Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
DagregisterGa naar voetnoot1) en beschryvinge van de voyagie gedaan naar het Amaquasland,Ga naar voetnoot2) onder het beleid van den Ed. heer Simon van der Stel,Ga naar voetnoot3) commandeur van Cabo de Boa Esperanca.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
galeGa naar voetnoot1) met zynen jongen, zynde Macassaren,Ga naar voetnoot2) mitsgaders 3 slaaven van d'Ed. Heer Commandeur, bestaande onze equipagie in 1 kales, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
daar toe 6 paarden, 8 ezels, rypaarden, 2 veldstukjens, 8 karren, 7 wagens, 1 schuit, 289 trek- of draagossen, als mede nog 6 Vrijlieden hunne wagens, yder gespannen met 8 ossen, de welke ons zullen convoyeeren tot aan de Olifants-rivier, stellende onze cours O. en 5 graaden 3 min. N., en quamen, na dat wij 1⅕ mijl gemarcheert hadden, te kampeeren op een plaats, genaamt de Hooge Kraal, en bevonden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ons op de breedte van 34 graaden 9 min., peilden den Leeuwenkop van ons O. 5 gr. N. het weer regenagtig, alwaar d'Ed. Heer CommandeurGa naar margenoot+ des namiddags de klok ontrent 4 uuren mede quam te arriveeren, vergezelschapt met Sr. Andries de Man,Ga naar voetnoot1) Tweede persoon, Jeronymus Cruse,Ga naar voetnoot2) Capitein, en noch verscheide van de Raadspersoonen, en ook andere van minder qualiteit,Ga naar voetnoot3) staande het volk in 't volle geweer, hen verwelkomende met driemaal salvo's te schieten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 26 dito.Ga naar margenoot+ Sondag den 26 dito. Braken wy ons kampement op, en marcheerden meest door vlak en waterig land, hadden den Tygerberg aan de regter-, en den Tafelberg aan de linkerhand, en quamen, na dat wy 2 mylen 18 min. in de lengte gemarcheert hadden, te kamperen opGa naar margenoot+ een plaats, genaamt de Stinkrivier, in een schoone valey, rondom bebolwerkt met hooge bergen, zynde zeer bequaam en vermaakelyk om te rusten, vermits daar goed gras en water was; ook zeer raar met allerhande couleuren van bloemen bewasschen. Deze plaats bekomt haar naam van Stink-rivier, omdat in den droogen tijd het water een groote stank van zich geeft. Bevonden ons op de breedte van 33 graaden 55 min. lengte 38 graaden 2 min. cours N. 5 gr. 14 min. Oostelyker, zynde mooi weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 27 dito.Maandag den 27 dito. 's Morgens omtrent ten 8½ uur namen ons afscheid van de voorgedagte vrienden, en hadden van dezen dag verscheide coursen, ter oorzaak van het groot gebergte, daar wy over en langs moesten marcheren; als vooreerst N.N.O. ½ myl, van daar ⅓ myl O. ten N., van daar ½ myl O.N.O., van daar ¼ myl O. ten N., van daar ¼ myl O.N.O., van daar N. ten O. ¼ myl, quamen als toen op een vlakte, die zich strekte O. ten N. ⅗ myl, stuitende deze vlakte tegen een berg, die wy ommarcheerden N.O. ½Ga naar margenoot+ myl, vonden toen weer een vlakte, die genaamt wort het Ronde Boschje. De voorgedagte bergen dragen allen den naam van de Tygerbergen, zynde meest alle kleyagtige gronden, redelyk bewassen met gras, en verzien van water, wordende bewoont van eenGa naar margenoot+ Natie, genaamt Hottentotten, dewelke zich met troepen van men- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ schen en vee by malkanderen houden, 't welk zy KraalenGa naar voetnoot1) noemen, waarvan wy er dezen dag dag drie zyn gepasseert. De twee eerste waren gedeeltens van een Capitein genaamt Schagher, en de derde was een van Capitein Kuipers Kraalen, en waren gemarcheert, als wy op de voorgedagte vlakte, genaamt het Ronde Boschje, ons nedersloegen, na gissing 3¼ myl, en onze cours O.N.O. 6 graaden N., de gegiste breedte 33 graaden 48½ min., bevonden breedte 33 graaden 46 min., behouden cours en verheid was N.O. 7 graaden O. en 3⅗ myl, en de veranderde lengte was 14 min., zoo dat onze jegenwoordige lengte was 36 graaden 16 min., zynde bequaam weder; mede quam nog tegens den avont de gedagte Kuiper, brengende tot een geschenk aan den Ed. Heer Commandeur een slagtos, waarvoor hem tot vergelding wiert geschonken een fles brandewyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 28 dito.Dynsdag den 28 dito. Met het aanbreken van den dageraad, maakten weder preparatie, om van de bovengenoemde plaats te vertrekken. Het land van deze vlakte was goede kleygrond tamelyk verzien van water, en brandhout, alwaar wy vandaan marcheerden ontrent ten 7½ uuren, onze cours zynde N.O. ten N. door de kloof van deGa naar margenoot+ Mosselbanksheuvelen. Op een van die heuvelen, te weten aan de regterhand, passeerden wy een Hottentotskraal, genaamt.......... en na 1¾ myl quamen aan deszelfs rivier, die ook de Mosselbanksrivier genaamt wort; om dat daar zomtyds mosselen in gevonden worden; doch 't eenemaal onsmaakelyk, en onbequaam om te eeten; gingen deszelfs rivier, en den heuvel, daar de Kraal op lag, langs, de lengte van ¼ myl, ter oorzaak van de groote en steile kanten, die ons, toen wy aan de rivier quamen, aan de andere zyde bejegenden. Alhier waren wy omtrent ¾ myl doende, om onze wagens en beesten over te krygen; het welke met redelyke ordre geschiede, alzoo de rivier maar 3 voeten water diep was. Zij strekt haar zelve O. en W., stelden onze cours N.N.O. 1¾ myl tot aan een loopend riviertje, het welke wy overtrokken. De zelve wegen waren daar alle zeer moerig, het welke door 't inzakken van karren, en wagens ons 't ongeluk gaf, dat 'er een disselboom en een tang, beide van Vrymans wagens, als mede een as van onzen trein, aan stukken raakten, het welk onze marsch een langen tyd ophielt. Van daar stelden wy onzen cours N.O. ten N. 1½ myl, tot dat wy quamen aan de Doornkraal, redelyk verzien van gras; doch brak water, alwaar wyGa naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ons nedersloegen, en door onderzoeking vont de Ed. Heer Commandeur een spruit met schoon zoet water, die noit van anderen, dieGa naar margenoot+ daar verscheide maalen zyn gekampeert geweest, is uitgevonden.Ga naar margenoot+ De zelve was digt onder den grooten Paa[r]denberg. Peilden die van ons af O. ten Z. 1¼ mijl, alsmede gezegden Paardenberg W. ten N. 1¼ mijl, en den kleinen Paardenberg van ons Z.O. ten Z., en het midden van den Tafelberg Z.W. ten Z. 's Avonts bequamen wy de hoogte van 33 graaden 29 min., de gegiste cours en verheid was N.N.O. 7 graaden O. 5¼ myl, hadden ongegist 1 myl Z., als wy waren, lengte van 38 graaden 33 min. behouden cours en verheid N.N.O. 6 gr. O. 3⅓ myl regte distantie, 't weer als vooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 29 dito.Woensdag den 29 dito. 's Morgens ten 9½ uuren vertrokken wy van de Doornkraal, ter oorzaak, dat onze wagens en kar, die daags te vooren ontreddert waren, niet eer vaardig konden raaken, en stelden onzen cours N.O. ten O. ¼ myl, houdende den grooten PaardenbergGa naar margenoot+ ter regter, en den Dassenberg ter linkerhand, en marcheerden op een heuvel, en peilden van daar het Kasteel der Goede Hoop Z.W. ten Z. wel zoo Zuidelyk, stelden van daar onze cours N.O. ten N. ½ streek Noordelyker 1¼ myl tot in een lustige valei, zeer schoon land, bequaam om door eenige huisgezinnen bebouwt te worden, en bevogtigt door een riviertje, zyn oorsprong nemende uit meergemelden Paardenberg, zynde zeer aangenaam water, strekkende zich zelven O. en Z. langs heenen bewassen met doorn, zonder meer ander brandhout. Gezegde rivier overgetrokken zynde, quamen wy aan den hoogen Heuvel, die wy opmarcheerden. Daar boven komende, was de zelve wel begroeit met brandhout in de laagte, voorzien met een zeer aangenaame valey, die door de natuur met bloemen van allerhande couleur gelyk als bezaaid is, dragende ook overvloedig gras, tot vermaak van den aanschouwer.Ga naar voetnoot1) Voortrekkende hadden wy aan de regterhand zeer hooge steene bergen, leggende aan de overkant van de Bergrivier, die zomtijdt met sneeuw bedekt zyn;Ga naar margenoot+ doch evenwel bewoont door een Natie van Hottentots, genaamt Obiquas,Ga naar voetnoot2) die haar zelven erneeren met rooven en steelen van andere Hottentots, dewijl zy niet het minste vee hebben, of ook iets om van te leven; en maaken zich dan op deze wijs meester van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hunner nabuuren vee. Voortgaande quamen wy ons neder te slaan op een plaats, genaamt de Holle rivier, voorzien met goed gras en water. De gegiste cours en verheid 4¼ mylen; de bevonden breedte 33 graaden 13 min., lengte 38 graaden 41 min. zeer schoon weder,Ga naar margenoot+ en bevonden ons van 't Kasteel der Goede Hoope 12¾ mylen regte distantie. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 30 dito.Donderdag den 30 dito. 's Morgens met dyzig weder vertrokkenGa naar margenoot+ wy van de Holle rivier, zetteden onze cours N. ten W. ½ streek Westelyker ¾ myl, van daar N.N.O. ¼. Van daar ⅔ myl regt N. tot aan een riviertje genaamt de Diepe rivier, de welke haaren loop en uitwateringGa naar margenoot+ heeft in de Zoute rivier, haar water lossende in de Tafelbaay. Gedagte Diepe rivier strekt zich zelven Z. en N. Van daar stelden wy onzen cours N. 3 graaden Oostelyker ½ myl, om de voorsz. rivier te myden. Het was hier al heuvelagtig land, met zandige en kleyagtige gronden; doch op zommige plaatzen met schoone valeyen voorzien, alle savelagtige gronden, bevogtigt met verscheide spruitjens zoet water, en heuvelen wel bewassen met hout. Verder zetteden wy onzen cours N.O. ten N. ¾ myl, passeerende een vlakte, die zeer moerig en zagt was, ter oorzaak van den grooten regentyd, waar door het land met 't water, dat van de hoogte afkomt, 't eenemaal doorzijpt, en onbequaam wort; het welk in den droogen tyd weder hard is; daar wy onze bagagie met groote moeite doorkregen. Marcheerden toen ¼ myl om een berg, tot onder het gebergte, genaamt Riebeeks-kasteel, waar onder een uitnemende schoone valey was, vanGa naar margenoot+ alles wel voorzien, en met een aangenaame rivier besproeid; dit gebergte heeft den naam van den E. Heer Commandeur van Riebeek. Het is voorzien met een holte, waarin men gaan kan, is verder woest en wild bewassen met geboomte, bequaam tot timmerhout. Zetteden toen cours O. ten N. ¼ myl, tot op den Zuidhoek van 't gezegde Kasteel, toen O. ten Z. ¼ myl tot op een hoogte, en peilden toen de kop van den Leeuwenberg Z.Z.W. 3 graaden Westelyker. Toen onze cours N.O. ten O. ¼ myl tot op een groote hoogte, zynde een kloof tusschen Riebeeks-kasteel, en een berg zonder naam, die ter regterhand van ons ley. Op deze hoogte zynde, vertoonde zich het land om laag, en het gebergte aan de overkant van de Bergrivier, zeer plaisant, zynde het zelve een vermaak om het aan te schouwen, en de vlakte van een ongemeene grootte. Van deze hoogte afkomende, sloegen wy ons ter neder, hebbende den Zuidhoek van meergenoemt Kasteel N.N.W. van ons, voorzien met gras en water in overvloed. De gegiste cours en verheid 3¼ myl N. ten O., waarover wy | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hadden gemarcheert 7 uuren, ter oorzaak van de diepe en onbequaame wegen. De gegiste breedte 33 graaden 3 min., bevonden breedte 30 graaden 2 min., en lengte van 38 graaden 45 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 31 dito.Ga naar margenoot+ Vrydag den 31 dito. 