Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 6]
| |
Journael off daghregister gehouden bij den schipper Gerrit Gerrits Ridder Muys op de gedaene voyagie met de HoeckerGa naar voetnoot1) d'GrundelGa naar voetnoot2) om d'oostrust van Tabo de Boa Esperance.Junius in de Hoeckerboot d'Grundel Ao. 1670.
| |
Julius.
| |
Woensdag 2en do.Woensdag 2en do. 's morgens stilte, bleven soo drijven met de sloep voor de boegh, hadden de kop van de leeuw O. en O.t.Nden van ons een kleijne mijl buijten 't lant, 's avons een kleijn lughie setten onse sloep in, de wint N.lik N.Ot. en N.N.Ot. dien naght de coers Z.t.N. sopereGa naar voetnoot5) voortganck. | |
Donderdag 3en do.Donderdag 3en do. 's morgens het lughie somtijts N.N.O. en N. en N.Ot. en oock stilte, peijlde de leeuwshooft N.O.t.Nden 2½ mijl van ons, tegen de middagh begon de koelte te wackeren, hadden dan de tafelbergh N.O. van ons 2 a 3 mijlen en de caep Vals O.t.Z. 4 a 5 mijlen, ginck mooij voort Godt loff, de coers Z.O.t.O.ten en O.Z.O. | |
[pagina 7]
| |
mooije coelte uijt den N.N.O.ten 'snaghs in de 2 waght 3 glase passeerde wij de caep Angulas,Ga naar voetnoot1) de coers doen Oost aen. | |
Vrijdagh 4en do.Vrijdagh 4en do. 's morgens de wint N.W.lik stijve coelte, de koers N.O.t.O.ten en N.O. en N.N.O.t., waren tusschen de struijs en visbaeij 3 mijlen buijten 't lant, 's middaghs gisten dit etmaal geseijlt 31½ mijl 0½ Z.ker behoude coers giste 34 gr. 40 m.ten Zbr. 2 mijlen buijten 't lant, de wint W.lik, 's agtermiddaghs quamen wij voor de Vleijsbaeij, om dit te weeten soo siet men binnen in 't lant 7 groote hooge bergen die seer kennelick sijn, vert in zee, dan is de bhaeij N. van ons, 's agtermiddaghs de wint W.Z.W. en ook Z.W. en 's avons en 's nagts stilte, int 7e glas een kleijn lughie wt de wal, diepte van 32 a 33 vaem 2 mijlen buijten de wal. | |
Saterdagh 5en do.Saterdagh 5en do. 's morgens een kleijn lughie uijt den N.O.t.N.den N.N.Ot. 33 vaem sant, en N. de coers Ot. en O.t.N.den waren voor de Visbaeij, is mede met dese hooge 8 a 9 bergen bekent, een bergh daer een boerenschuer op staet soo 't schijnt is N. van U, soo is de Visbaeij open gaets en aen 't O. en 't is wit land, 's middaghs bevonden 34 gr. 17 m.ten de Visbaeij N.W. 2 a 3 mijlen van ons, diepte van 32 vaem sant, bleeff soo langs het lant zeijlen, het lughie N.W.t.N.den daer na W.N.W. en oock W. en Zt.Wt. meest stilte, hadden al diepte van 34 a 35 vaem 1½ en 1 groote mijl van 't lant 's avons het lughie N. en N.t.O.ten de coers O. en O.t.N. s naghs oock stilte somtijts en dan weer een lughie wt den N.O.te wt de wal hadde diepte van 36 a 40 vaem, sopere voortganck. | |
Sondagh 6en do.Sondagh 6en do. 's morgens het lughie N.N.O. daer na stilte en dan weer N. en N.W. en W.lik diep 40 vaem 2 a 3 mijlen buijten 't lant, 's middags de Mosselbaeij N.W. 2 mijlen van ons, is hoogh bergaghtigh lant binnen, maer buijten aen de Wt.zij is een vlakker hoeck, bleeff soo O.N.O. soeties voortgaen, het lughie Z.Wt. na de middagh diepte van 34 vaem groen sant 's agtermiddaghs omtrent 4 uijren staken bij de wint om de Zt. de wint W.Z.Wt. en Z.W.t.Wte. bleeff soo al drijven voor een seijl om de noort tot daeghs met slappe coelte. | |
Maendagh 7en do.Maendagh 7en do. 's morgens de wint westel. met regenagtigh doncker weer setten de zeijlen bij liepen bot na de wal N. en N. ½ W.ker heen, daer dight bij comende en conden niet verkennen dan een grooten inwijck aen de oostzij wijtte 2 a 3 plecken na Kocxschaffen staken weer bij, om de Zuijdt diep 33 a 34 vaedem, lieten 't soo drijven met een zeijl, 's achtermiddaghs wenden in t derde glas weer na de wal, met doncker weer, quamen soo na tot op 33 vaem | |
[pagina 8]
| |
met grove dijningen een kleijne mijl van 't landt zijnde de windt W.Z.W., wenden weer om de zt. de westhoeck N.W. ½ W.ker, van ons 2 mijlen hadden een spruijtie N. ½ O.ker van ons, na wij sien conden oft een reviertje was, ende 2 a 3 zandtbergen N.N.W. van ons gisten het reviertje te zijn bewesten ile Contant hielden soo off en aen de wal met variable winden, conden qualick van de wal raecken,Ga naar voetnoot1) met de platvoetGa naar voetnoot2) raekten Godt loff wat van de wal, het lughie N.W. en W.N.W. en W. ½ Z.ker, namen doen int 4 glas ons marsseijl in diep 45 a 46 vaam en oock 48 vadem, bleven soo drijven dien naght. | |
Dingsdag 8en do.Dingsdag 8en do. 's morgens het lughie N.W. met regen en doncker weer seijlden weer naert landt, in 't 4 glas na Kocxschaffen sagen het reviertje dat bewesten ile Contant leijt N.W. en N.W. ½ N.ker 1½ mijlen van ons, leijt tusschen 2 hooge bergen, wenden doen weder van 't landt, door 't doncker weer 2 mijlen van 't landt zijnde, namen ons marseijl en fock in, lieten 't soo drijven, met het zeijl en kluijffok, 's middaghs wiert stil, dit duerde den heelen dagh meesten regen doncker weer, dreef soo al meest van de wal, 's naghts int 3 glas van de eerste waght begon te met op te coelen met harde reegen, lieten 't al te zee staan maer in de tweede waght de wint Westel. leijden 't weer na de wal diep 52 vadem, in de daghwaght de windt West N.W. stijve coelte liepen naar 't landt tot op 44. 43. a 40 vadem, sagen een hoeck voor uijt aen lij van ons, liepen daer na toe tot op 36. 33 a 30 vadem zandtgrondt. | |
Woensdag 9en do.Woensdag 9en do. 's morgens doncker regenagtigh weer, de wind W.N.W. en N.W., bij 't land comende ontboot ick de officieren aghter, vraagden off zij geraatsaem vonden off hier om de hoeck een baen was te anckeren, antwoorden altesamen ja dat het best was, doen bij de hoeck comende vonden een baeij, deden ons best om daer in te comen, maer conden niet wel binnen de baeij comen, quamen soo voort dat wij de hoeck W. ½ Z.ker meest van ons hadden en daer streckt nog een riffie off klip aff, dat was W.Z.W. van ons, quamen ten ancker op 18 vadem zandtgrondt, is een hooge hoeck hadden garen wat dieper ingelopen maer conden niet door de harde windt, God sal ons bewaren hoop ik, vertiert dit etmael Oost 3½ mijl, bleven dien dagh en heele naght leggen met ongestuijmigh weer. | |
[pagina 9]
| |
soo nog aan ancker leggen dien dag, 's nagts beterde het weer Godt loff. | |
