Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel III. Tochten langs de Z.O.-kust en naar het Oosten 1670-1752
(1922)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina XXXIII]
| |
Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd | |
[pagina 1]
| |
Niet alleen naar het Noorden had Kommandeur Jan van Riebeeck land, tochten laten doen tot het verkennen van het binnenland en om daar een afzetgebied te vinden voor Europese en Indiese waren, ook de Oostkust trok hem, de optimist in merg en been, de man van de ‘winderighe concepten’, zoals de zelfvoldane Rijckloff van Goens hem tekende in een zijner missiven aan Heren Bewindhebbers.Ga naar voetnoot1) Een zeer bereisd man, Pater Martinus Martini, S.J.,Ga naar voetnoot2) die kort na de Nederlandse vestiging aan de Tafelbaai op het Fort te gast was, had de vriendelikheid de Kommandeur inzage in zijn aantekeningen en kaarten te geven. ‘Pr. 't schip den Oliphant compt uyt Batavia over seecker hooghduytsche pape genaempt, Martinus Martiny, hebbende lange jaren in China gelegen ende d'Indien alomme dooreyst mitsgaders veele beschrijvinge ende caertjens gemaeckt welcke ons met duytse woorden g'informeert heeft dat by ons van hier seer facil in de maenden Iuny, Iuly, ende Augusto soude cunnen bevaren worden, Rio dos Reyos, omtrent 280 mijlen beoosten deser Cabo op den custe van Affrica bijna halff wegh tusschen Mosambique ende hier gelegen, op stijff 25½ graet Z.breete aen dese sijde van Cabo dos Corientos, daer veel gout, oliphantstanden, ebben hout ende schoone Caffers ofte slaven vallen, seer civil te crijgen wesende voor gunees linnen, roode cattoene, grove ende geschilderde cleeden, tabacq, iser, glase coralen van alderhande couleuren, cleyne clockjens ofte schellekens ende sout, 't welck hier genoegh cunnen becomen, ende dat de Portugesen daer jaerlyckx al haer gout ende slaven met seer cleyn vaertuygh van daen halen. Item van Os Montos d'Ouro, op omtrent 28½ graet Z.breete ende niet boven 220 mijlen van hier desen hoeck om leggende ende bij ons soo gevoeghlijk als die van Mosambique met lichte jachtjens ofte galjots met 4, 6, 8 à 10 stuckjens ten hooghsten sonder eenigh pryckel meede geschieden souden cunnen, alsoo na gemelte padres seggen de Portugesen daerboven | |
[pagina 2]
| |
20 naturellen in alles niet sterck woonen sonder vastigheyt die se alleen op Mosambique hebben ende apparent selffs wel genegen souden wesen met ons te handelen soowel als de inwoonderen. Insonderheyt na desselffs seggen tegen Europise victualien van kaes, boter, wijn, &ca door dien seer weynigh secours (dat van Goa over Mosambique crijgen moeten) becomen, ende dierhalven seer graegh na 't zelve wesen, te water ons gansch geen hinder souden cunnen doen vermits do plaetse niet anders als met 2 à 3 cleynder vaertuygen als galjots met twee stuckjens vooruyt door particuliere coopluyden uyt Mosambique bevaren wort om 't gout te halen dat daer door de gemelte Portugesen van d'inwoonders gehandelt wordt, sijnde wijders langhs deselve Affricaense cust tot in de rivieren ofte baye genaempt R. de Cuamo ende R. de St. Jorge op 18 ende 10½ graet leggende oock niet min gout te handelen voor de selve waren als voorhaelt ende vermits d'ondiepe gronden niet als met cleyn vaertuygh te bevaren in de maenden verschreven, ende derhalven voor groote Portugese schepen daeromtrent g'attrappeert te worden niet te vresen hebben, soo haest terra de Natal gepasseert sijn langhs de cust gansch niet als heel fray weer te verwachten ende na de maent Augusto bequame tijt om weder herwaerts te comen, als wanneer eerst de rechte tijt oock wort om robben te vangen, vermits de regentijt aencompt (van May tot October duyrende) door die nattigheyt geen vellen cunnen drogen ende nootsaeckelyck soo lange wel sullen wachten moeten de robbevangst weder bij der hant te vatten, des dewijle de rechte tijt nu over 3 à 4 weecken aencompt