's Morgens, het weer als voren, vertrokkenGa naar margenoot+ wy van den Zuidhoek van 't bovengemelt Kasteel ontrent ten 7½ uuren, onze cours zynde N.O. tot aan een riviertje ofte spruit, welke wy met een kromte ommarcheerden. Van daar stelden wy onze cours N.O. ten O. ½ myl, alwaar wy een laagte, die moeragtig was, moesten myden, dewelke haar strekte van Riebeeks-kasteel O. en W. Het was hier al meest heuvelagtig land, de grond zand- en kleyagtig, ook meest met lies en ruigte bewassen, doorsneden met verscheide kleine loopende en drooge riviertjens, dewelke oorzaak waren, dat wy verscheide maalen van cours moesten veranderen, als N.O. ten O. ¼ myl, N.O. ten N. ¾ myl, N. ten W. ½ myl, en quamen zoo eindelykGa naar margenoot+ bij de Bergrivier, op een plaats, genaamd Sonquas Doordrift, daar wij leyagtige grond vonden, die bequaam scheen, om 'er huizen mede te dekken. Deze rivier heeft haaren naam van de Bergen, daar zy haaren oorsprong uit neemt, en ook langs heenen gelijk als mede bemuurt is, en wort onderweeg nog vermeerdert met een riviertje,Ga naar margenoot+ genaamt de kleine Bergrivier, ook voortkomende uit de gemelde Bergen. Zy strekt haar zelve N. en Z. doorloopende het land slangs wyze, en komt dan eindelyk haar water by St. Heleens baay in zee te lossen. Zy is langs heenen bewassen met geboomte, 't welk bequaam is tot timmeragie. Marcheerden voort langs de Bergrivier,Ga naar margenoot+ tot dat wy quamen aan den Doordrift van de 3 huisjens, daar wy ons ter nedersloegen, welke plaats van gras wel voorzien was. De gegiste te cours en verheid N.O. 7 graaden Oostelyker 4⅞ mylen, bevonden breedte van 38 graaden 57½ min. behouden cours en verheid N.N.O. 2 graaden Oostelyker 3½ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 1 September.Saterdag den 1 September. Ontrent ten 7½ uuren vertrokken wy van de 3 Huiskens, of Bergrivier's Doordrift, onzen cours na de Honigbergen meest langs de Bergrivier nemende, en zetteden onzen cours N. ¼ myl tot aan een spruitje, het land uitkomende, en zich zelven ontlastende in de voorsz Bergrivier. Men vint hier ook eenGa naar margenoot+ soort van visch, den barm in Holland zeer gelykende, en ook van de zelve smaak. Namen toen onzen cours N. ten W. ½ myl. Van daar stelden wy onzen cours N.O. ten O. ½ myl regt af en aan 't gebergte, daar de 24 spruiten of riviertjens uitkomen. Toen peilden wy het begin van de kleine Bergrivier van ons Z.O. naar gissing 2 mylen regt, van de 24 rivieren 3 mylen, regthoekig op onzen cours, trok- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ ken toen N.N.W. aan ¼ mijl, en quamen toen aan een plaats, genaamtGa naar margenoot+ het groot Gat, leggende aan de Bergrivier. Van daar namenGa naar margenoot+ onzen cours N.N.W. ½ myl, totdat wy quamen regt bezyden het Zuideinde van de voorsz Honigbergen. Deze bergen zijn 2 in getal, van redelyke hoogte, doorsneden metGa naar margenoot+ een kloof. Zy krygen haaren naam van den honig, die daar op gevonden wort. Marcheerden ontrent ¼ myl van dit gebergte af, hebbende 't zelve aan de regterhand van ons, en aan de overkant van de rivier. Van daar stelden wy onzen cours N.W. ⅓ myl, tot in een laagte, daar wy de karren en wagens met groote moeite doorkregen. Op de hoogte zynde, peilden wy Riebeeks-Kasteel Z. en N.Ga naar voetnoot1) Toen was de cours N.W. ¼ myl, tot over een klein spruitje, dat wy overtrokken; gingen van daar onze cours N.N.W. ½ myl, tot dat wy quamen op een plaats, genaamt ....... daar wy ons nedersloegen, zynde ontrent 2½ uuren. Den geheelen weg langs, die wy gepasseert zyn, waren meest alle zandige en steenagtige heuvelen, uitgenomen agter de honigbergen, en onze rustplaats was roode kleygrond, wel met gras bewassen. Passeerden ook ontrent de 24 rivieren, aan de overkant van de Bergrivier, mede aan onze zyde, verscheide hutjens, behoorende aan de voor dezen genoemde struikroovers, Sonquas genaamt, gebouwtGa naar margenoot+ bouwt op de zelve manier van de andere Hottentots, met dit onderscheid, dat zy de zelve met takken en ruigte dekken, daar de anderen het zelve met matten doen. Van daag liet ook de Ed. Heer Commandeur een ordre uitgaan, dewyl wy de Hottentots-Kraalen meer en meer begonnen te naderen, dat niemant van ons volk zich zelven zal hebben te vermengen in vleeschelyke wellust met de Hottentotze Natie op straffe van gegeesselt, en als een schelm van de E. Compagnie weggejaagt te worden.Ga naar voetnoot2) In alle deze omwegen was onze gegiste cours en verheid N. ten W. 3 graaden Westlyker, en gegiste breedte 32-42 min., gevonden breedte 32-56, lengte 39-9 min.Ga naar voetnoot3) gebeterde cours en verheid O. ten N. 3½ mylen, zynde tamelyk goed weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 2 dito.Sondag den 2 dito. 's Morgens met mooi weder braken wy op van de bovengenoemde plaats, stellende onze cours N.W. ten N. ½ myl. Toen veranderden onze cours regt N. ¼ myl, passeerden ook 2 Kraalen van Capitein Goereman. Van daar stelden onzen cours N.N.W. 1½ myl, zynde onze passagie al langs de Bergrivier. Het land was hier al heuvelagtig; zommige van de zelve klipagtig, ook eenige welGa naar margenoot+ bequaam, om tot bouwland gemaakt te worden. Alhier groeit overvloedigGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ vloedig in 't wild het kruid, dat men in Holland PareyGa naar voetnoot1) noemt, en is dit hier van zulken kragt, dat het geheel veld met den reuk van 't zelve vervult is. Toen stelden wy den cours weder N. ⅓ myl, enGa naar margenoot+ quamen toen aan de Doordrift, genaamt Misverstand, daar wy kampeerden, en het tamelyk van gras voorzien vonden. De gegiste cours en verheid N.W. ten N. 2⅔ mylen. Hier over hebben wij gemarcheert 5 mylen, ter oorzaak van de omwegen en groote heuvelen. De gegiste breedte was 32-47 min. en geen hoogte bekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 3 dito.Maandag den 3 dito. Maakten wy preparatie om onze bagagie over de Bergrivier te brengen. Mede quam van dezen dag by ons de sergeant, die 8 dagen voor ons was vertrokken, om beesten en schaapen te ruilen, ten einde die op onze reize te gebruiken, van welke hy een goed getal bekomen had. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 4 dito.Dynsdag den 4 dito. Raakte al onze bagagie aan de overkant van de Bergrivier, en alles zonder ongeluk. Terwyl wy nog bezig waren, met onze bagagie over te brengen, zagen wy 5 wilden, die, zoo ras zy ons vernamen, de vlugt naamen; waarop de Heer Commandeur een sergeant met 2 man commandeerde, die de zelven agtervolgden, en hen met wenken en bewijs van hen geen quaad te zullen doen, aan 't staan kregen, en de zelve by hen lieten komen, gevende hen een pyp tabak, en wyzende, dat zy mede zouden gaan, 't welk zy deden, en quamen aldus by den Heer Commandeur, die hun door Kaapze Hottentots liet vraagen, van welke troepen zy waren: zy zeidenGa naar margenoot+ Sonquas te zyn, zynde de voorgemelde struikroovers;Ga naar voetnoot2) en dat zy hier waren gekomen, om op te zoeken eenen Eland, die zy daags te vooren met een giftige pyl geschoten hadden, en die ordinair des anderen daags eerst stierf. Zy voeren pyl, boog, en hazagaai, hebben geen vee, en leven van honig en 't wild gedierte, 't welk zy schieten. Deze had een zeer ruw en schubagtig vel, komende 't zelve van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
den grooten honger, die zy veeltyds lyden, en by gebrek van vet, om zich daarmede te smeeren. De Heer Commandeur vereerde haar een schaap, en, alhoewel dit menschen van geen opvoeding zyn, hadden zy egter de beleeftheid, dat zy aan zijn Ed. tot een vergelding gaven 3 vellen van boschkatten. Zy sneden aanstonts dit schaap den hals af, vilden 't zelve, en sneden toen eerst beide de voorbouten af. Zy lieten niets daarvan verlooren gaan, dan alleen 4 kliertjes, dieGa naar margenoot+ in de bouten zijn, welke zy uitsneden, en wegwierpen.Ga naar voetnoot1) GevraagtGa naar margenoot+ zynde, waarom zy zulks deden, gaven alleen voor reden, dat zy dit noit aten. Zy staken het vleesch onder de asch den tyd van een ½ uur, en aten het toen, knabbelende gelijk de beesten. Door veel ondervraagen van de Heer Commandeur, bekenden zy mede van de party geweest te zyn van die genen, dewelke onlangs een Capitein van de Amaquas zyn vee weggenomen hadden; maar dat zy daar toe waren verzogt geweest van een Capitein van de voorsz struikroovers, wiens Kraal zy aanwezen, in de welke nog al het vee was, behalven 3 ossen, die zy mede hadden helpen schaften. Wy konden die Kraal niet bereiken, dewyl de zelve te verre van de hand was. Zy zeiden ook, dat wy beter onderrigting daar van zouden krygen van de Gregriquas, die daar mede handdaadig aan geweest hadden. 's Avonts de breedte van 32 graaden 48 min., en lengte 38 graaden 14 min.; variabel weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 5 dito.Woensdag den 5 dito. 's Morgens vertrokken wy van onze rustplaats, genaamt de Trompetters Doordrift, stelden onze cours N.N.O.Ga naar margenoot+ ¼ myl, lieten een zeer groote hoogte aan onze linkerhand leggen. Van daar onze cours N. ⅓ myl, alwaar wy een spruitje passeerden. Toen weder N. aan 1/4 myl, vandaar onze cours N.W. ten N. ½ myl, toen N.N.W. ⅛ myl; van daar veranderde onze cours ¼ regt ten N., van daar N.W. 7 graaden, Noordelyker ½ myl. Van daar N.N.W. ⅙ myl, alwaar wy quamen aan een fontein, daar schoon water en gras was. Een en ¼ myl Noorderlyk vertierd zynde, quamen aan een Kraaltje, behoorende aan de voorsz. Sonquas, waar in niemant gevonden wiert, alzoo behalven die 5, die nog by ons waren, de resterende op de jagt waren gegaan. Onzen cours vervolgden wy N. aan langs de Piketberg 1¾ myl, komende aan een rustplaats, daar wyGa naar margenoot+ doende waren, om te zien, of de zelve van water en gras genoeg voorzien was, 't welk wy alzoo bevonden. Ondertusschen vertoonde zich aan ons een Rhinocer, van een on- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ geloofelyke groote, die met een groote furie en quaadheid regt midden op onzen trein aanquam, daar hy langs liep tot agter toe, alwaar de Heer Commandeur met zijn Kales stont, op welke hy recht toezettede, hebbende de Heer Commandeur quaalyk zoo veel tyds, om uit de Kales te komen, springende daar evenwel uit met een donderbus in de hand, leide alzoo op den zelven, die geen zes treden vanGa naar margenoot+ hem af was, aan, en meende vuur te geven; doch de donderbus weigerde,Ga naar margenoot+ springende de agterste rust op de voorste; doch het woedend dier, 't welk wy anders geen staat maakten, of het zou de Heer Commandeur, in ons byzyn verslonden hebben, liep hem raakende aan het lijf, voorbyGa naar voetnoot1); en wy geloofden, dat het zelve van de schoot quam, die een van de Ed. Heer zyn wildschutten hem gaf; daar op liep het zelve voorts met een groote snelheid van ons. Verscheide anderen, die te paard waren gezeten, wisten het zelve al mede niet te ontvlugten, verlaatende hunne paarden met een groote schrik, waar van zy op verscheide plaatzen zich bezeert hadden. Wy waren dezen dag veel heuvelen overgetrokken, zynde alle zand, en kegelagtige gronden. Ga naar margenoot+ De voorsz Piketberg, waar langs wy gemarcheert waren, en onder welke wy nog stonden, bekomt zynen naam daar van, om dat, ten tyde toen de Heer Gotske met de Gonjemans oorlogde, zy op den zelven waren vrolijk geweest, en zetteden piketten,Ga naar voetnoot2) en gaven dien dus den naam van de Piketberg. De gegiste cours en verheid N. ten W. 1½ graad Westelyker 4 mylen, gisten ons op de breedte van 32 graaden 32 min. te zyn, zynde het mooi weder, doch geen hoogte bekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donder dag den 6 dito.Donder dag den 6 dito. Bieven wy op de voorsz rustplaats stil leggen,Ga naar margenoot+ vermits den swaaren regen, die daar nederviel. Deze plaats hebben wy den naam gegeven van de Kraal, leggende agter de Rhinocersrug, ter oorzaak van 't geval ons daar voorgekomen. Ga naar margenoot+ Op deze plaats hebben wy mede gevonden opregte Vaderlandze Leyen. Door tusschenspreken van de E. Heer Commandeur hebben de voorsz Sonquas met de Amaquas hunne questie aangaande het spolierenGa naar margenoot+ van 't vee voornoemt, en te vooren by ons aangehaalt, bygelegt, onder conditie, dat de voorsz. Sonquas op de wederkomst van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de E. Heer Commandeur aan de Amacquas al hun vee zullen wedergeven, en voorts vreedzaam met malkanderen leven.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 7 dito.Vrydag den 7 dito. 