Vrijdag 11en do.Vrijdag 11en do. 's morgens de wind N.Wt. en N.W. ½ N.ker, stierde de sloep aan land, maer conden niet aen landt comen, door de harde brandingh maer sagen een phartij Hottentoos aan landt met beesten bij haer, 's middaghs de wint Z.Ot. en O.Z.Ot., lighten ons ancker en doen quam de sloep aen boort, bevonden Zrbr. van 33 gr. 54 m.ten liepen nogh na de wal ofte om de Z.O.ten bij 't landt 23. 24. 25 a 26 vaam al santgrondt, 's agtermiddaghs stuerden de sloep weer aan landt, en wij liepen soo na wij conden, wenden doen weer om de Zt. de windt O.Z.O. tegen sons ondergangh quamen wij in de baeij Contant ten ancker op 22 vadem fijn santgrond, de hoeck van ile Contant Z.½ Olk. van ons is een hooge hoeck ende sagen nogh een hoeck Oost meest van ons 5 mijlen, maar herwaerts aen zijn nog meer hoecken, een half uer aan ancker gelegen hebbende, quam ons sloep aen boort, zeijldenGa naar voetnoot1) dat se nergens aan conden komen om te landen van de brandingh maer in dees baaij is een moije wijde rivier binnen het landt, maer men konder met de sloep niet inkomen, doordien het aen strant toegeworpen is. | |
Saterdagh 12en do.Saterdagh 12en do. 's morgens besloten wederom met de raadt om de schuijt na lant te stieren, doordien 't heel mooij weertje was en het wintie wt de wal N.W. en N.N.Wt. en N.den daer de opperstierman met de corporaal en 4 soldaten mede gingh om hout te halen, 's middaghs quam de stierman met de sloep met een partij hout weer aan boort, maar de corporaal met de soldaten en 2 matrosen bleven aan landt om hout te kappen, ligten doen ons ancker, liepen wat nader tot op 17 vaam fijn santgrondt, 's agtermiddaghs voer de stierman met de sloep weer aan landt, gaven hem twee pont toback met een dosijn pijpen tot schenckagie voor de Hottentoos, 's avons quamen met nogh een sloep hout aan boort, bleven dien naght door stilte, hadden 2 schapen geruijlt voor coralen. | |
[pagina 10]
| |
weer van stilte op 32 a 30 vadem 1 mijl buijten de wal, 's middaghs bevonden Zrbr. van 33 gr. 51 m.ten diep 33 a 34 vadem fijn santgrond 's agtermiddaghs quam de schuijt weer aan boort, hadden niet vernomen dan een kleijn spruijtie daer geen sloep in konde, lughie Zuijdel. daer na de wint Oostel. de coers Z.Z.Ot. bleven soo loopen, 's avons peijlde wij met sons ondergangh W.Z.W. van ons 2 groote mijlen, diep 32 vadem fijn santgrond, lieten 't soo voortgaan Z.Z.Ot. stijve coelte de sloep in zijnde in de tweede waght namen het marseijl in en de blinde, dreven soo met zeijl fock kluyff fock en besaen bij, int 6 glas wenden wij weer na de wal van de hondewaght de coers N.N.Wt. | |
Dingsdagh 15en do.Dingsdagh 15en do. 's morgens de wint Oostel. mooije koelte de coers N.N.O. quamen weer bij de wal, na kocxschaffen, int derde glas wende weer van 't landt, 's middaghs bevonden Zrbr. van 34 gr. 17 m.ten, hadden de hoeck van ile Contant N. ten W.ten 4 groote mijlen van ons, na kocxschaffen wenden weer na 't landt, giste vertiert Z.t.O. 5 mijlen dit ile Contant, de Oosthoeck doet hem op N. van U zijnde als een eylandt, de oosthoeck vlack afloopende, ende aende West zij is een kloof daar t' seer wel aan te kennen is, ende het landt is seer hoogh met spitsen en heuvels, 's naghts meest stilte, dan in de hondewagt 4 glasen kregen een luchtie wt den N.N.W. de cours N.O. ten O.ten en O.N.O. | |
Woensdag 16en do.Woensdag 16en do. 's morgens de wint W.N.W., mooij lugie, de coers oost ten N.den, liepen soo al langs de wal een mijl daar aff op de diepte van 38 a 30 vaem fijn sandt, 's middaghs bevonden Zrbr. van 33 gr. 54 m.ten geseijlt, behoude coers 8 mijlen O.N.O., hier langs de wal sijn veel hoecken van geberghten oft kreken waren, maer is niet, 's avonts setten onse coers Z.O. t.O.ten wat van de platvoet voetGa naar voetnoot1) uijt, wierpen 30 vaam groff steen gront en sant, staken doen bij, lieten 't soo drijven voor een zeijl die heele naght off aan de wal het lughie W.t.N. en W.N.W. en oock N.Wt. | |
Donderdagh 17en do.Donderdagh 17en do. 's morgens de windt W.N.W. en N.W., de coers N., waren goelijck drie mijlen van 't lant diep 50 vaam, wat nader comende seijlde weer langs de wal op 42. 36. 30 en 28 vadem tot bij 't riff van de baeij Allagoa, hadden 28 a 30, binnen 't riff 42 vaam groff sant, streckt pas een groote halve mijl van 't landt, de wint doen N.O. 's middags de hoeck W.Z.W. ½ W.ker van ons bevonde Z.rbr. van 34 gr. diep 24 vaem fijn sant, liepen doen N.W. en N.W | |
[pagina 11]
| |
t.N.den de baaij in, hadden al diepte van 24. 23. 22. 20. 18. 16. 15. 14. 13. 12. 11 en 10 vaem al sant, quamen ten ancker op 10 vaem de westhoeck Z.½W.ker de punt Z.½O.ker van ons 1 groote halve mijl ende de oosthoeck N.N.O., oft eijlanden sijn kunnen nog niet sien, setten doen ons sloep wt om te vernemen wat diepte dat bij 't rif is en oock langs de W.wal, d'kaertemaecker mede gaende sagen oock roock aan 't lant opgaan, 's avons quam hij weder, seijde al vlacke sant gront was, bij 't rif en langs de wal tot binnen toe heel langs de wal. | |
Vrijdagh 18en do.Vrijdagh 18en do. 's morgens het luchie N.W., stierde de sloep weer aan land met d'caertemaecker, tegen de middagh quaemen zij weder aen boort en zeijden niet vernomen te hebben, dan een reviertje dat in de mond droog was, maer landewaert in was water, daer na stierde ick hem weder weg met d'Corporaal en 5 soldaten offer geen volck was aan land off vers water en branthout te becomen was, heel stil, maer d' chaloup naer lant sijnde, cregen een lughie uijtter zee, bevonden hier's middaghs 33 gr. 54 m.ten breete, 's agtermiddaghs omtrent 4 ueren doen quam d'chaloup weder aen boort, seggende, datter hout en water genoeg te krijgen was, en oock datter veel zeekoeijen waren in d' rivier en oock op d' strandt, maer hadden geen volck vernomen, ligten doen ons ancker zeijlden doen op 13 vaedem, quamen daer op ten ancker door stilte, maer int 2 glas van de platvoet ligten ons ancker, weer een kleijn luchie uijt den N.W.ten en W.N.W. setten onse coers oost, in zee kregen diepte van 14. 16. 20 vaedem sant en 22 vaem d' grond vuijl van crael en zeeappelen, in d' eerste wacht 35 a 40 a 42 vaem sandgront, 't ging redelijck voort, maer in de honde en dagwaght hadden geen grond, sobere voortganck. | |