om die plaetsen te bevaren daervan wel eens preuve soude nemen maer 't galjot de Swarte Vos, dat hier in plaetse van 't jacht de Goede Hoope hebben gehouden is soodanigh van de wormen doorgeten dat niet sufficant is verre meede te varen, ende niet boven een jaer off 2 ten langhsten sal cunnen te water blijven des voor 't selve wel een ander mochten hebben, ende dierhalven voorhaelde goutplaetse niet onderstaen sullen te besoecken off preuve van te nemen bevoren stercker vaertuygh ende UEd: nader speciale ordre op desen daer toe becomen, soo 't UEd: geraden dunckt voorn: padre over 't selve te hooren spreecken, vertrouwe vastelijck UEd: hun sullen g'animeert vinden voornoemde plaetse te laten besoecken, also van veele gesustineert wordt die plaets 't rechte ophir te wesen, daer Salomon 't gout had laten halen waer toe daer een bequaem jachtjen met 8 à 10 off meer stuckjes, nevens een hecht galjot treffelijck te passe comen soude, ende gaerne voor mijn vertreck na Bat.Ga naar voetnoot1) genegen blijven eens preuve van te laten nemen, omme te ondersoecken off misschien daer off elders sodanigen off eenigen anderen considerablen handel te vinden waren, pr. adviso’.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 3]
| |
Heren Bewindhebbers voelden wel wat voor het plan. Ze schreven: ‘Wij souden niet vreemt vinden dat een preuve genomen wiert off om de Oost oock eenige negotie soude connen vallen en eenich voordeel voor de Compe te behalen sijn en hebben dien volgende goetgevonden daerover met dese affgaende schepen aen den Gouverneur-Generael en Raden van India te schrijven en haer in bedencken te geven off daer toe niet een kleijn gesorteert Cargasoen tot een inlijdinge van handel souden connen uytmaken en Ul. toesenden. Ondertusschen connen Ul. soo veel doenl. onderstaen en naeuw ondersoeck doen nemen wat bij off omtrent de Caep ten dienste en voordeel van de Compe soude connen werden gedaen. 't Galjot de Botterblom meenen wij bequaem te sullen sijn omme de bijgelegen plaetsen daermede te cunnen bevaeren. De hoope die Ul. ons geve van elephants en zeekoe tanden aldaer te becomen behaeght ons wel; het succes daer van sullen wij te gemoet sien.’Ga naar voetnoot1). Maar tijdens Van Riebeeck's bestuur was er zoveel belangrijks te doen en het gevaar van overval door een Europese natie werd zó dreigend geacht, dat van uitvoering der plannen niets kwam. Daarbij werd de verkenning van de Oostkust gewoonlik als een onderdeel beschouwd van een reis naar Mauritius of Madagascar (over welke tochten hier niet gesproken kan worden) en pas tegen het einde van Van Riebeeck's Kaapse tijd was het, dat een ernstig krijgsplan tegen de Portugezen in Mozambique tot uitvoering kwam, een expeditie die een volslagen mislukking werd en weinig of niets bijdroeg tot de kennis van land en volk aldaar.’Ga naar voetnoot2) Pieter van Meerhoff, de verdienstelike landreiziger, ontdekker der Namaqua,Ga naar voetnoot3) kreeg in 1667 opdracht om in de fluit West wout naar Mauritius en Madagascar te gaan en daarna de kust van het vasteland te verkennen, beginnende met die van Mozambique. Daar moest, zonder er veel tijd aan te verspillen, met de Portugezen vriendschappelik verkeer worden onderhouden, onderwijl goed opnemend in welke conditie zij zich bevonden. Dan, wind en weder dienende, moest gevaren worden naar de mond van de Guamarivier, en zo mogelik, met de hoekerGa naar voetnoot4) een eind de rivier opgegaan worden. Als de Portugezen het niet beletten, kon dan met de inboorlingen ruilhandel worden gedreven. Dan zou men gaan naar Steven Verhagen's Baai en de rivieren Basarata en Agula de Boa Pas, waar Kommandeur de Lairesse's vloot in 1663 veel dagen gelegen had. Toen was daar water ingenomen, en bleken de inboorlingen gewillig om lappen te kopen. Ze bezaten o.a. goud. Intussen kon de Westwout, daar het vaarwater er te onstuimig was, naar P. de St. Marie en Rio de Lagoa gaan. Daarna zouden beide scheepjes langs P. de St. Lucia, Rio de Infante, Baya de Allogoa, | |