's Morgens ten 7 uuren met deizig weder vertrokken wy van onze gemelte rustplaats, stelden onze cours om de West, als N.N.W. ½ myl; van daar O.N.O. ⅕ myl; van daar N. ten O. 1½ myl, marcheerden nog al langs de voorsz Piketberg, bevonden daar schoone kley en zavelagtige gronden, overvloedig met gras en wilden Haver bewassen, en ook bevogtigt met verscheide beekjens,Ga naar margenoot+ haaren oorsprong nemende uit de voornoemde Piketberg; ook over al voorzien van goed brand- en timmerhout. Ga naar margenoot+ Een zeker Vryman, voor onzen trein uitgegaan zynde, had geschotenGa naar margenoot+ een Eland, wegende na gissing 1000 pond, 't welk oorzaakGa naar margenoot+ gaf, dat wy ons zelven ter neder moesten stellen, om het voorsz beest voorts te slagten, en tot onze behoefte mede te nemen; kampeerden toen op een zeer groote vlakte, die wy den naam gaven van de Elands Kraal, om reden dat de voorsz Eland daar geschoten was.Ga naar margenoot+ De zelve was van gras, water, en hout, mede treffelyk voorzien. De gegiste cours en verheid N. ten O. 2 mylen; de bevonden breedte 32-25 min. en de lengte van 38 .. min. 't Weer begon zich te bedaaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 8 dito.Saterdag den 8 dito. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wy van onze rustplaats, en stelden onze cours N.O. ⅙ myl; van daar N.N.W. ⅙ myl, om dat een groote moeras voor ons lag, de welke wy om moesten marcheren; toen W. ⅛ myl, digt onder den meergemelden Piketberg. Wy veranderden onzen cours N. aan 1/12, van daar O. ½ myl. Toen veranderden N. ten W. ⅓ myl. Van daar N.N.W. ¾ myl; toen wederom N.W. ten W, ¼ myl; van daar W. aan ⅛ myl, quamen door een moeras, met Vaderlands riet bewassen, op een rustplaats, vlak onder de Jakhals-kloof, als ook onder de Kanariberg, zynde de besteGa naar margenoot+ van de Piketbergen. Alhier quamen de bergen, die van de Bergrivier af aan de Oostzyde van ons gelegen waren, met de Piketberg te zamen in malkanderen. Deze onze rustplaats was van gras, water, en hout, genoeg voorzien. Dezen dag hadden wy in 't eerst van onze marsch ontrent de lengte van ½ myl zandige grond, toen voorts de treffelykste kleygronden, en menigte van beekjens, komende van den meergemelden Piketberg, als men met oogen mogt aanschouwen, ook waren die, zoo verre als men zien kon, genoegzaam voorzien van Timmer- en Brandhout. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op den agtermiddag klom de Heer Commandeur met eenige manschapGa naar margenoot+ op den gezegden Kanariberg, zynde van een ongemeene hoogte. Boven 'er op zijnde, kon men zien twaalf schoone valeyen, dewelke wy al op de regterhand, te weten, aan de Oostzyde van ons, hadden laaten leggen. Gisten ons op de breedte van 32 graaden 18 min. te zyn; gegiste cours en verheid N. 2½ graad, Oostelyker 11/12 myl, regte distantie, zynde goed weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 9 dito.Sondag den 9 dito. 's Morgens 6½ uuren braken wy op van de Jakhals-kloof, en zetten onzen cours N. aan ¼ myl; van daar stelden onzen cours N.W, ¼ myl; toen veranderde onzen cours ¼ myl; van daarGa naar margenoot+ N.O. ten O. ⅕ myl; toen N. ten O. ¼ myl; stelden onzen cours N. tenGa naar margenoot+ W. ½ myl; van daar N.W. ½ myl; marcheerden toen door een kloof, die de Piketberg, en het gebergte, meermaals genoemt, aan malkanderen hegt, laatende aan onze linkerhand een kloof, genaamt OlofsonskloofGa naar voetnoot1),Ga naar margenoot+ zynde een passagie na de Zeekoejen-valey, en een goede weg, om mede na de Olifants-rivier te komen in den droogen-, maar onbruikbaar in den regentyd. Door gedagte kloof komende, hadden wy een riviertje op deGa naar margenoot+ regterhand van ons, die haaren oorsprong neemt bezyden gemelde kloof, en heeft den naam van de kleine Olifants-rivier, de welke wy langs marcheerden; zetteden toen onzen cours N.W. ten W. ½ myl;Ga naar margenoot+ quamen toen in een valey, de welke wy den naam gaven van St. Martyns-valeyGa naar voetnoot2), langs heenen aan weerzyden bemuurt met bergen. Gedagte valey strekt zich met veel bogten, 't welk oorzaak was, dat wy verscheide maalen van cours veranderden, als N.N.W. ⅓ myl, toen N.W. ten W. ⅓ myl; van daar N. ¼ myl; weder N.O. ten N. ¼ myl; van daar N.N.W. ¼ myl, en N.W. ten N. ¼ myl; veranderden toen onzen cours N. ten W. ¼ myl. De heuvelen, dezen dag by ons gepasseert, waren alle zandig en klipagtige gronden, wild en woest met kreupelbosch, als mede de valey met riet bewassen, zynde zeer eenzaam en naar; na onzen laatsten cours quamen wy op een rustplaats, zynde een redelyke groote vlakte, schaars van gras, maar overvloedig van water, en hout voorzien; peilden toen den gedagten Kanariberg regt Zuiden van ons. De gegiste cours en verheid N. ten W. 5-50 min. Westelyker | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4¼ mylen, regte distantie, gegiste breedte 32-2 min., mooi weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 10 dito.Maandag den 10 dito. Met mooi weder vertrokken wy van de bovenstaande vlakte, genaamt Gregriqua's valey, en stelden onzenGa naar margenoot+ cours N.N.W. ⅘ myl door de bovengemelte St. Martynsvaley; van daar N.N.O. ⅓ myl. De menigvuldige bogten, die deze valey heeft, waren oorzaak, dat wy zoo menigmaal van cours moesten veranderen, en waren evenwel genoodzaakt die passagie te houden, nademaal de heuvelen en bergen aan weerzyden onbruikbaar zijn voor den reiziger, dewyl de zelve klipagtig, of met kreupelbosch bewassen zyn. Toen was onze cours N. ten W. ½ myl, tot op een hoek, daar wy ons ter nedersloegen; vanwaar men zien kon, dat de voorsz valey zich zelven in het gebergte op onze regterhand, dat zich als een doolhof vertoonde, heenen strekte. Gedagte rustplaats was sober vanGa naar margenoot+ gras, maar overvloedig van water voorzien. Wy bleven hier leggen, om de hooge zandduinen, die wy over moesten marcheren, dat het vee dezen dag niet zou hebben konnen doorstaan. Deze plaats gavenGa naar margenoot+ wy den naam van Doolhofshoek, om de voorsz reden. De Berghopman,Ga naar voetnoot1) die gisteren begon ziek te worden, kreeg van daag een harde koorts, en klaagde overgroote pyn door zyn gansch lichaam, en inzonderheid in 't hoofd, 't welk men bevint hier een gemeene ziekte te zyn. Van dezen dag was onzen gegiste cours, en verheid N. 4 graaden Westelyker 1¾ myl; de gegiste breedte 31-55 min., de bevonden breedte 31-54 min., lengte 38-5 min., de verbeterde cours N. 3 graaden Westelyker, de gemarcheerde weg 2 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 11 dito.Dynsdag den 11 dito. 's Morgens met regenagtig weer vertrokken wy van de Doolhofs hoek, en stelden onzen cours N.W. ten N. ½ myl door een steile klipagtige kloof, opgaande na de gedagte zandduinen. Daar op zynde, stelden onzen cours N.W. ½ myl. De zelve was geheel wild en woest bewassen, toen was onze cours N. ten W. ¼ myl langs een hoogen berg, die wy ter regterhand van ons hadden. Van daar N.N.W. ⅔ myl langs een heuvel, alwaar ons een Olifant op deGa naar margenoot+ zyde quam, die door 't groot getier en geraas, 't welk wy maakten, van ons afvlood, marcheerden wy om een bogt, en stelden onzen cours N.W. ½ myl; van daar N.N.W. ¼ myl; van daar N.W. ten N. ⅕ myl. Toen trokken wy door een laagte, die zeer moerasagtig was; toen weer W.N.W. ¼ myl, zynde nog in die zelve laagte, daar wy kampeerden, en die van gras, water en brandhout jegenwoordig wel | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voorzien was. Terwyl wy hier stonden, quam wederom een Olifant, waar op de Ed. Heer Commandeur ordonneerde op de trompet te blaazen, en op den trommel te slaan, om hem te rug te doen wyken; waar van hy ook, zoo 't scheen, een weinig vervaart was. Hy ging dan ons kampement aan d' eene zyde langs, zonder eenig quaad te doen. De gegiste cours en verheid N.N.W. 3½ mylen; de gegiste breedte 31-41, en lengte van 38-45½ min., de gemarcheerde weg 4 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 12 dito.Woensdag den 12 dito. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wy vanGa naar margenoot+ onzen rustplaats, die wy den naam gaven van de Olifants-valey. Stelden onzen cours N.W. ten W. 2 mylen, meest door moerassige vlaktens, als ook schraale zandgrond, zeer wild bewassen met lies, ruigte en geen gras; maar wort bevogtigt met een riviertje, 't welk redelyk goed water was. Toen stelden wy onzen cours N.W. ten N. tot opGa naar margenoot+ den middag, marcherende in een valey, die den naam heeft van deGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ Olifants-jagt. De zelve is gelegen tusschen 2 bergen. Deze valey met de bergen strekt zich in 't einde, en loopt toe als een fuik; zynde het gebergte steenagtig, en de valey zandig. Wy sloegen ons op half weg van de zelve neder, ontrent een kloof in 't gebergte aan onze linkerhand. Deze plaats was maar tamelyk voorzien van gras, doch bevogtigt met 2 spruitjens, waar van 't eene brak, en 't ander maar passelyk zoet water was. De voorsz valey is bewassen met Rinocerbosch, alhier zoo genaamt, om dat dezelve daar gemeenelyk in legeren. Hadden 's middags de breedte van 31-45 min., en lengte van 38-33 min., de gebeterde cours en verheid N.W. 5 graaden Westelyker 3⅓ mylen; mooi weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 13 dito.Donderdag den 13 dito. 's Morgens met mistig weder vertrokken wy van de Olifants-jagt, en stelden onzen cours W.N.W. ⅓ myl tot aan de bovengedagte kloof; van daar N.W. ten N. ⅕ myl, waarende in meergemelde valey ten einde toe; van daar N.W. ½ myl over een zandigen heuvel, toen namen onzen cours N. ten O. ⅓ myl langs een klipagtigen berg. Toen zetteden de cours N.O. ⅙ myl; zagen toen de zee regt W. ten Z.O. van ons; van daar N. ten W. ¼ myl marcherende van den voorsz zandigen heuvel af in een laagte, genaamt deGa naar margenoot+ brakke valey, daar wy kampeerden. Deze valey is redelyk van gras voorzien; by de zelve is een waterkuil, in welke zeer brak water is, behalven een inhammetje, zynde in 't vierkant ontrent 8 voeten. In 't zelve is redelyk zoet water, zoo dat hier brak en zoet water in een en de zelve kuil was. Brandhout is hier mede geen gebrek. De gegiste cours en verheid N.N.W. 1⅔ myl. De gegiste breedte 31-39 min., de lengte 38 graaden 30 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 14 dito.Vrydag den 14 dito. 's Morgens ten 7½ uuren vertrokken wy van de Brakke valey, en stelden onzen cours N. ten O. ½ myl over een zandigen heuvel, die met kreupelbosch bewassen was. Zetteden van daar onzen cours N.N.O. ½ myl langs een bergje, den Uilenberg genaamt,Ga naar margenoot+ ter oorzaak der Uilen, die daar in menigte op gevonden worden. Dit gepasseert zynde, quamen wy aan het gebergte, genaamt de Klipfontein, omdat aan de eene kant van de zelve een fontein uitspringt,Ga naar margenoot+ zynde zeer aangenaam water. Deze berg heeft een Echo, dat men vertrouwt diergelyke noit zal gehoort worden, alzoo de zelve op 't blaazen der trompet een menigte van weergalmen gaf. BenedenGa naar margenoot+ dien berg lag een valey van schoone vette kleyaarde, wel met grasGa naar margenoot+ bewassen; doch brak van water. Toen was onze cours N. ten O. ⅓ myl, tot op de krans van den voorsz berg; van daar N. ⅓ myl tot op een zandigen en klipagtigen heuvel, daar wy, vermits de hoogte, met groote moeite opquamen. Hadden toen een zeer groote vlakte voor ons, die haar strekte O. en W. langs het gebergte naar de zeekant. Wy peilden toen de zee van ons W. ten Z. 7 mylen. Van daar stelden wy onzen cours N. ten O. ¼ myl, ook N. ⅓ myl, mitsgaders N.O. ½ myl, zynde dit onze cours van gedagte hoogte, die zeer langzaam nedergaat, tot onder den Dassenberg, alzoo genaamt om de menigvuldigeGa naar margenoot+ Dassen, die zich in de klippen van dat gebergte onthouden, zynde de zelve vol holen en spelonken, gelykende zeer wel een oud en vervallen gebouw. Onder de voet van dezen berg moesten wy kampeeren, omdat wy dezen dag diepe en hooge zandwegen waren gepasseert, waar door onze trekbeesten zeer afgemat waren, en dezen dag onbequaam om de groote hoogte, die voor ons lag, over te konnen trekken. Op deze onze rustplaats was