Saterdagh 19en do.Saterdagh 19en do. 's morgens stilte bleven soo drijven op 42 vaem sant, maer 34 vaem kraelsant, tegen de middagh cregen een lughie uijt de W.ker handt de coers O.t.N. een mijll buijten de wal is hier aan de strand al witte santbergen bevonden Zr.br. van 33 gr. 50 m.ten diep 36 vaem craelsteen, begon mooijtiens voort te gaan geseijlt 11 a 12 mijlen O. ½ Nk. behouden coers de bhaeij punt d' fonte N.W. van ons, hier ist santbergen aan d' strand beoosten goelijck 2 mijlen langh, 's agtermiddaghs gingh 't mooij voort O.t.N. en O. de wind W.Z.Wt. en halff mijl bij de bhaaij van RijedinfanteGa naar voetnoot1) is wijt duijnich hoogland diep 33 vaem vuijle grond, 's avonts diepte van 33 vaem, | |
[pagina 12]
| |
namen ons marseijl, blindeGa naar voetnoot1), kluijffock en stagfock in en staken soo bij met 't hooft om de zuijd, lieten 't soo drijven de wint W.lik hadden diepte van 33 a 36 a 40 vaem vuijle grond, maer 45 a 50 a 60 a 65 vaem santgrond int 7 glas van de 2de waght wenden om de Nd. stijve coelte, int 5 glas van de daghwagt wenden weer om d' Z.W.ten diep 50 vaem sandgrond. | |
Sondagh 20en do.Sondagh 20en do. 's morgens de wind W.N.W. wenden weer naer 't land, daer bij comende op 40 a 36 vaam ⅔ mijl van 't land liepen weer langs de wal op de diepte van 33 a 30 vaam vuijle grond en oock schoone grond sagen een riff branden voor uijt, daer bij comende leijt aen de wal O.t.N. soo 't hier streckt, maer naer kocxschaffen saegen nogh een riff voor uijt, int 6 a 7 glas quamen daer bij op 24. 22. 18 vaem, daerom lopende quamen op 15. 14. 13 vaem craelgrond en groffsant d' coers eerst N.O. doen N.N.O. en N. daer na N.N.W. diepte van 13. 12. 10. 9 vaem craelgrond en oock 8 a 7, hielen voert aff cregen weder 10 vaem, weder wat naer d' wal comende wiert drooger naer de middagh liepen op 6 a 5 vaem stenige grond, maer weer wat van 't Wt.lant lopende cregen weder 10. 9. 8 vaem fijn sant, hielen dat tot dat het riff Z.O. 2½ mijl van ons was, en d'hoeck Z.O.t.Z. ½ Z.ker quamen soo ten ancker op 18 vadem fijn sant een halve mijl van 't lant omtrent 4 uuren setteden onse sloep uijt, stierden die naer 't land om te sien naer een revier, hadden int zeijlen 2 menschen sien loopen langs d' strandt en hier leggende saegen soo 't scheen nog een eijlandje N.O. en N.O.t.N. van ons. | |
Maandagh 21en do.Maandagh 21en do. 's morgens redelijck weer met donckere lught stierden de sloep weder naer land met d' Corporaal en 4 soldaeten vonden een reviertie maer conden met d' schuijt daer niet inkomen en sagen oock eenige Hottentoos, liepen doen weg met vrouw en kinderen uijt haer hutjes, quamen tegen de middagh, was vuijl regenagtigh doncker weder, bleven doen leggen, naer de middagh claerden 't op, ligten ons ancker de wind N.W., liepen naer dat eijlandtje toe, maer daer bij comende sagen nogh 2 eijlandjes en ons doght dat wij een reviertien saegen, wendent daer na toe, wierd heel stil en duijster met regen, quamen weer ten ancker op 9 vaem fijn geel sand, hier in 't vaerwater bij de wall is 12. 11. 10. 9. 8 vaem al fijn sant, bleven ten ancker leggen dien dag en nacht. | |
[pagina 13]
| |
den daer niet incomen met d' chaloup, wij lighten ons ancker mede, zeijlden naer 't middelste off grootste eijlandt off klip toe, doen liep d' wint Z.W. hadden hier al diepte van 8. 9. 10 vaem fijn en oock schulpsand-grond, dit zijn 3 groote clippen boven water een groot leggende quamen op 10 vadem ten ancker fijn sant het grootste eijland Z.½O.ker ¼ mijl van ons en het Z.Z.½W. 1 groote ½ mijl van ons, omtrent de middagh met doncker regenaghtigh weer bleven dien dag en naght voor ancker leggen in de bhaeij Thaos. | |
Woensdag 23en do.Woensdag 23en do. 's morgens de wind Wk. ligten ons ancker en gingen onder zeijl de coers O. en O.t.Z. 's middags bevonden Zrbr. van 33 gr. 30 m.ten deden doen ons best om uijt de bhaeij te comen, diepte van 12. 14. 16. 20 vadem, hadden doen 't grootste van de drie eijlanden Ily thaos W. ½ Z.ker 3 mijlen van ons 20 vaem diep groff root schulpsant dese bhaeij is wel 20 mijlen verder van de caep als d' paskaert wijst en is oock wel 30 m.ten noordelijcker so wij bevinden aen onse breete, bleven soo al oost langs de wal op 20. 22. 23. 24. 25. vaem crael off groffsandgrond, een uer voor son saegen eenige clippen, en een eijlandje int O.Z.O. en Z.O. t.O. van ons liepen daer na toe, conden daer niet wel boven seijlen, liepen doen soo op 20. 16. 15. 10 vaem groff schulpsant hielden doen wat aff Oost aen kregen 9. 8. 5 vaam, liepen N.O. en nog wat N.ker kregen weder 8. 9. 10. 11 vaem groffsant met steenties, lieten doen ons ancker vallen doen d' donckere nagt aenquam d' oostelijckste clippen Z.O. ½ Z.ker 5 mijlen van ons ende 't eijland Z.t.O. ende de Westhoeck Z.t.W.ten d'buytenste clippen ¼ mijl ende d' hoeck van 't vaste land d' sandduijnen N.O. ¾ mijl groot lieten 't soo leggen, de wind W.Z.W. labbercoelte dien naght en W.N.Wt. | |
Donderdag 24en do.Donderdag 24en do. 's morgens de wind Wl., stierden de sloep naert eijlandje toe met d' klippen, voeren rondom, conden niet aan lant comen, door de groote brandingh maer hadden diepte 10. 12. 15. 8. 9. 7 vaem dight bij d' clippen, dit gedaen zijnde, quamen weer aen boort, ligten doen ons ancker naer kocxschaffen en zeijlden weder langs de wal oostheen, labbercoelte, 's middaghs bevonden Zrbr. van 33 gr. 33 m.ten vertiert dit etmael 6½ mijl O.N.O. behoude coers diep 20 vaem fijn sant 1 mijl off ¾ mijl buijten de wal, bleef 's nachts soeties voortgaen de coers O.t. Noorden d' wind W.N.Wt. | |
Vrijdagh 25en do.Vrijdagh 25en do. 's morgens de wind Wl. met een mooij lughie de coers N.N.O. heen naer d' wall doordien wij wat van de wal geraeckt waeren, 's middags bevonden Zrbr. van 33 gr. 28 m.ten diepGa naar margenoot+ | |
[pagina 14]
| |
35 vaem grofsant vertiert O.N.O. 15 mijlen waeren doen een mijl buijten de wal is hier duijnig en bergaghtigh land met wit sant het land leijd hier wel 6 a 7 mijlen N.ker in de caert uijtwijsende de breete bleven dien dag en nagt soo 't scheen redelijck voortgaan, maer hadden stercken stroom uijt d' oostelijcker hand snagts diepten 33. 36. 40 vadem. | |