[pagina 4]
| |
Mosselbaai, Vischbaai, Struysbaai en Rio Dolce terugkeren. Van alles van belang moest aantekening gehouden.Ga naar voetnoot1) Ware het Van Meerhoff gegeven geweest om de tocht te volbrengen, ongetwijfeld zou hij als goed kenner der inlanders en goed opmerker, met belangrijke inlichtingen zijn thuisgekomen. Maar 27 Februari 1668 bracht de Westwout het bericht dat Van Meerhoff en acht man door de inboorlingen bij Antongilbaai vermoord waren.Ga naar voetnoot2) In 1668 beproefde men een samenvoeging van land- en zeetocht: Korporaal Jeronimus Croese ging met vijftien man mee op het galjoot de Voerman tot Mosselbaai, moest dan vee ruilen en de kudde naar het Fort drijven.Ga naar voetnoot3) De scheepstocht duurde van 22 Augustus tot 6 November en leverde niets op, daar zware Zuid-Oosterstorm tot ontijdige terugkeer noopte.Ga naar voetnoot4) Een jaar later kwam het Oostkustplan, tijdens de goede moesson, weer ter sprake, maar daar het garnizoen, in verband met de tijdsomstandigheden, te gering in aantal was, vooral voor vijandelike aan val door Fransen of andere Europeanen, werd tot uitstel besloten.Ga naar voetnoot5) Wel gingen de landtochten, niet ver van de Kaap, door, om het nodige vee aan te brengen: Croese trok met zestien man met koopwaren en provisie voor zes weken naar de Hessequa en kwam in aanraking met de Obiqua, een Boesman-stam, die tot toen nog niet door de Nederlanders bezocht was.Ga naar voetnoot6) De Obiqua weigerden alle handel, namen weg wat ze pakken konden, beroofden de Sonqua van hun vee en werden daarom door Croese en de zijnen aangevallen; al hun kudden werden als buit naar het Fort gedreven.Ga naar voetnoot7) Telken jare zonden Heren Zeventien het bevel naar de Kaap dat de Oostkust verkend zou worden. Zo in 1669 lieten ze schrijven: ‘Wij hebben voor aengenaem opgenomen en comt met onse intentie en gegeven ordre over een, de besendinge die UE. om de oost hebben gedaen en waerin UE. bij bequame gelegentheyt wel sullen continueren’.Ga naar voetnoot8) In de Resolutien van de Kaapse Regering leest men:Ga naar voetnoot9) Donderdagh den 12 Junij Ao 1670. | |
[pagina 5]
| |
naem hebben gelieven op te neemen, de tocht om d'Oost van deese cust, die men in 't jaar 1668 met het galjootje de Voerman hadde in 't werck gesteldt maer ons daer nevens 't ordonneren, dat bij opportuniteijt daermeede well sullen mogen continueeren, soo heeft zijn Edle d'E. Hr commandrGa naar voetnoot1) den Raat in bedenckinge gegeven off men in voldoeninge van opgemelte haer Edle ordre niet voor goet soude oordeelen den onlangs van de Noordt geretourneerden Hoecker de GrundelGa naar voetnoot2) tot dit Exploict de novo te approprieren, mitsgaders op wat manieren en hoe verre men dese besendinge soude laten tenderen. Ende naer dat dese materie bij den Raet circumspect overwoogen, ende alle debatten gebalanceert wesende, is naar verscheijdene redencavelingen met overeencominge van gemeijn advijs g'arresteert den voorsz. Hoecker de Grundell daer toe een bequaem scheepje zijnde tot ondersoeck van dese Oostcust te gebruycken en zeijlreede te houden, mitsgaders voor 5 m. ende 31 coppen gevictualieert ende van alle het noodige tot dese voyagie versien zijn, int eynde van deese loopende maandt zijn reijs tot ongevaer Mocambique toe laten aanvanck nemen. Zullende aan d'opperhoofden van dien zoodanich Instructie (om hun geduijrende dese toght daer naer te reguleren) werden ter handen gestelt als hier toe staet geconcipieert te werden. De tocht van de Grundel duurde van 30 Junie tot 13 September 1670. Het tweetal dagregisters, één van de schipper, het andere van de kaartemaker Sieuwert Jans Boom, volgt hier, terwijl niet wordt afgedrukt dat van de stuurman Huybreght Baltese Gruyt, daar het geen nieuws oplevert.Ga naar voetnoot3) |
|