uitnement schoon gras, en bevogtigt met verscheide snel uitspruitende fonteinen, gevende zeer zoet en aangenaam water, en het gebergte was overvloedig van brandhout voorzien. De Ed. Heer Commandeur deze namiddag den berg opwandelende, schoot onderweeg een klipspringer, de rheebeesten inGa naar margenoot+ Nederland zeer gelykende, doch valt veel kleinder, alsmede een haas, hebbende een smuil als een jakhals, en van staart als een vos, maar aangenaam van smaak en blank van vleesch.Ga naar voetnoot1) Onze gegiste cours en verheid N. ten O. 7 graaden Oostelyker 4¼ mylen, de gegiste breedte 31-23 min., en lengte van 38 graaden 30 min., goed weder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vertrokken wy van ons bovengedagt kampement, en stelden onzen cours N.O. ten N. 1/21Ga naar voetnoot1) myl, tegen een klipagtige hoogte, langs een berg, die met eenig geboomte bewassen was. Van daar naamen onzen cours O.N.O. 1/12 myl, toen N. ten W. ⅛ myl; toen N.N.O. ⅙ myl, al langs en onder gedagten berg. Boven op de hoogte komende, stelden wy onzen cours N.O. ten N. 1⅓ myl door een groote zandige vlakte, met allerhandige wilde ruigte bewassen. Dit gepasseert zynde, quamen aan het gebergte, waar agter een valey legt, genaamt deGa naar margenoot+ Hooge Boomenvaley, om dat in dezelve twee hooge boomen gevonden worden. Het voorsz gebergte was redelyk gemakkelyk om teGa naar margenoot+ beklimmen, maar zeer gevaarlyk om af te ryden, wegens de hoogeGa naar margenoot+ en steile klippen, daar wy, buiten gedagten, zonder schaade aan karren of wagens afraakten. In 't beklimmen en afgaan van 't voorsz gebergte waaren onze coursen O.N.O. ½ myl, Oost 8/12 myl, N.O. ⅛ myl, en N.N.W. ¼ myl, tot in de gedagte valey van de hooge Boomen.Ga naar margenoot+ Toen was onze cours N. ⅓ myl, en quamen aan de Olifantsrivier, alwaar de zelve haar met 2 armen strekte O.Z.O. en W.N.W. van daar N.N.O. ⅛ myl langs een bogt van de rivier. Toen weder N. ½ myl, tot op een hoek, alwaar wy van cours veranderden N.N.W. ½ myl tot aan de Doordrift, alwaar wy ons zelven ter nedersloegen, dewyl dit de plaats was, daar wy moesten overschepen. Deze rivier neemt haaren oorspronk uit het gebergte, dat wy Oostelyk van ons hadden, en loopt met veel bogten naar 't Westen, en komt alzoo eindelyk haar water in zee telossen. Zy heeft haaren naam van de Olifanten, die hier dikwils in groote menigte langs heenen gevondenGa naar margenoot+ worden. Zy is ook bewassen met geboomte, een soort, dat men in Holland wilgenhout noemt, als mede met doornboomen van ongemeene grootte, die vrugten dragen, gelykende de turkze boontjens; doch 't eenemaal wild, en onsmaakelyk. Deze onze rustplaats was overvloedig voorzien van gras. Onze gegiste cours en verheid was N.O. ten N. 2 graaden, Oostelyker 3⅓ mylen; de gegiste breedte 31-13 min., lengte van 38-38 min., de gemarcheerde weg 3 mylen 35 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 16 ditoSondag den 16 dito maakten wy preparatie, om onze bagagie over de Olifantsrivier te brengen; maar vermits het regenagtig weder kon zulks niet volbragt worden. Dierhalven wy genoodzaakt waren stilGa naar margenoot+ te blyven leggen. In deze rivier wort visch gevonden, gelykende zeer wel in gedaante den karper, en in smaak den zalm in Holland, zynde van groote, als een gemeene kabbeljaauw.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hier leggende, bevonden wy, dat de Olifants-rivier nog vermeerdert wort met een riviertje, 't welk zich landwaart in strekt Z.Z.O. en N.N.W., en, zoo wy van de Gregriqua's konden vernemen, zijnGa naar margenoot+ oorsprong nam uit het Hesiqua's gebergte, en wort langs heenen bewoont door meergenoemde Sonquas. Door onderzoeking en narigting bevinden wy, dat de voorsz Sonqua's zyn zoo veel als de armen in Europa, waar van yder natie van Hottentots de haare heeft, die van hen gebruikt worden, om kondschap te geven, wanneer zy eenige vremde natien gewaar worden. Zy rooven van hun eigenGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ Kraalen, in welkers dienst zy zyn niets ter wereld, maar wel van anderen, het zy by oorlog of by vrede, dewyl zy, gelyk bevoorensGa naar margenoot+ verhaalt is, niets hebben, als 't gene zy op den roof haalen.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 17 dito.Maandag den 17 dito. 's Morgens met het aanbreken van den dageraad, namen de Vrylieden, die ons tot dusverre met haare wagensGa naar margenoot+ geconvoyeert hadden, hun affscheid, en, op hun verzoek, gaf hen de Ed. Heer Commandeur verlof, om tot hunne behoefte te mogen schieten zeekoejen, elanden, en rhinocersGa naar voetnoot2), en vermits de geduurige regen, die tot den middag bleef aanhouden, konden wy onze bagagie dezen dag maar ten deelen overbrengen; hadden 's avonts de breedte van 31 .. 15 min., en de lengte van 38 .. 13 min., de verbeterde cours en verheid N.O. ten N. 6 graaden Oostelyker 3 8/3Ga naar voetnoot3) mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 18 dito.Dynsdag den 18 dito. Met mooi weder bragten wy onze resterende bagagie aan den overkant van de Olifants-rivier, vertrokken des namiddags ten 2 uuren van de Doordriften. Stelden onzen cours N.O. ten N. 1½ myl tegens een hoogte op, na het gebergte. Deze hoogte tot aan de bergen was schoone savelagtige grond. Van daar gingen wy N. ¼ myl tot in een laagte aan de rivier, alwaar wij weder kampeerden.Ga naar margenoot+ peerden. Het veld, daar wy stonden, was een knie hoog met gras en wilden haver bewassen. Dezen dag schoot een van ons volk een haas, de Europische zeer gelijk, behalve de lepels, die zoo groot waren als de ooren van een gemeenen ezel.Ga naar voetnoot4) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 19 dito.Woensdag den 19 dito. 's Morgens met mistig weder, vertrokken wy van onze rustplaats, en stelden onzen cours tegens een hoogte op N. aan ⅛ myl; van daar N. ten W. ¼ myl; toen N. ¼ myl, tot aan een spruitje, 't welk zyn water quam te lossen in de voorsz rivier. Van daar veranderden onzen cours N.O. ¼ myl; toen N.N.W. aan ¼ myl, met een bogt om de rivier. Passeerden nog een spruitje, als 't voornoemde. Wy waren alhier op een vlakte, die zich N. strekte ⅛ myl, de zelve was overvloedig, en zoo digt van wilden haver bewassen, dat men niet anders zoude geoordeelt hebben, of het was een Europiaansche bouwakker. Toen stelden wy onzen cours door een steenagtige kloof N. ten O. tegen een hoogte op ¼ myl; boven op was een vlakte, mede met schoon gras bewassen. Deze hoogte afgaande, stelden wy onzen cours N. ten W. ¼ myl door een kloofje; toen was onze cours N.N.O. 1/18 myl tegen een bergje op; van daarGa naar margenoot+ quamen wy in een laagte aan de rivier. N.W. ½ myl tot onder den Baviaansberg, alzoo genaamt om de Baviaanen, die zich in de spelonkenGa naar margenoot+ van dit gebergte onthouden.Ga naar voetnoot1) Alhier sloegen wy ons ter neder.Ga naar margenoot+ Deze rustplaats was een kleygrond, wel van gras en hout voorzien. Hier leggende, bevonden wy, dat haar in deze landstreek een menigteGa naar margenoot+ van quartels onthielden, van slaan, veeren, en grootte, de Europische t'eenemaal gelykende. De Hottentotten, welke wy by ons hadden, gingen daar op ter jagt, stellende haar zelven in een rei, yder met een kerriGa naar voetnoot2) in de hand, zynde een swaar wandelstokje, jagende het veld langs, en zoo ras zy een quartel opdoen, weten zy dezelve met een ongemeene groote vaardigheid in de vlugt te goyen; op de zelve wyze jagen zy patryzen, haazen, en allerlei klein wild. Ga naar margenoot+ Hier vonden wy een scorpioen, van groote als een Rhynkreeft in Europa, groen van couleur, en haare schaaren met lange hairen bewassen, gelykende zeer fenynig en vinnig. Dezen dag was onze gegiste cours en verheid N. 9 graaden Westelyker 3 mylen. De gegiste breedte 31-3 min., de lengte 38-35 min., bevonden breedte 31-1 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 20 dito.Donderdag den 20 dito. 's Morgens met mistig weder vertrokken wy van den Baviaansberg, stelden onzen cours N. ten W. ¼ myl, en overmits de menigvuldige heuvelen, die wy moesten passeren, waren wy genoodzaakt verscheide maalen van cours te veranderen, als W. ten N. ¼ myl, N.W. ten W. ⅓ myl, W. ¼ myl, en N. ⅔ myl. Ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dagte heuvelen waren zandige en ook klipagtige gronden, bewassen met ruigte en kreupelbosch. Hier beneden gekomen zynde, vonden wy buiten vermoeden een riviertje met aangenaam water, 't welk, ten zy met overgroote regentyden, t'eenemaal droog is, daar, er ter contrarie nu wel 3 voet water in was. Het is langs heenen meest met doorn geboomte, en den oever langs heenen met schoon gras bewassen.Ga naar margenoot+ 't Heeft zijn uitwatering in de Olifants-rivier, en strekt zich Z., Z.O. en N.N.W. marcherende langs 't zelve ontrent ¼ mijl Z.Z.O. om bequame plaats te vinden, dewyl wy genoodzaakt waren daar door te trekken. Hier over zynde, stelden wy onzen cours N.W. ten W. ⅓ myl tegen de hoogte opgaande. Van daar W. ten N. ⅔ myl. Toen N.W. ⅗ myl, over een vlakte, zynde meest kleygronden, en quamen zoo weder aan de Olifants-rivier, daar de zelve tusschen hooge en klipagtige heuvelen door stroomt, en haar Z.W. heenen strekt. Volgens onzen cours van deze plaats een zeer hooge zandberg opgegaan zynde, stelden wy onzen cours N.W. 1¼ myl, tot in een laagte, genaamt de Bakkelyplaats, hebbende aan de eene kant de rivier, enGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ aan de andere kant gebergte, waar in mineraal valt, daar wy onsGa naar margenoot+ nedersloegen. De zelve was maar redelyk van gras voorzien. Onze gegiste cours en verheid N.W. 8 graaden Westelyker 5½ mylen. De gegiste breedte 30-58 min., en de lengte van 38-14 min., de gemarcheerde weg 6 mylen 21 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 21 dito.Vrydag den 21 dito. Bleven wy nog op de rustplaats leggen, om het volck, dat afgemat was, wat te laaten bekomen, en alle, die zich eenigzins quaalyk bevoelden, te doen cureeren, gelyk men voor dezen op deze plaats gewoon is te doen; nademaal de Ed. Heer Commandeur berigt was, dat zich hier een kraal van Hottentots ophielt, zijnde de Gregriquas natie, wiert daar 3 man na toe gecommandeert,Ga naar margenoot+ om de zelve op te zoeken, en hen te bewegen, dat zy met hunne huisjens en vee by ons zouden komen; maar, daar komende, waren zy (Gregriqua's) dien avond te vooren vertrokken, uit vrees, dat men hun vee hen afnemen zoude, om dat zy tegens hunne Capiteinen, die van de E. Compagnie aangestelt waren, en deszelfs stok met een kopere knop, waarop des Compagnies merk staat,Ga naar voetnoot1) voeren, hadden opgestaan, en der zelver vee ontnomen; om dat dezelve geen vee | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