Saterdagh 26en do.Saterdagh 26en do. 's morgens de wind Z.W.t.W.ten met mooije coelte d' coers N.O. en N.O.t.O. 's middaghs bevonden de Zrbr. van 33 gr. 4 m.ten vertiert 17 mijlen N.O.t.O. ½ O.ker behouden coers diepte voor de middagh 32. 30. 25. 20. 15 vaem santgront ⅓ mijl buijten 's middaghs ¾ mijl buijten de wall fijn sant 23 vaem bleef dien heelen naght mooij voortgaen langs de wal N.O.t.O. heen, 's naghts in de tweede waght passeerde wij punt phirmere.Ga naar voetnoot1) | |
Sondagh 27en do.Sondagh 27en do. 's morgens de wint N.W.t.W.ten de koers N.N.O. en N.O.t.N.den mooije coelte sagen een vier aen land bevonden door 't peijlen des sons derthien gr. Nd. Westering, 's middaghs bevonden d' Zrbr. van 32 gr. 24 m.ten geseijlt behouden coers 20 mijlen N.O.t.O. ½ O.ker wenden ons doen om d' N.W. d' wind N.N.O. en N.O.t.O. s avons ½ uer voor son dight onder 't land zijnde op 36 vaem fijn sandtgrondt wenden doen weer in zee de coers O. ½ Z. met stijve coelte namen ons marseijl in en seijlden soo met zeijl fock en cluijffock en besaen bij 't zee in de eerste waght cregen int 3de glas weer een Z.Wl. lught setten onse coers N.t.O. en N.N.O. aen met stijve coelte in de honde waght N.O.t.N. en N.O. de coers over 36. 40. 42 vaem digt bij 't land liepen soo langs de wal dien naght met mooije voortganck. | |
Maandag 28en do.Maandag 28en do. 's morgens de wint uijt den Z.W. stijve coelte de coers N.O. langs de wal ging hart voort, 's middaghs bevonden Zrbr. van 31 gr. 33 m.ten geseijlt behouden coers 18 mijlen N.O. bleven soo digt langs de wal van Natal lopen, in 't tweede glas saegen wij twee hooge bergen N. van ons al van malcanderen steijll affgebroocken land boven plat als een taeffelbergh maer N.N.W. de bergen aen strandt hebbende leken een open gat off reviertje te zijn aan d' westzijd 2 klippen leggende ende aen de oost hoeck een cleijn bergje N.W.t.N. soo 't gat openstaet bekent best te zijn, om in te comen, waeren een cleijn halffmijl van de wal off gat, dorste niet naerder comen door d' harde en groove zee die hier ginck ende stijve coelte maer zeijlden al voort om onse reijs te vorderen so 't Godt be- | |
[pagina 15]
| |
lieft ende hier langs de wal wierd lustigh gevierdt van den eenen tot den anderen bergh den geheelen dagh, en is hier 3 a 4 dubbelt hoogland aan d' oosthoeck laeger en vlacker enkele afflopende bleven den geheelen nagt al N.O.t.N. aenlopen met mooij coelte op de diepte van 31 a 32 vaem. | |
Dingsdag 29en do.Dingsdag 29en do. 's morgens de wind W.Z.W. d'coers N.O.t.N.den bevonden door 't peijlen des sons 14 gr. N. Westeringh, diep 30 vaem een cleijne mijl buijten de wal 's middaghs bevonden Zrbr. 30 gr. 21 m.ten geseijlt 23 mijlen N.O.t.N. behouden coers diep 25 vaem craelsteen en groffsant met een mooij coeltje 's agtermiddaghs de wind Zk. en stilte dreven overstier om d' Z.W. 's nags een mooij lughie somtijts uijt de wal en somtijts stil hielden 't al op 36 a 38 vaem maer conden niet sien dat wij wonnen door d' harde stroomen uijt d' N.O. d' wind N. de coers O.N.O. en O.t.N. | |
Woensdag 30en do.Woensdag 30en do. 's morgens het lughie Nl. de coers O.N.O. sobere voortganck, daer na de N.N.O. de coers O. en O.t.Z. mooije coelte int 5de glas naer kocxschaffen wende weer om d' N.W. 's middaghs bevonden d' Zrbr. van 30 gr. 48 m.ten gisten vertiert 3 mijlen N.O. maer waren uijtwijsent de breete ZWt. 10 mijlen gedreven overstier 's avons ½ uer voor son wenden weer om d' oost d' wind N.O. 's nachts in de twede waght stilte bleven so drijven in de dagwaght cregen weer een lugje uijt den W.N.W. de coers N.t.O. naer d' wall. | |
Donderdag 31en do.Donderdag 31en do. 's morgens het lugje N.W. en W.N.W. de coers N.N.O. en N.O. 's middags bevonden Zrbr. van 31 gr. 11 m.ten vertiert naer gissing Nt. O. ½ N. 3 mijlen, maer waren weer 5½ mijl overstier gedreven, door d' harde stroom die hier om d' Zd. loopt hadden diepte ¼ mijl van de wal 47 vaem grof schulpsant een heel cleijn lughie, bleven soo langs de wal lopen, de wind Z. en Z.O. en O.Z.O. en O. en O.N.O. en een halff uer voor son wenden van 't lant diep 30 en 32 vaem grofsant de wind dan N.O. en N.O.t.N. de coers O.t.Z. en oost in de hondewaght int 3 glas leijdent weder naer d' wal de coers N.W.t.N. en N.N.W. in de hondewaght wenden weer van 't landt. | |
Augustus.
| |
[pagina 16]
| |
voor 't ondergaen des sons wenden wij weder van de wall diep 32 vaedem schulpsant, d' punt primiereGa naar voetnoot1) W.Z.W. 2 mijlen van ons begon te met harder te waeijen namen ons marseijl in met d' kluijffock, lieten 't soo om d' O.Z.O. staan met schoverzeijl en fock, de wind N.O. en N.O.t.N. bleeff soo den gehelen nacht drijven om d' zuijd. | |
Saturdagh 2en do.Saturdagh 2en do. 's morgens d' wind N.O. met topseijlscoelte setten ons marseijl en kluijffock bij en wenden om d' N.N.W. 's middags bevonden Zrbr. van 33 gr. 21 m.ten vertiert naer gissing Z.Z.W. 7 mijlen maer waeren 17 mijlen om d' Z.Z.W. geraeckt door d' harde stroom die om d' Zd. gaet, bleven 's agtermiddaghs al bij de coers N.N.W. en N.W.t.N. duerde tot 4 glasen in d' eerste waght cregen doen een Z.W. wind d' coers doen N.N.O. met mooije coelte begon weer wat om de Noord te raecken bleeff soo al lopen tot den dagh. | |
Sondagh 3en do.Sondagh 3en do. 's morgens d' wind Z.W. stijve coelte de coers N.O. liepen soo langs de wal een mijl daer goelijck van zijnde, met kocxschaffen hadden wij punt primiere N.t.W. 1½ mijl van ons ging hart voort God loff, 's middaghs gisten Zrbr. van 32 gr. vertiert dit etmael 20 mijlen N.t.O. behouden coers bleven soo langs de wal van Natal lopen ¾ mijl buijten 't lant dien dag en heelen naght met hard weer in 't sigt van 't lant. | |
Maandagh 4en do.Maandagh 4en do. 's morgens d' wint Z.W. en Z.W.t.W. met stijve coelte de coers N.O.t.O. ging hard voort soo 't scheen maer d' stroom tegen hebbende was 'et dat wij niet veel voortgingen 't welck aan het land te sien, 's middaghs bevonden Zrbr. van 31 gr. 20 m.ten, dit lant is hier seer hoogh 4 a 5 dubbelt bergaghtigh lant ende lijckt offer een revier tusschen 2 hooge taeffelberghen uijt quam, terra de Natal soo hier staat gistte vertiert 32 mijlen N.O. maer uijtwijsent 't lant en d' breete souden in dese 2 etmaelen d' stroom 17 mijlen overstier geset hebben, so comen wij te kort en dat met zulcke stijve coelte sodat d' stroom 17 a 18 mijlen in 't etmael loopt om d'Zd., 's agtermiddaghs omtrent te 4 ueren quamen voorbij een spruijtie off reviertie lopen, maer brand het geheele gat over en 't woeij te stijff om de schuijt daer heen te stueren, lieten 't voortgaan op 20. 18 en 15 vaem steenige grond, dit spruijtie heeft een hooge witte duijn aan d' oostzijd van 't gat, 's nagts saegen wij een hopen vieren aan 't land, bleven soo al zeijlen N.O.t.N. en N.N.O. op 25. 23. 22 vaem sandtgrondt. | |
