitein toestemming gaf kopie van zijn scheepskaarten en aantekeningen uit Portugese boeken te maken, werd Sekretaris de Grevenbroeck ermee belast en nam hij over ‘de coursen hiervandaen na Soffola Mozambiq tot Mombassa.’Ga naar voetnoot3) Intussen werden de landreizen niet nagelaten. Belangrijk is die van Vaandrig Izak Schrijver. Het Dagregister vermeldt op 4 Februari 1687: ‘'s namiddags komt d.E. Hr. Commandeur van de buyten posten hier wederom ten Casteele, mede brengendeden Cap.n der Trakomkwase Hottentots Gammoa Kouchama genaamt, hoofd der Struykrovers, een magtig volck gelegen boven de Sounquas en over de breede Revier grensende met Inqua Komsakou die geloovd werd den Koning van Monotapia te wesen, van welken hij segd herwards gesonden te zijn om hem kondschap van den E. Hr. Commandeur en dit land te brengen, waar op hij soude van sins sijn, sijn broeder Goukha hier heen tesenden om met d.E. Comp. in kennisse te treden.’ Aan deze waren 't voorgaande jaar geschenken gezonden door bemiddeling van ‘een der Khenouquase Capitainen ... en dat angenaam geweest waren.’ De gast werd wel onthaald en vertrok ‘vergenoegd’, met belofte van spoedige terugkeer. Eind 1688 was hij | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
weer ten Kastele en begin 1689 ging Vaandrig Schrijver met zijn tochtgenoten op weg. |
|