wilden ruilen; maar dat het uit vrees was, dat wy hun vee zouden nemen, bleek daar uit, dewyl zy zelve in getal ontrent de 30 persoonen met eenige schaapen dien eigen avont nog by ons quamen, na 't scheen, om te vernemen, of op hen iet quaads zou ondernomen worden; en dewyl zy niets konden bemerken, nademaal hen alle vriendschap betoont wiert met 't vereeren van tabak, en 't schenken van brandewyn, resolveerden zy dezen avont nog eenige van de hunnen heenen te zenden, om hunne vrouwen, huisjens, en vee herwaarts te haalen. Bevonden breedte 30 graaden 56 min. en lengte van 38-15 min., de gebeterde cours en verheid N.W. 4 graaden Westelyker 5¾ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 22 dito.Saterdag den 22 dito. Waren wy genoodzaakt nog hier te blyven,Ga naar margenoot+ dewyl wy de gedagte Kraal waren verwagtende, om eenig vee, als ook melk voor tabak te ruilen, die dezen namiddag voor een gedeelte alhier by ons quamen, en een Kraal maakten; waar op zy eerlang hun melk, en eenig vee by ons te verruilen bragten. Hier op onthaalden hen de Ed. Heer Commandeur met schaapenvleesch, en ryst, en beschonk hen met eenige brandewyn; waar mede zy hen den geheelen nacht vrolyk maakten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 23 dito.Ga naar margenoot+ Sondag den 23 dito. Stonden wy nog ter plaats voorsz., om dat zyGa naar margenoot+ ons daags te vooren verzogt hadden nog een dag hier te blyven, en beloofden nog eenig vee aan ons te verruilen, gelyk ook tegen den middag geschiede. Ga naar margenoot+ Ondertusschen tragtte de E. Heer Commandeur de questie van de voorgemelde Gregriquas, die voor een gedeelte alhier by malkanderen waren, by te leggen; 't welk, door veel onderrigting van den E. Heer Commandeur, hen zeer aangeraaden wiert, te weten, dat zulks te doen best was, dewyl zy een kleine natie waren, en oorlog onder malkanderen te voeren quaad was, en dat andere Hottentots hen des te gemakkelyker van hun vee konden berooven; waar op zy eindelyk beloofden, het vee, 't welk de Ed. Heer Commandeur tot meer voldoening stuk voor stuk met tabak nog betaalde, aan den voorgedagten Capitein weder te geven, en voorts vreedzaam met malkanderen te leven.Ga naar voetnoot1). Dezen namiddag ging de Ed. Commandeur na de gedagte Kraal; aldaar komende, slagteden zy een schaap tot een afscheidsmaaltydGa naar margenoot+ van een hunner Capiteinen, en baazen, die met ons mede zouden reizen. Dit slagten ging op deze navolgende wyze in zyn werk: voor | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
eerst leiden zy 't schaap op zijn rug neder, wanneer yemant van hen 't zelve levendig den buik opsnee, en zijn hand toen daarin stak, en haalde het ingewand daar uit, terwyl het schaap nog leefde. Daar na wiert het op een slordige manier het vel aan de eene zyde afgehaalt, en toen het vleesch van 't schouderblad afgevild, en de ribben aan de eene zyde van de ruggestreng afgebroken; toen de zelve een voor een uit het vleesch geschild, het welk zy aan de andere kant op de zelve wyze handelden. De reden, waarom zy het vee, dat door hen geslagt wort, den hals niet af snyden, is, om het bloed te hebben, dat zy schoon by een verzamelen, opkooken, en dan eeten; ja zelfs in tyden van hongersnood wort de huid mede voor hen gebraaden, en van hen gegeten, zoo dat van een geheel schaap niets weggeworpen wort, dan alleen de drek.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 24 dito.Maandag den 24 dito. Met regenagtig weder 's morgens ten 9½ uuren vertrokken wy van de Bakkelyplaats, en stelden onzen cours N.N.O. ⅓ myl, door een kloof tegen de hoogte op. Daar boven komende stelden wy onzen cours N. ten W. ⅔ myl, over een groote vlakte; de zelve over zynde, quamen wy aan een snel afloopend riviertje, daar by de voorige reizigers weinig of geen water in gevonden is, daar het jegenwoordig ter contrarie wel 3 voeten diep was;Ga naar margenoot+ doch brak water. Wy waren hier wel 2 uuren bezig om onze karren en wagens, 'er door te brengen, vermits de steile kanten aan wederzyden,Ga naar margenoot+ die wy genoodzaakt waren schuins af te graven. Dit riviertje strekte zich alhier O. en W. Hier van daan stelden wy onzen cours N. ¾ myl, alwaar wy ons ter neder sloegen, alzoo wy een kuil met water hier aantroffen, waarom wy hier genoodzaakt waren te blyven, nademaal wy anders nog in geen 6 of 7 mylen water zouden gevonden hebben. Het was hier, en al de weg, die wy gepasseert waren, sober van gras voorzien; zynde alle woest en wild land. Hadden hier ter zyden verscheide groote heuvelen, waar onder een met mineraal. Gegiste cours en verheid N. 3 graaden Westelyker 1½ myl; gegiste breedte 30-50 min., en lengte van 38-14 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 25 dito.Dynsdag den 25 dito. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wy van deze rustplaats, stelden onzen cours N. ten O. ⅖ myl, marcherende tusschen 2 bergjes door. Van daar N. aan 1/10 myl; toen veranderden wy onzen cours N.N.O. 1/10 myl, van daar N. 1/18 myl, en N.W. ten N. ⅕. De bergen tot hier toe aan weerzyden waren alle Mineraal-bergen,Ga naar margenoot+ houdende, zooals uiterlyk te zien was, koper en yzer. Waren alhier | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aan de kloof, die wy met veel omwegen moesten passeeren, als N.Ga naar margenoot+ 1⅕ myl, daar een plaats lag, genaamt de Hooge Kraal, alwaar wy Mineraal gevonden hebben, gelykende wel na die van de Amaquas. Toen N.W. ten N. ½ myl, en quamen weder aan een kloof, en stelden door de zelve onzen cours N. ten W. ⅓ myl; van daar N.N.W. 1/10 en N. ¼ myl. Wy veranderden onzen cours N.N.W. ⅓ myl; van daar N.W. ten N. ⅓ myl, en N.W. ten W. ¼ myl. Toen stelden wy onzen cours N.W. ten N. ⅙ myl, en N.N.W. ½ myl, alwaar wy quamen aan een gripGa naar voetnoot1) met goed water, daar wy ons ter neder sloegen. Deze plaats was van geen of weinig gras, maar wel van groene bosjens voorzien, daar het vee zich mede behelpen moest, en 't geen ons tot brandhout diende. De wegen, die wy dezen dag gemarcheert hadden, waren al tusschenGa naar margenoot+ en over hooge klip- en zandagtige bergen, alle wild en woest bewassen, op de welke veel wilde Paarden liepen, schynende van verre aschgraauw te zyn. De marsch viel ons dezen dag zeer swaar, alzoo byna tot den avond toe daar over bezig waren. Wy gaven dezeGa naar margenoot+ plaats den naam van Goede Hoop, omdat alhier by ons, en noit by anderen, water gevonden is, 't welk ons dede hoopen, dat wy in het wederkeeren hetzelve zouden vinden. De cours en verheid N.N.W. 4 graaden, Westelyker 5¼ myl. De breedte van 30 graaden 41 min.,Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ en de lengte van 38 graaden 3 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 26 dito.Ga naar margenoot+ Woensdag den 26 dito. 's Morgens ten 7½ uuren braken wy op, en stelden onzen cours N. ten W. ⅛ myl, totdat wy quamen in een laagte, genaamt de eerste Modderkuil. Vandaar stelden onzen cours N.W. ⅓ myl, tot aan de tweede Modderkuil. Zy worden alzoo genaamt, om dat by de voorige Reizigers aldaar anders geen water gevonden wiert, als in de zelve, 't welk daar toen zeer modderig en brak was. Van daar namen onzen cours N. ten W. ⅕ myl, toen regt N. ⅔ myl, N.N.W. ⅕ myl, N.W. ten N. ½ myl, en N. ten W. ½ myl, enGa naar margenoot+ quamen toen onder Meerhofs Kasteel, zynde een berg zoo genaamt na een persoon, die deze landstreek mede heeft bereisd. In de zelve is een groote spelonk, zynde poorts gewyze, door de natuur alzoo gemaakt. De Ed. Heer Commandeur klom boven op dezelve, en bevont, dat de berg zich wel 5 mylen in de lengte uitstrekte met een hoogeGa naar margenoot+ rug, hebbende aan de eene kant een gang van schoon wit albast, en aan de andere kant rood en wit marmersteen, bruin en wit, ook graauw en wit, als mede geheel witte. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Wy stelden ons zelven alhier ter neder, alzoo dezen dag een swaare en moejelyke marsch hebben gehad, ter oorzaak van verscheide zeer hooge bergen, en buiten vermoeden moerasagtige valeyen, die wy over- en doorgetrokken waren; 't welk onze beesten zeer afgemat had. Deze plaats was sober van gras voorzien, en over den grond in de laagte zeer steenagtig, maar bevogtigt met een klein loopend spruitje, dat by anderen noit, dan jegenwoordig alleen, gezien, en welk water eenigzins brak was; doch goed om te gebruiken; en nademaal hier geen geboomte is, waren wy genoodzaakt voor brandhout te gebruiken de ruigte en bosjes, gelyk wy voor dezen dag mede hadden gedaan. De gegiste cours en verheid N.N.W. 2¾ mylen, de gegiste breedte 30-31 min,, de lengte van 37-58 min., de gemarcheerde weg 3 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 27 dito.Donderdag den 27 dito. 's Morgens ten 8½ uuren met regenagtig weer vertrokken wy van Meerhofs Kasteel, en stelden onzen cours N.W. heen, door een kloof tusschen twee steenagtige heuvels. Met de zelve cours avanceerden wy na gissing 1⅔ myl, toen was onze cours N. ten W. ½ myl tot op een hoogte, daar wy genoodzaakt waren te blyven, vermits de moejelykesteenagtige als ook moerassige wegen, zoo wel op de heuvelen, als in de valeyen, daar de karren en wagens menigmaal in bleven steken; 't welk onze beesten 't eenemaalGa naar margenoot+ had afgemat, en waren dezen dag onvermogende verder teGa naar margenoot+ trekken. Deze plaats zoo wel, als die weg, die wy gepasseert waren, was sober van gras voorzien, maar bewassen met allerhande wilde onbruikbaare groente en bosjes. Alhier wiert door ons een klein riviertje gevonden, gelyk wy er ook verscheide gepasseert waren, doch al haar water eenigzins brak; 't welk men oordeelt te komen van de salpeteragtige gronden, en gebergten.Ga naar voetnoot1) Het land vertoont zich zelven anders niet als een woestyne, dewyl, waar na toe men zich keert, geen boom te zien nog te vinden is; ook wort het niet bewoont, als door Sonquas, die hetzelve doorloopen, en zich geneeren met het wild, 't welk hier zeer weinig gevonden wordt. Deze SonquasGa naar margenoot+ zyn in dienst, en worden gebruikt van de Amacquas, onder welke natie zy ook behooren.Ga naar voetnoot2) De gegiste cours en verheid N.W. 5½ graaden Noordelyker 2¼ mylen; gegiste breedte 30-26 min., en bevonden breedte 30-38 min., en de lengte van 37-51½ min., de gemarcheerde weg 2½ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
trokken wy van onze rustplaats, en stelden onzen cours N. ⅓ myl tegen de hoogte opgaande, en om de hoogtens te myden, hadden wy verscheide coursen, als N.W. ten N. ½ myl, N.W. 1/10 myl, N.N.W. ⅓ myl, N. ten W. 1/10 myl, en N.N.W. ⅕ myl, totdat wy quamen aan de laatste Modderkuil, alzoo genaamt, om voorverhaalde reden; en overmits dezelve t' eenemaal was toegegroeid, ordonneerde de Heer Commandeur, den zelven schoon te maaken, om op onze te rugkomst alhier water te vinden, alzoo hier anders geen water was, 't geen bequaam is te gebruiken, als alleen een klein gat onder een klip gelegen, 't geen nog eenigzins brak van smaak is, en weinig in quantiteit. 't Loopend water, dat hier ontrent gevonden wort, was zeer zout, en gaf een reuk als pekel van zich. Dit schoonmaaken verrigt zynde, stelden wy onzen cours N. ¾ myl tot op een groote vlakte, daar goed gevonden wiert ons ter neder te slaan, dewyl alhier redelyk goed water gevonden wiert; maar 't gras was alhier zeer sober. Onze gegiste cours en verheid was N.O. ten W. 5 graaden Westelyker 2⅓ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 29 dito.Saterdag den 29 dito. Vertrokken wy 's morgens ten 7 uuren van de bovengedagte, en stelden onzen cours N. ten W. ¼ myl, tegen de hoogte. Daar op zynde, stelden wy onzen cours N.N.W. 2¼ mylen,Ga naar margenoot+ en zagen toen voor ons uit een bergje, hebbende boven op de gedaanteGa naar margenoot+ van een tafel, als mede nog een menigte van bergen van een zeer ongemeene hoogte, en lieten 't zelve op onze regterhand leggen. Van onze rustplaats tot hier aan dezen berg was 't land meest zandig en vol kleine heuvelen, die wy moesten passeeren, het welke jegenwoordig doorslingert wort met een klein loopend riviertje, voorzien met redelyk goed water. Toen stelden wy onzen cours langs gedagten berg N.N.W. 1/10 myl, marcheerden zoo door een kloof van hooge zandige heuvelen, onzen cours N. 1 myl zynde, en quamenGa naar margenoot+ aan de rivier, genaamt de kleine Doorn-bosch rivier, om de doornboomen die langs de zelve hier en daar gevonden worden. De voorige Reizigers hebben hier geen, of zeer weinig water daar in gevonden, daar het nu in tegendeel op verscheide plaatzen wel 3 voeten diep was, en zeer hard afloopt. Hier van daan stelden wy onzen cours N. ten W. ⅓ myl langs gedagte rivier, over de voet van een zeer klippigen berg, bezet met eenige zeer weinige boomen, van waar wy door de rivier heenen marcheerden en ons zelven aan de overkant ter neder sloegen. Wy haddenGa naar margenoot+ dezen dag uitnement warm weêr, waar door wy schrikkelyk gequelt wierden van een soort van vliegen, blinden genaamt, van cou- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