[pagina 17]
| |
fijne santgrondt smiddaghs bevonden Zrbr. van 30 gr. 24 m.ten geseijlt N.O.t.N. 22 mijlen naer gissing maer bevinden 18 mijlen geseijlt te hebben soo dat wij d' stroom nog tegen hebben, 's avons met sons onderganck quaemen wij ten ancker op 21 vaem fijn sandgrond met stilte door d' stroom die wij tegen hadden, 's nags sagen weder groote vieren branden aen land, 's naghs int 8 glas van de eerste wagt gingen weder onder zeijl d' wint W.N.W. met een mooij luchie en d' maen 1 glas op geweest zijnde, d' coers N.O.t.N. en N.N.O. diepte van 20. 19. 18 vaem sand. | |
Woensdag 6en do.Woensdag 6en do. 's morgens d' wind W.Z.W. de coers N.N.O. mooije coelte liepen al op 20. 18. 15. 14 vaem santgrond ½ mijl schaers buijten 't lant en ½ mijl, bleven soo al zeijlen, sagen 3 a 4 menschen aan strand lopen daer een gat voor aen een clip als een brugge doorliep, en daer beoosten comende sagen een groot binne-water maer aan d' Oostzijde van 't gat waeren duijnen, branden heel over, sagen oock menschen daer over lopen soo 't scheen, bevonden 's middags Zrbr. van 29 gr. 40 m.ten een mijl benoorden of N.O. van dese hoge hoeck zijnde vertiert 15 mijlen N.t.O. behoude coers diep 22 vaem grauwsant bleven soo den geheelen dag en d' nagt lopen op 22. 20. 19. 18. 14. 15. 10. 8. 9. 10. 12. 13. 14. 15 vaem lopen langs de wal somtijts grauw en somtijts rootsant en op 8 a 9 vaem steenige grond, sobere voortganck. | |
Donderdag 7en do.Donderdag 7en do. 's morgens 't lugje N.W. en W.N.W. liepen al op 12. 13. 11. 10 vaem d' coers N.O.t.N. en N.O. en N.N.O. en N.O.t.O. so de bogten strecken en d' inhammen, naer Kockschaffen quamen wij ten ancker op 9½ vaem groff stenig sant, stierden onse schuijt naer land om dat wij een binnewater sagen, maer conden geen gat vinden, saegen oock een riff O.N.O. en O.t.N. een cleijne mijl van ons branden, 's middags 't luchie Zk. ligten ons ancker en gingen onder zeijl, bevonden Zrbr. van 28 gr. 46 m.ten maer een uer daer naer quamen weder ten ancker door d' Z.O. wind dat wij overstier dreven, bleven soo dien heelen nagt leggen tot een uer voor dagh. | |
Vrijdagh 8en do.Vrijdagh 8en do. 's morgens een lughie uijt de wal d' cours O. en O.t.N. weder stil, quamen 3 mael ten ancker dien dag 's middags bevonden Zrbr. van 28 gr. 43 m.ten bleven nog ten ancker leggen, 's agtermiddags d' wind O.N.O. mooije coelte, bleven dien dagh en twee wagten van de nagt leggen, in de daghwaght gingen onder zeijl. | |
[pagina 18]
| |
te werden, dorsten niet omdat wij 't touw wel van noden hadden op d' reijs, 's middags bevonden Zrbr. van 28 gr. 37 m.ten hielden 't soo al op 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17 vaem somtijts sant maer op 9. 8. en 10 vaem crael en steenige off grofsantgrond wenden weer van de wal tot op 17 vaem doen weer na de wal quamen op 6 vaem grauw sant ten ancker een groot ½ mijl van de wal d' westhoeck van 't reviertje N.N.O. ½ O.ker van ons d' wind N.O.t.O. en O.N.O. marseijlscoelte snaghs d' wind N.O. en N.O.t.N. stroom om de Z.Westen. | |
Maandag 11en do.Maandag 11en do. 's morgens mooije coelte uijt den N.N.O., ligten ons ancker sagen weer ons touw lustigh gevijlt was, door de scharpe grondt lieten 't doen om d' oost staen, 's middags bevonden Zrbr. van 28 gr. 42 m.ten goelijck 2 kleijne mijltjes buijten de wal diep 16 a 17 vaem santgrondt, 's agter middaghs int tweede glas wende weer naer de wal, d' wind N.O.t.O. en N.O. quamen weder naer d' wal op 7½ vaem santgrondt, d' stroom Z.W.t, waren weijnigh vertiert, bleven weder dien heelen nagt en dagh ten ancker leggen. | |
Dingsdagh 12en do.Dingsdagh 12en do. 's morgens 't lughie N.N.W. ligten onsancker en zeijlden weer soeties voort, de wint N.N.O. en N.O.t.N. stilte quaemen weder ten ancker op 10 vaem groffsant met steentjes stierden d' chaloup naer land om naer d' revier te sien naer d' middagh gingen weder onderzeijl het lughie Z.O. maer 2 a 3 glasen daer naer quamen weder ten ancker op 7 vaedem santgront maer voor 't touw gestrekt zijnde was 't 6 vaem groffsant met steentjes het lugje O.N.O. en N.O.t.O. omtrent 4 ueren quam de sloep aan boort, hadden 's middags voor 't reviertje St. Lucy geweest met d' chaloup, maer conden daer niet incomen door d' harde stortingh, maer binnen leek 't mooij wijt en diep te sijn, maer voor aan droog, wij bleven dien dagh en naght ten ancker leggen, d' wind N.O. en N.O.t.O. | |
Woensdag 13en do.Woensdag 13en do. 's morgens t lugje N.O.t.N. en N. ligten ons ancker zeijlden een cleijn mijltje N.O.t.O. en N.O. heen wiert stil quamen weer ten ancker op 13 vaedem, het reviertje N. ten W.ten een cleijn mijltje van ons, 's middaghs bevonden Zrbr. van 28 gr. 33 m.ten 's agtermiddaghs d' wind O.t.N. ligten ons ancker liepen weer na d'wal tot op 10 vaem groff en fijn sant en steckgrond, het reviertje Lucia N.t.W. en N.N.W. ½ mijltje schaers van ons, quamen soo ten ancker en bleven soo den geheelen dag en nagt leggen. | |
[pagina 19]
| |
ons ancker en gingen weder onderzeijl de coers O.t.N., rogten met 't tij weer soo verre van de wal, mosten weder ten ancker comen, op 22 vaedem santgrond een groote mijl van de wall, een uer off anderhalff ligten ons ancker weder, het lugje Z. gingen weder onderzeijl maer wierd weder stil, tegen d' middagh cregen een mooij lughie uijt den Z.W. de coers N.N.O. en N.O.t.N. bevonden Zrbr. van 28 gr. 29 m.ten een mijl buijten 't lant diep 19 vaem fijn santgrond liepen soo langs d' wal's middags quamen wij weder voorbij een binnen watertje lopen, maer buijten leij een santbanck voor daer water seer op stoote gelijck 3½ mijl van d' andere revier St. Lucij, 's avonts quamen wij ten ancker op 11 a 12 vaem ⅓ van een mijl buijten de wal hadden al diepte gehadt van 8. 9. 10. 9. 8. 7. 6. 7. 8. 9. 10. 11 en 12 vaem fijn santgrond, dien dagh 4 mijlen vertiert. | |
Vrijdagh 15en do.Vrijdagh 15en do. 's morgens d' wind N.t.W. ligten ons ancker weder en gingen onderseijl 1. 2. a 3 ueren onder zeijl geweest zijnde, liep d' wint N.O.t.O. en N.O. wenden weer na de wal, naer de middagh quamen weder ten ancker op 13 vaem fijnsant ½ mijl van de wal, 'savonts begon 't seer hart te waeijen uijt den W.ten en daer naer Z.W. ligten ons ancker en rogten (God loff) onder zeijl doen liep de wind Z.Z.W. en Z. en Z.t.O. en Z.Z.O. met storm onse coers O.N.O. aen met een seijl hadden soo veel wij voeren conden dien helen [dag] met groote zeen, 's nagts reviertje voorbij gelopen. | |
Saterdag 16en do.Saterdag 16en do. 's morgens d' wind Z.t.O. met storm, zeijlden nog met een zeijl N.O.t.O. daernae na Kocxschaffen 't weer een weijnig beter, d' coers N.O.t.N. en N.N.O. setteden ons blinde bij, 4 glaesen uijt zijnde, d' coers N. en N.t.O. bleef soo loopen, d' wind Z. 's middaghs gisten vertiert 16 mijlen N.O. meest gegiste breete 27 gr. 40 m.ten, bleeff al N.den heen lopen, int 3 glas naer d' middagh sagen 't land, was duijnigh 's avons wierd 't stilagtigh's nags sobere voortganck d' wint Z.O. en O.Z.O. en O.t.Z. d' coers N.t.O. | |
Sondagh 17en do.Sondagh 17en do. 's morgens de wint O. en stilte, naer Kocxschaffen sloegen ons zeijl aff, dat het aan stucken geslaegen was, en sloegen doen weder een ander aen, ondertusschen cregen weder een N. en N.N.W. en N.N.O. wint d' coers W.N.W. 's middags bevonden Zrbr. 27 gr. 17 m.ten, digte bij 't landt zijnde bevonden overstaeg de coers O.t.N. geen grond, is hier heel steijl geseijlt dit etmael 12 mijlen N. 1½ O.ker behouden coers, 's agtermiddaghs hielden 't soo off en aan de wal, maer 's avons liep d' wind N.O. 's nags d' wind N.t.W. en N.N.W. lieten 't al om d' N.O.t.O. en O.N.O. staen maer behielden pas O.Z.O. den geheelen naght de stroom om d' zuijd gaande. | |
[pagina 20]
| |
Maandag 18en do.Maandag 18en do. 's morgens d' wind N.t.W. stijve coelte zeijlden met schoverseijlGa naar voetnoot1) N.O.t.O. de coers N.O. 's middaghs bevonden Zrbr. van 27 gr. 53 m.ten geseijlt naer gissingh 12 mijlen O.Z.O. behouden coers, maer was wel Z.O.t.Z. heen gedreven 11 mijlen door de harde stroom die om d' zuijd gaet, bleeff dien dag en geheelen naght om d' W.t.N. en W. doordien om d' N.W.t.W. gewent waren, d' wint N. en N.t.O. en N.N.O. heelen naght meest slappe coelte. | |
Dingsdagh 19en do.Dingsdagh 19en do. 's morgens d' wind N.N.W. en N.W.t.N., wenden om d' N.N.O. en N.O.t.N. 3 mijlen buijten 't lant, doen d' kock geschaft hadde in 't 5 glas liep d' wind weer N. en N.t.O., wenden weer om d' W.N.W. liepen soo naer 't lant toe, 's middaghs bevonden Zrbr. van 28 gr. 6 m.ten 1½ mijl buijten d' wal, hadden hier een inbogt, maer nog geen grond; vertiert 10 mijlen W. en W. ½ Z.ker, behouden coers, 's agtermiddaghs quamen wij ten ancker voor de rivier Os medos de suraGa naar voetnoot2) op 10 vaem W.t.Z. van ons ⅓ mijl aen d' Westzijde is hooger land dan aen d' oostzijde, leijt op 28 gr. br. hier is mooij fijn santgrond dese hoeck leijt W.Z.W. ⅓ mijl van ons vol boomen maer bij 't strant sant end d' Z.hoeck leijt Z.t.W. 2½ mijl end d' Nd.hoeck N.N.O. wel soo oostelijck 2 groote mijlen van ons, maer beoosten d' rivier is mede laeg land en vlak strand, sagen ook roock opgaen aen land, bleven dien nagt ten ancker leggen. | |
Woensdag 20en do.Woensdag 20en do. 's morgens d' wind N.N.O. en redelijck weder, d' raet agtergecomen sijnde, resolveerde, d' sloep naer d' Revier Os medos de sura te senden, gelijck wij deden, vonden daer swarten met branthout, en bij noot water te halen, maer 's middags of 1 uer daer naer aen boort comende begon d' wint te zuijelijken en om geen tijt te versuijmen resolveerden weder met den Raadt om onse reijs te vorderen naer d' revier van Aguaboa, om te sien voor ons water en branthout te halen, dat wij weijnigh hadden, omtrent 4 ueren ligten wij ons ancker setten onse coers N.N.O. heen langs de wal, d' wind Z.t.W. mooij coeltje bleeff den geheelen nagt mooij voortgaen God loff, op 13. 14. 16. 20. 30, 40 en 50 vaem. | |
Donderdag 21en do.Donderdag 21en do. 's morgens uijt den Z.Z.W.maersGa naar voetnoot3) de coers N.t.O. naer kocxschaffen wierd stil, mosten ten ancker comen op 30 a 31 vaem schulpsant 1½ mijl van de wal bij 4 a 5 hooge duijnen door d' harde stroom die om d' Zd. gaet, 's middags bevonden Zrbr. | |
[pagina 21]
| |
van 27 gr. 47 m.ten een cleijn lughie uijt d' N.hand, 's agtermiddaghs stuerden wij d' sloep aan land met d' Corporael en 2 soldaten om off zij hout conden crijgen, het volck te bevrijden, als zij hout capten, offer volck was off wilt gedierte, doordien 't hout seer dight aen strand sting, soo 't scheen, maer bij 't strant comende sagen een partij swarten, dorsten niet aan land gaan, staken weder naer boort toe, maer conden 't schip niet krijgen door d' harde stroom die om d' Nd. loopt, roeijden weder naer lant bij d' wal op tot boven ons, quamen 's avons laet aen boord, d' wind N. topseijlscoelte, setteden d' sloep weder in en bleven dien nagt leggen. | |
Vrijdagh den 22en do.Vrijdagh den 22en do. 's morgens d' wind N.O.t.N. mooije coelte, bleven leggen door d' harde stroom, met sons onderganck d' wind Zk. met mooije coelte, gingen weder onderzeijl, meenden het tij te verseijlen, maer 's naghs een labbercoeltje, dreven overstier gelijck wij 's morgens sagen waeren wel 1 groote mijl overstier gedreven, doordien wij geen gront conden krijgen. | |
Saterdagh 23en do.Saterdagh 23en do. 's morgens d' wint N.lik met een mooij luchie en harde stroom uijt den N., besloten wij met den raadt om na het reviertje Os medos de Lury te loopen, doordien wij maer voor 7 a 8 dagen branthout hadden om ons hier van te versien dewijl wij in de wint en stroom hebben en onmogelijck is om in Aguboa te komen daertegen d' middagh komende op 10 vaem fijn sant lieten 't ancker vallen en stierde doen d' sloep met 14 man aan lant met soldaten en boots-volck, daer onder de Corporael en stierman Boon hooffden off waeren, altsamen geweer bij haer hebbende tegen de swarten, 's agtermiddaghs begon 't hart te waeijen uijt den Z.ker handt vierden bot uijt ende de schuijt bleeff den heelen nagt aen lant. | |