leur geel en ook swart.Ga naar voetnoot1) Zy steeken met een angel, die zy aan de kop hebben, tot groote plaag van menschen en beesten, en die volgens onderrigting der Hottentots, zoo lang hier gevonden worden, tot dat er een soort van bloemen, de goudsbloemen in 't Vaderland zeer wel gelykende, begint te verwelken, wanneer die vliegen t'eenemaal verdwynen. Deze onze rustplaats was zeer sober van gras voorzien, maar meest bewassen met wilde ruigte, oneetbaar voor het vee. De gegiste cours en verheid N. ten W. 3 graaden Westelyker 3½ mylen; de gemarcheerde weg 3 mylen 56 min.; de gebeterde cours en verheid van den 28sten dito tot dato dezer N. ten W. 6 graaden, Westelyker 5⅓ mylen, de bevonden breedte van 30-5 min., en lengte van 37-39½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 30 dito.Sondag den 30 dito. 's Morgens ten 7 uuren met mooi weer vertrokken wy van de voorsz. rivier, en stelden onzen cours N.N.W. ¼ myl; van daar N.W. ⅕ myl tot op een hoogte; veranderden toen onzen cours, om een andere hoogte heen, W. ten N. ⅓ myl. Van daar N.W. ¼ myl tot over een hoogen heuvel, en stelden toen onzen cours N.N.W. 1/18 myl, en Westelyker 1/20 myl. Van daar N. ten W. 4/12 myl, tot op een zeer hoogen heuvel, daar wy de zee W.Z.W. van ons afGa naar margenoot+ zagen naar gissing 6 mylen. Van hier namen wy onzen cours N.N.W.Ga naar margenoot+ 1/10 myl, van daar N.W. ⅕ myl en W.N.W. ⅓ myl, alwaar wy aan een spruitje quamen, 't welk wy langs marcheerden en N.N.W. ⅓ myl, en door het zelve zynde, trokken jegens een hoogte op W. ten N. 1/10 myl. Van daar stelden onzen cours N. ten W. 1/20 myl, en N.W. ⅔ myl. Toen N.W. ten N. ⅓ myl; van daar N.N.W. 1/12 myl. Toen wederom N.W. ten N. ⅓ myl, en N.W. ⅓ myl, van daar marcheerden wy tegens de hoogte op, en stelden onzen cours N.N.W. ⅓ myl, met de welke wy op de hoogte quamen, en gingen van de zelve regt Noorden 1/18 myl tot aan de groote Doornboschrivier, alwaar wy ons ter nederGa naar margenoot+ stelden. De oorzaak van deze menigte coursen was 't hoog gebergte, over de welke wy onmogelijk konden komen, en dierhalven genoodzaakt waren alle klooven en laagtens te zoeken, die te bekomen waren. De gebergten en wegen, door ons dezen dag gepasseert, waren klip- en zandagtig, en met geen de allerminste boomgewassen. Deze onze rustplaats was weinig van gras voorzien; maar overvloedig van hout, 't welk hier langs gevonden wort. De gegiste cours en verheid N.W. ten N. 4 graaden, Noordelijk 4 mylen, geen hoogte bekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voorgedagte rivier, de welke wy doortrokken. Van daar N. ten O. ⅕ myl, alwaar wy de rivier weder door moesten trekken. Toen was onze cours N.O. ten N. ½ myl, alwaar wy ons genoodzaakt vonden gedagte rivier weer te passeeren. De oorzaaken van het dikmaals door deze rivier trekken, waren deze, voor eerst de groote klippen, waar mede zy aan weerzyden bezet was; en ten anderen, omdat de zelve slangs wyze tusschen de heuvelen doorvliet, als mede de menigvuldige spruitjens, die van 't gebergte hier inkomen, en alzoo de wegen diep en onbequaam maaken, om te bereizen, waar door verscheide van onze karren en wagens reddeloos zyn geworden, die met groote moeite nog zoo veel wierden gerepareert, dat zy ter naauwernood op een rustplaats quamen. Over dezen korten gemarcheerden weg waren wy van 's morgens vroeg tot naarmiddags ten 3 uuren doende, alwaar wy van de rivier af marcheerden, en de zelve ter regter hand van ons lieten leggen. Als wy onze reize wederom begonnen voort te zetten, was onze eerste cours N. ten O. ½ myl, van daar N. ½ mylGa naar margenoot+ tusschen het gebergte door; toen N.N.O. 1/6 myl, jegens en langs eenGa naar margenoot+ rug van een hoogen zandigen heuvel. Van daar stelden wy onzen cours N. ten W. 1/10 myl, en quamen weder aan de gedagte rivier; toen was onze cours regt N. 1 myl langs de zelve rivier, aan welke wy kampeerden. Hadden een hoogen spitzen berg N.N.O. van ons, leggende regt voor een kloof, die wy moesten passeeren. Het gebergte, dat wy dezen dag gezien hebben, en gepasseert waren, was meest ja byna geheel van massive klipsteen. De meergemelte DoornboschrivierGa naar margenoot+ wort alzoo genaamt, om de menigvuldige groote Doornboomen, die langs de zelve gevonden worden. Deze rivier, zoo men hier bevint, neemt zyn oorsprong uit het gebergte, dat wy N, van ons hadden, en wort vermeerdert met menigte van spruitjens, die langs heenen van het gebergte ter wederzyden daar in vloejen, en komt dan haar water in zee te loozen. De voorige Reizigers hebben in deze rivier geen water, als alleen in grippen en kuilen gevonden; daar de zelve nu integendeel zeer diep is, en snel afloopt. Hier leggende wierden wy in den avontstond een vuur gewaar, waar op de Ed. Heer Commandeur een sergeant met 10 man, en eenige van de by ons hebbende Hottentots, commandeerde, om te vernemen, wat zulks mogt beduiden, die, na dat hy ontrent 3 uuren had uit geweest, weer te rug quam, by hem hebbende een Amacquas Sonqua, en rapporteerde met eenen, dat hy wel 20 diergelyke SonquasGa naar margenoot+ by malkanderen gezien had, na de welke hy een van zyne Hottentots voor uit zont, om, volgens ordre van de Ed. Heer Comman- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
deur, aan hen te verzoeken, om by ons te komen, en hen te beloven, van hen geen quaad te zullen doen; maar zoo ras zy hem gewaar wierden, al schoon hy hen toeriep, dat zy zouden blyven staan, namen zy egter zeer verhaast de vlugt, en lieten al hun geweer van pyl, boog, en hazagaai agter. De sergeant, zulks ziende, volgde hen aanstonts agter na, en riep tegen zyn Hottentots, dat zy, zoo 't mogelyk was, een van de zelve zouden zien te krygen, die dan dezen voorgemelden agterhaalden, en tot hem bragten. De Ed. Heer Commandeur liet hem wel onthaalen, en met eenen ondervraagen, waarom zy wegvloden; maar dezen had de schrik zoodanig bevangen, dat hy in langen tyd niet een woord spreken konde, waarom hy dan dezen nacht by ons gehouden wiert. Dezen dag was onzen gegiste cours en verheid N. ten O. 2 mylen 45 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 2 dito.Dynsdag den 2 dito. Bleven wy hier leggen, om onze gebrokene wagens en karren wederom te herstellen, waar toe hier bequaameGa naar margenoot+ gelegenheid was, dewyl 't geboomte hier swaar genoeg viel, om assen,Ga naar margenoot+ tangen, disselboomen, en 't geen wy verder van nooden hadden,Ga naar margenoot+ te maaken, en ook wel, om tot timmeragie gebruikt te worden. De bovengedagte Sonqua, dien wy dezen nacht by ons hadden gehouden, zont de Ed. Heer Commandeur met een van onze Hottentots uit, om te zien, of hy zyne kameraaden, die den voorigen nacht gevlugt waren, konde vinden, en mede tot ons brengen, hem gevende eenige tabak, om aan hen te vereeren, ten teeken van vriendschap. Korten tijd na zyn vertrek zagen wy aan den overkant van de rivier drie vuuren branden, waarop onze Hottentots aanstonts met hunne pylen, boogen, en hazagaajen, los gingen, om te vernemen, wie aldaar mogte zijn. Zoo als zy tegen den berg opliepen, namen zy, die by het vuur waaren, namelyk 5 van de voornoemde Sonquas, de vlugt, doch eindelyk door het toeroepen van hen geen quaad te doen, bleven zy staan, en resolveerden tot ons te komen. Ondertusschen quamen zy, die wy te vooren hadden uitgezonden, wederom, by hen hebbende de resterende Sonquas. Zy waren alle zeer mager en tenger van gedaante, komende van den grooten honger en ongemakken, die zy lyden. Zy eeten niet anders, als bollen van de bloemen, die zyGa naar margenoot+ ajuintjes noemen;Ga naar voetnoot1) ook de schildpadden, en een zekere groote soort van rupzen, mitsgaders sprinkhaanen, die hier in menigte gevonden worden. De Ed. Heer Commandeur liet voor hen een schaap slagten, en 't zelve met ryst en brood koken, waar mede zy getracteert wierden; | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
't welk zy zoo gulzig opaten, dat het scheen of zy noit zouden verzadigt worden. Daar na beschonk hy hen met eenige brandewyn, waar mede zy zich vrolyk maakten, danzende, zingende, en schreeuwende op een zeer vreemde wyze, niet anders konnende afgebeeld worden, als een party hokkelingen, die eerst van stal komen.Ga naar voetnoot1) Het is buiten bedenken, en ook, volgens hun eigen bekentenis, de eenigste vrolyke dag geweest, die zy hun leven lang gehad hebben.Ga naar voetnoot2) Onze gegiste cours en verheid was van den 30sten September tot dato dezes N. ten O. 2¾ graaden Noordelyker 6 2/4 mylen. De gegiste breedte 29-41 min., en lengte van 37-51 min., de gebeterde cours en verheid N.N.O. 3 graaden, Noordelyker 4¼ mylen, behouden lengte van 37-51 min., en bevonden breedte van 29-49 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 3 dito.Woensdag den 3 dito. 's Morgens vertrokken wy van onze rustplaats,Ga naar margenoot+ die wy den naam gaven van Keert Weder, alzoo de voorigeGa naar margenoot+ Reizigers hier ontrent zyn weder teruggekeert, om dat de bergen, dieGa naar margenoot+ wy voor uit zagen, onbereisbaar zyn, en ten anderen, dewyl het pad hen onbekent was, daar hen deze Natie geen aanwyzing van wilde doen. Wy stelden onzen cours N.W. ten W. ⅕ myl door een kloof van hoog steenagtig gebergte, 't welk wy aan de eene zyde voor een gedeelte ommarcheerden N. ten W. ⅕ myl; vandaar N.W. ½ myl, tegen een zeer hoog gebergte opgaande, zynde zeer klippig, en tusschen de zelve enkele moerassen, daar karren en wagens geduurig tot aan de assen toe inzakten. Boven op den berg zynde, was onze cours N. ⅛ myl, en N.W. ten N. 1/16 myl, in 't afgaan van denzelven N. ten W. 1/12 myl, en W.N.W. ½ myl, tot in een laagte, die mede eenigzins moeraszig was. Wy vonden ons genoodzaakt alhier te kampeeren, voor eerst, om dat alhier goed water, en redelyk gras, ten anderen, om dat het al 4 uuren in de namiddag was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze bergen, die wy over gemarcheert waren, zyn hier en daar bewassen met aloëboomen, en zoo ons de Sonquas onderrigtten,Ga naar margenoot+ waren de meeste bergen alhier met diergelyke boomen bezet. Zommigen zyn van stam wel 15 of 16 voeten hoog, ook minder en meerder. Terwyl wy nog op de marsch waren, quamen de voorgedagte Sonquas, die dezen morgen van ons gescheiden waren, met hunne vrouwen en kinderen weder by ons. De Ed. Heer Commandeur liet hen, gelyk hy den voorigen nacht gedaan had, wel onthaalen, waarom door hen niet minder wiert gezongen, en geschreeuwt, als voorleden. Onze gegiste cours en verheid N.W. 5 graaden Noordelyker 1¾ myl. De gegiste breedte 29-42 min., en lengte van 37-48 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 4 dito.Donderdag den 4 dito. 