Sondagh 24en do.Sondagh 24en do. 's morgens d' wint Z.Z.O. het weer wat beter God lof, maer de zee storten soo aan lant dat de sloep niet uijt et gat kon komen, 's middags bevonden Zrbr. 28 gr. 3 m.ten de wint doen Z.O. en O.Z.O. en tegen den avond O. en O.N.O. korten wat bot in maer 's nags de wint N.N.O. en N.t.O. vierden wat bot uijt maer kregen nog geen schuijt aan boort doordien 't soo branden aen strant, maer hadden een hoope volck bij de schuijt gesien. | |
Maandagh 25en do.Maandagh 25en do. 's morgens de wint N.t.O. mooije koelte sagen nog geen schuijt komen, wat datter aen schort is Godt bekent, omtrent 10 ueren quam de schuijt aen boort met haer 7 man seijde dat de schuijt 't onderste boven gesmeten was doen sij al 't volck in hadden, daerom bleeff d' Corporael aen landt met de soldaten en de stuerman Siewert Boon verloren hebbende haer dreg wt de boot | |
[pagina 22]
| |
met 3 bijlen en een partij geweer, stierde doen weder kruijdt en loot an landt om haer te beschermen tegen de swarten ofter toequam, want hier veel volck aan lant is en stierde oock 5 st. koperdraet aan lant om off sij gebreck hadden om aff te leven in noot en belasten d' quartiermeester wel dat sij daer wel op passen soude om met hout en volck aen boort te comen, tegen den avont off als het sou in t gat niet branden, maer bleven weer aan land dien dagh en naght, fariabele winden. | |
Dingsdagh 26en do.Dingsdagh 26en do. 's morgens de wint Z.Z.W. met regen en ongestuijmig weer, d' sloep nogh aen lant zijnde begon hoe langer hoe meer te regenen en waeijen, soo dat wij na de middag ons steng schooten en kluijffock in 't schip hadden de wint Z.t.O. pyckten ons ree, vierden 1½ touw uijt, bleven soo rijen op een lager wal meest dien dag en naght. | |
Donderdagh 28en do.Donderdagh 28en do. 's morgens de wind Z.W. met mooij weder sagen nog geen sloep comen, lighten ons ancker lieten het soo wat drijven, maer geen sloep siende lieten 't ancker weer vallen, daer na saegen wij een schouw waeijen, lieten doen ons wimpel waeijen, maer haer touw innemende namen ons wimpel mede in, maer sagen nog geen sloep komen, wisten niet wat dencken soude, maer sagen 8 man aen landt bij malkander een reijs a twee, 's agtermiddaghs sagen wij ons schuijdt agter ons aen strand sonder volck, schooten een schoot a twee en lieten doen weer een schouw waijen, maer vernamen geen volck meer, maer wij maeckten doen een katje marouwGa naar voetnoot1) van ons focke mast en ree en een wanck en een gyck aen 3 stucken, stierde daer na drie man mede na lant toe met een deel lijnen maer door den avont dorsten niet aen lant comen, haelde haer weer aen boort, lieten doen soo dien nagt leggen. | |
Vrijdagh 29en do.Vrijdagh 29en do. 's morgens setten wij ons steng en rae omhoog, lighten ons ancker, een luchie uijt den W.Z.W. seijlden na ons sloep toe, soo na wij konden deden een seijn met d' vlag en schooten een schoot om te sien off ons volck aan land ons volgden, maer bleven bij malcander op haer plaats, wij bij de wal op 7½ vaem omtrent ¼ mijl van de sloep komende daer hij aan strant sat stierde bootsman en bottelier met de kajuijtwagter na landt met de kattie marou en een dosijn lijnen aen lant, in de brandingh komende rogten aen lant, lie- | |
[pagina 23]
| |
pen bij d' sloep, daer geweest hebbende liepen doen na het ander volck bij de revier maer quamen ten eersten wederom met nog 6 a 7 man, de wint liep N.O. doen sij bij de schuijt waren smeten die om en weer om en versagen hem soo veel sij conde maer dorsten hem nogh niet int water voeren door d' stortinge en brandingh, stierde 's agtermiddaghs weer twee na de revier, waerom en weet ick niet, bleven d' rest bij de schuijt maer een uer daerna ging mede wegh d' schuijt t' onderste boven gekeert hebbende, schooten doen weer een schoot, maer gingen haer gangh, een uer daerna quamen met haer 9 weer bij d' schuijt en wij haelden de kattie marouw weer aan bort doen sij van de sloep gingen, wij bleven soo den naght leggen, d' wint N.lk maer cregen geen sloep aen boort. | |
Saterdagh 30en do.Saterdagh 30en do. 's morgens d' wint N. mooije coelte, sagen de sloep nog op 't landt maer geen volck daer bij, schooten 2 schooten vernamen nog geen volck als aan d' Wt.cant van de revier, wat voor volck het was is God bekent maer presumeerde ons volck te sijn, wij hier scheep kregen nog 2 leggers water voor de hant, pompten die over een sleng dese legger vol soutwater vulde, bevonden nogh vijft volle leggers, voorts water met weijnigh hout, 's agtermiddaghs omtrent 4 ueren sagen wij ons volck met haer 12 soo ick tellen kon passeeren en 't strandt langs om de W. na de Caep toe en lieten de sloep t' onderste boven leggen, konde niet bedencken wat aan de schuijt schorten dan alles wel te sijn, soo wij konde sien, schoten nog een schoot met scharp na haer toe bleven wat staan, maer gingen weer haer gang, een uer daer na quamen de swarten bij de sloep en smeten die weer regt met haer 6, namen dat goet datter in was en setten 2 riemen op sijn ent en brogten het goet weg, daer na tegen den avont ligten wij ons ancker en liepen wat van de wal na de revier op 10 vaem, anckerde doen weer, 's avonts ligten ons ancker weer meenden dat onklaer was maer was klaer, lieten 't weer vallen met topseijlscoelte de wint dien nagt Z.Z.W. vierden een touw uijt, bleven soo leggen. | |
Sondagh 31en do.Sondagh 31en do. 's morgens de wint Z.lik stijve coelte, vierde nog wat bot uijt, na kocxschaffen schooten een schoot en lieten een schouw waeijen, sagen 4 a 5 swarte komen aen strant, meende eerst dat het van ons volck was maer waren swarten, gingen weer wegh en ons sloep sting nogh op strandt met de riemen, dien heelen dag sagen niet, waren al wegh, de wint 's naghs O.Z.O. | |
[pagina 24]
| |
ven nog leggen om te sien off wij nogh ymant sien of bemercken konden maer was verloren, God betert, d' sloep met d' riemen bleef soo als de swarte geset hadden, 's agtermiddaghs korten wat bot en wonnen ons ancker met een op doen wij resolucy genomen hadden ons reijs te vorderen na de Caep Boa Esperance omdat wij geen volck meer vernamen, doen staken de swarten het hout dat ons volck gekapt hadde in brant en wij stelden onse coers Z.Z.O. heen langs de wal, 's avonts begont hart te waeijen uijt den N.O. en N.O.t.N. en N.N.O. liepen alsdoen langs de wal heen Z.t.W.ten en Z.Z.W. en oock Z.W.t.Z. 's naghs. | |
Dingsdagh 2en do.Dingsdagh 2en do. 's morgens de wint N.O.t.N. coers Z.W.t.Z. en Z.Z.W.t stijve coelte en groote zee, bleven soo al langs de wal lopen 2 a 3 mijlen buijten 't lant, God geeff ons voorspoet en zeegen met ons weijnigh volck amen, 's middaghs bevonde Zrbr. van 30 gr. 20 m.ten geseijlt behoude coers 36 mijlen Z.Z.W. het weer wat beter, bleeff mooij voortgaen dien dag Godt loff, 's avons omtrent 8 uijren begonde wint N.W. en W.Z.W. te loopen, in de eerste waght Z.W. en in honde waght de wint Z.O.t.Z., int 5 glas wenden wij om de W.Z.W. en Z.W.t.W. slappe coelte en variabel weer. | |
Woensdagh 3en do.Woensdagh 3en do. 's morgens de wint Z.t.W. en Z.Z.W. en Z.W. de coers W.t.Z. en W. en W.N.W. met regen, het gebet gedaen zijnde wende om de Z.Z.O. sagen nogh lant W.N.W. en W. van ons, seijlden soo met de schooverseijl en fock, 's middaghs giste geseijlt Z.Z.W. 11 a 12 mijlen behoude coers giste br. 31 gr. 's agtermiddaghs en 's naghs fariabele winden en somtijts motregen. | |
Donderdagh 4en do.Donderdagh 4en do. 's morgens de wint W.lik de coers Z.Z.W. en Z.t.W. sagen nog lant int N.W.te 4 a 5 mijlen van ons, kregen na kocxschaffen stijve coelte, namen ons marseijl en blinde in, 's middaghs giste Zrbr. 31 gr. 38 m.ten bleeff soo nogh zeijlen 's agtermiddaghs Z.lik wind de koers Z.t.O. en Z.Z.O. 's avons in de eerste waght de wint Z.Z.W. de coers Z.O. en in de hondewaght de coers Z.O.t.O. en O.Z.O. wenden om de W.Z.W. de wint Z.lik harde coelte. | |
Vrijdagh 5en do.Vrijdagh 5en do. 's morgens de wint Z.lik de koers W.Z.W. stijve coelte, 's middaghs giste Zrbr. van 32 gr. 27 m.ten vertiert dit etmael 9 mijlen Z. behoude coers harde stroom om het Z., in de platvoet liep d' wint Z.O. de koers Z.W.t.W.ten heen, met mooije koelte in de eerste waght de wint O.t.Z. en O. en O.t.N. stijve koelte ginck hart voort God loff, de coers Z.W.t.W. | |
[pagina 25]
| |
sagen ons besaen wat, die in stucken was, tegen de middagh woeijt een storm, namen ons marseijl en blinde in, lieten 't met een huykentseijl lencen, 's middaghs geseijlt 27 mijlen Z.W.t.W. behouden en W.Z.W. koers giste br. 33 gr. 18 m.ten bleeff soo nog voort gaen, God loff, 's avons het weer een weijnigh beter God loff de wint liep W.N.W. en W. de koers Z.W. e. Z.Z.W. en doen stilte in de eerste waght en in hondewaght kregen int 5 glas weer stijve coelte uyt den Z.W.t.Z. en W., die waght uijt sijnde wenden om de N.W.ten lieten 't soo seijlen met fock en zeijl. | |
Sondagh 7en do.Sondagh 7en do. 's morgens weer stijve coelte wt den Z.W.t.W. en W. en W.Z.W. bleef soo om de N.W.ten loopen setten ons kluyffock bij en tegen het besaens bonnetGa naar voetnoot1) aen, 's middaghs giste 18 mijlen Z.W.t.W. behoude coers, giste br. 33 gr. 58 m.ten 's agtermiddags en 's naghts sopere voortganck om de Noordt het luchie West | |
Maandagh 8en do.Maandagh 8en do. 's morgens het luchie W.lik de coers N.t.W. sopere voortganck, 's middags bevonde Zrbr. van 35 gr. 52 m.ten gisten vertiert 8 a 9 mijlen om de N. maer bevonde zuijdel. gedreven te sijn, 's avons Z.lik de wint, de koers N.W.t.W., dien heelen eerste wagt in de hondewagt de wint Z.Z.O. moije koelte en voorts den heelen naght. | |
Dingsdagh 9en do.Dingsdagh 9en do. 's morgens de wint Z.Z.O. stijve coelte de coers N.W.t.W. ginck mooij voort God loff met doncker weer 's middaghs giste geseijlt N.W.t.W. 18 mijlen behoude coers giste Zrbr. 35 gr. 23 m.ten bleef soo nog voortgaen God loff dien heelen dagh en snaghs liep de wint Z.O. en O.Z.O. en O.N.O. met mooije koelte. | |
Woensdagh 10en do.Woensdagh 10en do. 's morgens de wint O.N.O. en N.O.t.O. mooije koelte, de koers doen N.W.t.N. en N.N.W. om het lant op te loopen 's middags bevonde Zrbr. 34 gr. 42 m.ten geseijlt, behoude coers N.W. ½ W. 20 mijlen giste br. 34 gr. 33 m. sagen oock het lant N.W.t.W. van ons, liepen daer na toe met na toeGa naar voetnoot2) was kaep Angullas 's agtermiddaghs passeerde wij de Caep int 6 glas was O.N.O. van ons ¾ mijl buijten 't lant 's avonts peijlde wij rye dolseGa naar voetnoot3) N.W. ½ N.lik 1¼ mijl van ons liepen soo langs de wal W.t.N. en W.N.W. heen dien naght somtijts stilte en dan weer coelte uijt den N.O. en N.N.O. | |
[pagina 26]
| |
met somtijts klaer en oock doncker weer, na Cocxschaffen peijlde ick de taeffelbergh van de caep boa Esperance N.N.W. 4 mijlen van ons en den hoogsten berg van Caep vals N.N.O. een weijnigh N.lijcker de coers W.t.Z. en W.Z.W. en oock Z.W. fariabel weer van doncker en mist en dan weer klaer weer met mooije koelte God loff, tegen de middagh wenden na de wal de coers N.N.O. de wint N.W. geseijlt 21 mijlen W.N.W. behoude coers ½ W.ker hielden 't soo over en weer 's avonts met sons ondergank was de Caep vals N.O. en N.O.t.N. 4 mijlen van ons begon temet harder te waeijen, namen ons marseijl kluijffock en besaen in, maer in de eerste woeijt een storm, namen ons fock in en lieten 'tdrijven met huijckent zeijl om de Zw.ten wint N.N.W. den heelen naght met doncker regenaghtigh weer. | |
Vrijdagh 12en do.Vrijdagh 12en do. 's morgens het weer een weijnigh beter God loff, doen liep de wind W. en W.Z.W. met regen, wenden 't om de N.W.ten setten ons fock en besaen weer bij maer bleeff doncker en regenagtigh weer 's middaghs giste geseijlt 6 mijlen Z.W. behoude coers, giste doen de Caep de boa Esperance Nt.W. meest 9 mijlen van ons te sijn, bleven al N.W.t.N. seijlen dien dagh en naght met het zeijl en fock en besaen, buijgh weder, hagel en regen. | |
Saturdag 13en do.Saturdag 13en do. 's morgens d' wint Z.W.t.W. en W.Z.W. met sons opganck mooije koelte peijlde de leeuws hooft N.O. ½ O.ker van ons en de taeffelbergh N.O.t.O. omtrent 4 mijlen van ons de koers N.O.t.N. en N.N.O. vooreerst en setten al de zeijlen bij liepen soo na de wal om de Leeuw heen en quamen 's agtermiddaghs ten ancker op de ree voor 't fort de Goede Hoope op 4 vaem santgrond, de hoeck van de Leeuws steert N.W.t.W.ten van ons en het fort Z.W.t.W. van ons, God zij gelooft voor sijn genade dat hij ons hier gebraght heeft met soo soberen volck, ick voer doer aen land met d' boekhouder en seijde tegen de Heer wat ons ervaren was. Onderstond en was geteijkent Gerrit Ridder Muijs. Naer gedaene collatie is desen met sijn principael
J.F. Crudop Secrts. |
|