's Morgens ten 7½ uuren vertrokken wy van de bovenstaande plaats, en stelden onze cours regt N. 1 myl, tot op een hoogte, alwaar wy ons ter neder sloegen. Deze plaats was van gras, alsmede van goed water, wel voorzien. Wy bleven hier leggen, om dat ons van de Sonquas berigt was, dat hier ontrent eenige Kraalen van de Amacquas waren. De Ed. Heer Commandeur zont aanstonts 4 van onze byhebbende Hottentots uit, om die Kraalen op te zoeken, hen medegevende tabak, en pypen, om aan de Capiteinen van de gedagte Kraalen te vereeren, en met eenen hen te verzoeken, om by ons te komen. Tegen den avont quamen eenige Amacquas,Ga naar margenoot+ onder welke mede een zoon van eenen Capitein Nonce was, by ons, wiens Kraal, zoo zy zeiden, digt by ons lag, en dat nog 5 andereGa naar margenoot+ Kraalen van verscheide Capitcinen by malkanderen dieper landwaartGa naar margenoot+ in lagen, die voorgegeven hadden, om ons, wanneer wy in hun land quamen, aan te tasten, en ons al ons vee af te nemen. De Ed. Heer Commandeur onthaalde deze Amacquas geheel beleeft, hen tracteerende met brandewyn, tabak, en spys, daarmede zy den ganschen nacht optrokken. Onze cours en verheid was N. 1 myl, de gegiste breedte 29-36 min., en de lengte van 37-41 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 5 dito.Vrydag den 5 dito. Bleven wy alhier leggen, om onze uitgezondene Hottentots in te wagten. Ook vertrokken de voornoemde Amacquas weder te rug na hunne Kraal. Op den agtermiddag quam de CapiteinGa naar margenoot+ Nonce zelf by ons, by hem hebbende een groote party van zyne oppassers, alsmede verscheide van hunne wyven en kinderen. Hy zelf, rydende op een draag-os, had nog by zich 11 melkgevende koejen, en 1 os, welke zyne bagagie voerde. Hy trad dan by den Ed. Heer Commandeur in de tent, hem willende vereeren een schaap, met een kan melk; waarop de Ed. Heer Commandeur hem vraagde, of | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hy genegen was te ruilen; hy antwoorde geen vee te hebben, en een armen Duivel te zyn, waarop de Ed. Heer hem antwoorde, dat hy zyn schaap en melk dan houden zoude; dat onze Natie van die natuure was, dat zy van geen armen iets nam, maar wel gaven, en dat hy hem dierhalven onthaalen źou met zyn eigen schaapen; op welk antwoord hy geheel verzet stont, niet wetende wat te maaken, liet hy aanstonts 6 schaapen voor de tent brengen, om die te vereeren, 't welk hem mede afgeslagen wiert. Hy dan verzoekende, dat de Heer Commandeur dezelve zoudeGa naar margenoot+ aannemen, daar by zeggende, dat hy vee overvloedig had om te verruilen, en dat hy niet van die gene was, die hadden willen oorlog voeren, evenwel daar by voegende, dat hy hier Meester was, en de Heer Commandeur aan de Kaap; waar op dan aanstonts de mine wiert gemaakt om op te breken, met bedreiging van na zyn Kraal te marcheeren, en te zien, wie Meester zoude wezen, hy ofte wy; van welke woorden hy geheel verbaast wiert, en veel beleefder begon te spreken, en zeide, dat de andere Capiteinen zulks hadden gezegt; maar hy niet. Hy zont zyn zoon na de Kraal, om die te doen opbreeken, en daar mede by ons te komen leggen. De Ed. Heer Commandeur liet hem en haar alle tracteeren, met welk tractement zy wel in hun schik waren, en toonden groote genegenheid voor ons te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 6 dito.Ga naar margenoot+ Saterdag den 6 dito. Quam de zoon van gedagten Capitein NonceGa naar margenoot+ weer by ons, voorgevende, dat de Kraal, waar hy na toe geweest was, om die te haalen, niet kon komen, ter oorzaak van de groote moerassen, die onderweeg waren, strydende 't eenemaal tegen de reden, daags te vooren door hem gevoert, zeggende het zelve een zeer bequamen weg te zyn, om 'er voor ons met karren en wagens door te komen; uit welke reden men kon merken, dat hy schelm-stukken met ons voor hadde, te meer, om dat hy de voorige Reizigers met verscheide quaade bejegeningen had onthaalt. Deze wort in de wandelingGa naar margenoot+ Jonker genaamt. Hy toonde met alle zyne daaden geen het minste ontzag voor zyn vader te hebben, dewelke moest swygen, wanneerhy begon te spreken. De Ed. Heer Commandeur hier op lettende, beval hem te swygen, en zyn vader te laaten spreken. Waar op hy antwoordde, dat hy Capitein was, maar zyn vader niet. Door deze, en meer quaade streeken, die wy aan hem bemerkten, liet hem de Ed. Heer Commandeur, beneffens nog een van de zelve Kraal, die zy Rabi noemden, zynde mede een van de voornaamste belhamels, in arrest nemen. Ook wiert met eenen goedgevonden, om des anderen daags 1 sergeant met 20 man na de Kraal te zenden, om te zien, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
of zy met goedheid by ons wilden komen, om, by weigering, de zelve met geweld te dwingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 7 dito.Sondag den 7 dito. 's Morgens met het aanbreeken van den dageraad vertrok de gedagte sergeant met zyn manschap, om de Kraal op te zoeken, die 's namiddags met de zelve weder terug quam, zynde wel voorzien van melkbeesten; doch niet meer als redelyk van ossen en schaapen. De sergeant rapporteerde, als hy by de Kraal quam, dat veel van de zelve de vlugt namen, waar op hy haar door zyn byhebbende Hottentots dede zeggen, dat hen geen quaad zoude geschieden, zoo zy goedwillig medegingen; ondertusschen zich meester maakende van al hun geweer. Zy, zich dan overmeestert ziende, braken hunne Kraal op, om mede te marcheeren, en verzekerden zulks waar te zyn, dat de wegen t' eenemaal onbruikbaar waren, om met wagens of karren 'er door te komen; waarom zy genoodzaakt waren geweest verscheide draagossen, die met hun Kraalsgoed beladen waren, te ontpakken. De Ed. Heer Commandeur dede den voorgedagten Jonker weder by hem in de tent brengen, vraagende, wat reden hy had, om aan ons een verkeert pad te wyzen. Hy ontkende het zelve oit gezegt te hebben, daar zyn volk in tegendeel 't in zyn bywezen bekende, enGa naar margenoot+ leiden hem met eenen te last, dat hy niet in de Kraal was gekomen,Ga naar margenoot+ om die te haalen; maar last gegeven had, dat zy preparatie zouden maaken, om weg te trekken. Ook dat hy eenige van zyn volk na de andere Kraalen gezonden had, om de zelve te bewegen, dat zy niet zouden opbreken, om by ons te komen, alzoo hy voorgaf wel te weten, dat wy niet goeds met hen voor hadden. Hier uit bleek klaarlyk, dat hy voorgenomen had, ons te misleiden, en op te houden, waar op hy dan met swaare bedreiging van straffe nog vast gehouden wiert, en zyn vader integendeel aan het volk van de Kraal voorgestelt, dat zyGa naar margenoot+ den zelven weder voor hunnen Capitein zouden erkennen, en niemant anders, daar zy, zoo 't scheen, niet wel toe konden verstaan; maar eindelyk met dreigementen er toe gedwongen wierden om zulks nog te doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 8 dito.Maandag den 8 dito. Waren wy genoodzaakt alhier nog te blyven leggen, omdat onze uitgezonden Hottentots niet weder quamen, die wy genoodzaakt waren in te wagten, omdat zy bescheiden waren op deze plaats weder by ons te komen. Ondertusschen quam de gedagte Capitein Nonce met beesten, schaapen en melk, om 't zelve aan ons te verruilen. Zont mede twee van Kraalsvolk uit, om te vernemen, waar de andere Capiteinen zoo lang mogten blyven, en met eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
doende zeggen, dat hen niets quaads was wedervaaren, dierhalve zy vry en onbevreest tot ons mogten komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 9 dito.Dynsdag den 9 dito. Quam Capitein Nonce weder met vee en melk,Ga naar margenoot+ om te verruilen, schynende geheel wel in zijn schik te zyn. Tegens den avont quamen onze uitgezondene Hottentots weder terug, medebrengende 5 Capiteinen, met namen Oedeson, Harramoe, Otwa, Haby, en Ace, de welke op hunne manier den Ed. Heer Commandeur verwelkomden, toonende groote blydschap over zyn komst, inzonderheid Capitein Oedeson, die den Ed. Heer Commandeur verscheide maalen over 't lyf streelde, hem kloppende op de schouderen, en wyzende op zyn borst, daar mede hy wilde betuigen het goed hart, dat hy voor hem hadde. Terwijl nu de Capiteinen by malkanderen waren, wierden de quaade stukken van den voornoemden Jonker en Rabi bekent gemaakt, en hen afgevraagt, wat straffen zy oordeelden verdient te hebben; waarover zy een langen tyd met malkanderen beraadslaagden, eyndelyk verzoekende, dat hy (Jonker) voor deze reize mogt vrygesproken worden, en dat zy hem in 't bywezenGa naar margenoot+ van den Ed. Heer Commandeur een reglement zouden voorstellen,Ga naar margenoot+ waarna hy hem wyders zou hebben te dragen; 't welk op hunGa naar margenoot+ verzoek wiert toegestaan, hem dan aanzeggende, dat hy den naam van Capitein niet meer zoude voeren; maar te vrede zou wezen met enkel soldaat te zyn. Ook dat hy tegen de Compagnie geen quaad meer ondernemen zoude, als mede, dat hy zyn vader als Capitein zoude erkennen, en aan hem zyn schuldige eerbied geven, en zoo hy iets van 't zelve mogt komen te overtreden, dat zy Capiteinen met malkanderen zouden zaamenspannen, en hem zonder genade met de dood straffen;Ga naar voetnoot1) al hetwelke zy beloofden te agtervolgen; waar op hy dan ontslagen wiert. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 10 dito.Woensdag den 10 dito. Bleven wy nog alhier leggen, om de gedagte Capiteinen wyder aangaande hun land, en costumen van 't zelve te ondervraagen, ende met eenen resolutie te nemen, op wat plaats zy met hunne Kraalen by ons zouden komen leggen, om vee van hen te konnen ruilen, mitsgaders om een verder contract, ofte vrede met hen te maaken, waartoe zy een plaats aanwezen, en beloofden zelf met ons derwaarts te gaan. Den tweeden Gedetineerden, met naame Rabi, lieten zy mede voorGa naar margenoot+ hen komen, en na hem langen tyd ondervraagt te hebben, condemneerden zy denzelven, om met eenige slagen voor 't gat geëxecuteert te worden; en zoo hy zich zelven met diergelyke quaade voornemens weder quam te behelpen, dat zy hem dan straffen zouden, gelyk zy aan Jonker voorgestelt hadden. Door veel voorbeden van anderen wiert hy nog van zyne gecondemneerde straffe ontslagen, onder belofte van beterschap. Zyne voorbidders vereerde hy, tot dankbaarheid een schoone melkkoe. De Ed. Heer Commandeur liet de Capiteinen, nevens hunne vrouwen, om de zelve meer en meer tot ons te trekken, wel met spys, sterken drank, en tabak onthaalen, met welk onthaal men werkelyk kon bespeuren, dat zy vrypostiger in 't antwoorden op 't gene hen gevraagt wiert, begonnen te worden; inzonderheid toen zy bemerkten, dat op hen niet quaads gemunt was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
weinig ongemak opquamen. Boven gekomen zynde, bevonden deze bergen heel vlak te wezen, en wy marcheerden nog N.N.O. aan, te zaamen 1½ myl, tot dat wy het gebergte, daar de Vaandrig Olof BergGa naar margenoot+ in 't jaar 1683 wederom moest keeren,Ga naar voetnoot1) regt af en aan 1 of 2 mylenGa naar margenoot+ van ons hadden, welke bergen ongelooflyk hoog, en niet anders als massive steile klippen zyn, en na allen oogenschijn onbeklimbaar. Van daar stelden wy onzen cours regt N. ½ myl, alwaar wy ons genoodzaakt vonden ons neder te slaan, omdat wy op de vlakte van 't gebergte tot deze onze rustplaats toe niet anders hebben gehad als enkel moeras, daar de beesten, karren, en wagens, gestadig in bleven steeken, en verscheide maalen andere beesten in 't jok moesten inspannen, 't welk de menschen en 't vee zoodanig had afgemat, dat zy scheenen als kragteloos te zyn. Dat nu op en tusschen dit gebergte de wegen zoo onbruikbaar waren, komt daar van daan, dat de gronden vol klippen, en tusschen de zelve veel zand is, 't welk door den swaaren regen in de voorleden quaade moesson gevallen, nu de zelve tot moerassen gemaakt heeft, en dewyl het water door deze steenagtige gronden niet kan doordringen, maar alleen door kragt van de zon moet opgedroogt worden, zoo veroorzaakt zulks hier langen tyd onbruikbaare wegen, en, gelyk de Amacquas ons alhier onderrigteden, is deze voorleden regentyd de eenigste geweest, die dit land in 4 jaaren bevogtigt heeft. Deze onze rustplaats was tamelyk voorzien van gras en water, en brandhout was doorngeboomte, dat hier langs een klein spruitje gevonden wiert. Onzen gegiste cours en verheid N. ten O. 6 graaden Oostelyker 2 mylen, de gegiste breedte van 29-32 min., en lengte van 37-49 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 12 dito.Vrydag den 12 dito. Resolveerde de Ed. Heer Commandeur hier te blyven liggen, om dat wy diergelyke swaare en diepe wegen vermoedende waren, waarom wy niet zonder de zelve alvoorens te laaten bezigtigen, derfden voort marcheeren; weshalven een sergeant met 6 man wiert gecommandeert, om daar na onderzoek te doen, welke op den namiddag weder te rug quam, en berigtte, dat de wegen vry beter waren, als die wy den voorigen dag gehad hadden, hebbende alleenlyk maar hier en daar een laagte gevonden, die moerassig was. Het weer was dezen dag gansch mistig en dyzig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 15 dito.Saterdag den 15 dito.Ga naar voetnoot2) 's Morgens ten 6½ uuren, met dyzig weer braken wy op, en stelden onzen cours N.N.W. ¼ myl tot aan een rug van een berg, de welke wy ommarcheerden, en namen onzen cours | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
W.N.W. ⅛ myl. Van daar N.N.O. een zeer hooge kloof in tusschenGa naar margenoot+ twee hooge steenagtige bergen, waar onder langs liepen verscheideGa naar margenoot+ spruitjens, met zeer aangenaam zoet water. Deze kloof was lang 1 myl, in 't opgaan vol losse afgerolde steenen. Van de zelve veranderden wy onzen cours N. ten O. ¾ myl, totdat wy quamen aan een riviertje, 't welk wy doormarcheerden, en bleven aan het zelve leggen. Deze plaats was een zeer vermaakelyke vlakte, rondom bezet met lage heuvelen, van gras, hout, en water wel voorzien. Quamen hier op ten een uur. De weg, welken wy gemarcheert hadden, was hard, behalven hier en daar een weinig moerassig, de welke wy zonder tegenspoed doorquamen. Tegen den avont quamen drie Kraalen aan den overkant van de rivier by ons leggen, om eenig vee en melk aanGa naar margenoot+ ons te verruilen. Dezen dag was onzen gegiste cours en verheid N.N.O. 4 graaden Noordelyker 1¾ myl; de gegiste breedte 29-28 min., en de lengte van 37-52 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 14 dito.Sondag den 14 dito. Bleven alhier leggen, om, gelyk als vooren verhaalt is, met de Amacquas verder te handelen, 't welk een goed einde met deze naarvolgende stipulatie, en dit beding, quam te nemen. Dat wy voor eeuwig en altoos met malkanderen in een goede enGa naar margenoot+ heilzaame vrede zouden leven. Dat zy (Amacquas) onder malkanderen geen oorlog meer zouden voeren, en zoo zulks by yemant overtreden wiert, dat alsdan de E. Compagnie, die zy oordeelen zullen gelyk te hebben, gehouden zal zyn te assisteeren, en de behulpzaame hand te bieden. Als mede, dat de Ed. Heer Commandeur aan de Kaapze Hottentotten, Hesiqua's, Gregriquaas, als anderen, die onder des E. Compagnie district behooren, zal doen waar schouwen, ende bekentmaaken, dat deze vrede alhier gesloten is, en hen wyders te ver bieden iets vyandigs op hen te ondernemen, op dat zy vry en liber aan de Kaap de Goede Hoop met de E. Compagnie zouden mogen komen handelen. Aangaande den koperberg, is met hen niets gecontracteert, om dat wy nog niet wisten, hoe 't aldaar met de zelve en 't zoeken van een baai geschaapen stont, dierhalven 't uitgestelt is, tot wy 't zelve nader zullen onderzogt hebben. De Capitein Oedeson is de gene, welken de koperberg van regtswegenGa naar margenoot+ toekomt. De zelve zal ons daar na toe convoyeeren, en van alles regte en pertinente aanwyzing doen. Deze Amacquas hadden eenige gom, komende uit 't geboomte, als mede eenig glinsterentGa naar margenoot+ zand, 't welk wy oordeelden en vaststelden mineraal te zyn. Zy verklaarden eenpaarig, zoowel de Capiteinen, als 't gemeene volk, dat zy | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 't zelve haalden van een rivier, by hen Tyen genaamt. Deze rivierGa naar margenoot+ zou, volgens hun zeggen, na de zeekant toe zeer diep zyn, en ongemeen snel afloopen. Van den koperberg af zou men de zelve in 10Ga naar margenoot+ dagen konnen bereizen, en zy legt, na onze gissing, op de zelve breedte als de rivier Vigiti Magni, of Agoa das VoltasGa naar voetnoot1) De zelve wort langs heenen tot aan de zeestrand toe door Amacquas bewoont. Zy zeggen, dat het voor ons met karren en wagens na de zelve onmogelyk te bereizen is, 't welk als wanneer van 't gedagte Mineraal een proef zal gemaakt zyn, nader zullen tenteeren. Ga naar margenoot+ Terwyl het van daag de geboortedag was van den E. Heer Commandeur, schoten wy, t'zyner eere, 3 charges, yder agtervolgt wordende met een kanonschoot. De Amacquas, zulks gewaar wordende, quamen den Ed. Heer Commandeur met een muzyk vereeren, 'tGa naar margenoot+ welk bestont in lange holle rieten, daar zy yder met een byzonderen toon op weten te blaazen, het geen een groote en swaare galm van zich geeft, nergens beter by te vergelyken zynde, als by 't geluid van een orgel. Zy stonden alle in 't rond, zynde wel 20 in getal, en in 't midden van hen een, hebbende in de hand een lang dun stokje. Deze zong voor, en sloeg de maat, op 't welke zy allen net wisten te spelen. Zy sprongen allen in 't rond, hebbende de eene hand aan 't oor, en met de andere houden zy 't riet aan den mond. Rondom deze speellieden waren mannen en vrouwen, de welke op dit geluid danzen, vermeerderende het zelve met in de handen te klappen, 't welk alles zeer ordentelyk, naar dat zy wilde menschen zyn, toeging. Dit spel duurde den ganschen dag. De Ed. Heer Commandeur liet ondertusschen een os slagten om de Capiteinen, musicanten, en danszers te onthaalen, gelyk na 't eindigen van deze Comoedie ook geschiede, gevende hen eenige arak, met welke zy zich verder lustig maakten, en weder na hun Kraal vertrokken. Dezen dag hadden zy mede verscheide soorten van vee verruilt, en tegen den avont quam nog een Kraal by ons leggen, de welke, als ook die by ons lag, met hunne melk tot ons quamen, om tabak daarvoor te erlangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 15 dito.Maandag den 15 dito. Bleven wy als nog hier leggen, om te zien,Ga naar margenoot+ of wy van de Kraal, die laatst by ons gekomen was, nog iets konden ruilen. Middelerwyl quam nog een Kraal hier, die dezen dag mede eenig vee aan ons verruilde. Wy begonnen op den agtermiddag preparatie te maken, om des anderen daags vroeg te marcheeren. Tegen den avont quamen de Amacquas Capiteinen weder, gevolgt wordendeGa naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van de gedagte musicanten, om hun affscheid van den Ed. Heer CommandeurGa naar margenoot+ te nemen, en resolveerden 2 Capiteinen met ons mede teGa naar margenoot+ gaan, om van alles aanwyzing te doen, met naamen, Oedeson en Haby. De Ed. Heer Commandeur vereerde aan hen 3 schaapen en eenige flessen arak, daar zy, en de musicanten, nevens het gansche Kraalsvolk, den geheelen nacht over mede gastereerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 16 dito.Dynsdag den 16 dito. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wy van deze rustplaats, zynde dyzig weder, en stelden onzen cours N. 1½ myl, tot dat wy quamen aan een kloof, die wy in marcheerden, en stelden toen onzen cours N. ten O. ⅔ myl, tot aan den hoogen steenagtigen berg. In 't afgaan namen cours N. ten W. ½ myl, langs een riviertje, aan 't welke wy bleven leggen; hadden aan weerzyden van ons, en waar men heenen zag, niet anders, als ongeloofelyke hooge klippige bergen. De weg, door ons gemarcheert, was redelyk, meest zandig en kleiagtig, bewassen met wilde ruigte. Op den agtermiddag ging onzeGa naar margenoot+ stuurman boven op 't gedagte gebergte, en zag aldaar de zee, in 't W., naar gissing, ontrent 12 of 13 mylen van ons. Het voorsz. riviertje had zeer zoet water, zynde daar langs bewassen met klein doorngeboomte,Ga naar margenoot+ en goed gras. Wy bleven hier leggen, om dat de Amacquas Capiteins ons berigtten, dat, zoo wy verder marcheerden, wy geen gras of water bekomen zouden, en dat boven dien de weg vol losse steenen lag, waarom by ons geresolveert wiert, hier te blyven leggen. Onze gegiste cours en verheid was N. 2¾ mylen. De gegiste breedte 29-19 min., de lengte van 37 graaden 50 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 17 dito.Woensdag den 17 dito. 's Morgens ten 6½ uuren met mooi weder vertrokken wy van onze rustplaats, en stelden onzen cours langs bovengedagte rivier N.t.O. 1½ myl tot aan een zeer hooge kloof, en marcheerden de zelve door, nemende de cours N.O. ten N. ½ myl. Deze kloof was naauw van doortogt, en lag vol groote, losse klippen, daar wy, naar veel moeite, opquamen tot aan den rug van een anderen hoogen berg, daar hem deze kloof strekte N.O. In 't afgaan hadden wy den zelven cours ½ myl, en was veel moejelyker als die in 't opgaan geweest was, door dien de passagie naauwer en de losse klippen menigvuldiger en grooter waren, 't welk oorzaak gaf, dat verscheide karren en wagens 't onderste boven raakten, en ontramponeert wierden, waarom wy genoodzaakt waren beneden aan een klein loopend riviertje, zynde brakagtig water, ons ter neder te slaan. Deze plaatsGa naar margenoot+ was van gras, als mede van kleine doornboomen, tamelyk voorzien. Wy lagen alhier rondom besloten in zeer hooge steene bergen, dieGa naar margenoot+ op veel plaatzen bewassen zyn met tweederlei soort van Aloëboo-Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
men. Eenige hebben dikke en redelyke hooge stammen, boven met een kroon van veel takken. De anderen zyn van de grond af tot boven toe met bladen bewassen, van lengte 7 of 8 voeten zonder takken. Onze gegiste cours en verheid N.N.O. 4 graaden Oostelyker 2½ mylen. De gegiste breedte 29-10 min., en lengte van 37-36 min., bevonden breedte van 29-12 min.; gebeterde cours en verheid N.N.O. 6 graaden Oostelyker 2¼ mylen; de gebeterde cours en verheid zedert den 11den dito N. ten O. 3 graaden Oostelyker 6⅔ mylen; behoudende de lengte van 37-56 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 18 dito.Donderdag den 18 dito. 's Morgens met mooi weder vertrokken wy van deze rustplaats, en stelden onzen cours om de Oost, te weten O.N.O. 1/18 myl; van daar jegens een kloof op N. ten O. 1/10 myl. Toen marcheerden wy een bogt om, en stelden onzen cours N. ten W. 1/20 myl. In 't afgaan van deze kloof was onze cours nog N. ten W. ½ myl; van daar N. ¼ myl, alwaar wy quamen aan een hoek van het gebergte met groote losse klippen bezet. Toen namen wy onzen cours N.N.O. ⅙ myl tot beneden aan een rivier, alwaar wy genoodzaakt waren ons ter neder te slaan, om dat wy verscheide van onze karren en wagens, die op den voorgaanden dag krakken hadden gekregen, en alhier op deze klippen in stukken braken, moesten herstellen,Ga naar margenoot+ waar toe wy hier goede gelegenheid hadden, om dat deze rivier aan weerzyden met tweederhande soorten van boomen bezet was, te weten, doorn- en cypresboomen, en wel 20 roeden breed; doch zeer ondiep, en 't water eenigzins brak. Deze plaats was van gras redelyk voorzien. Onze gegiste cours en verheid N. ten O. ⅝ myl; de gegiste breedte van 29-9 min., en lengte van 37-57 min., bevonden breedte van 29-10 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 19 dito.Vrydag den 19 dito. 's Morgens ten 6½ uuren met mooi weder vertrokken wy van deze rustplaats, en stelden onzen cours langs de bovengedagte rivier W. ten N. ⅛ myl, daar wy de zelve doortrokken, tegen een hoogte op, die zich strekte N. ten W. ¼ myl; van daar veranderden onzen cours en gingen tusschen het gebergte door N.N.O. ¼ myl. Van daar om een bogt gegaan zynde, stelden onzen cours regt N. aan ⅔ myl; van daar N. ten O. ⅖ myl tot in een laagte, Van daar marcheerden wy door een kloof van tamelyke hoogte, alwaar wyGa naar margenoot+ onze karren en wagens, zonder beschadigt te worden, opkregen. DezeGa naar margenoot+ hoogte strekte zich N. ten W. ¼ myl. Van daar in 't afgaan namen wy onzen cours regt ⅕ myl tot in een laagte, die geheel vlak was, en strekte zich om de Oost. Alhier waren wy genoodzaakt te blyven, dewyl ons onderregt wiert, dat wy dezen dag geen water konden be- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
reizen. De wegen, by ons gepasseert, waren niet anders als zand en keyagtige gronden, doorsneden met verscheide kleine rivierkens, de welke tegenwoordig al t' eenemaal droog waren. Deze onze rustplaats was van gras, water, en hout, sober voorzien. De gegiste cours en verheid N. ten W. 2½ mylen; de gegiste breedte 29-0 min., en lengte van 37-56 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 20 dito.Saterdag den 20 dito. 's Morgens ten 6½ uuren vertrokken wy van deze rustplaats, en stelden onzen cours regt N. ⅖ myl. Van daar N. ten O. 1/10 myl; toen om een hoogte heenen N.O. 1/10 myl, en vandaar om het hoog gebergte te myden stelden wy onzen cours O. 1/20 myl tot regt voor een kloof, die wy meenden door te marcheeren; doch bevonden zulks onmogelyk, vermits de menigvuldige klippen, die los tegen het steil gebergte aanlagen, en dierhalven waren wy genoodzaakt te rug te keeren, en namen onzen cours W. 1/20 myl tot digt onder een hoogen berg, die wy langs gingen W.N.W. 1/16 myl;Ga naar margenoot+ aldaar vonden wy een fontein, die, zoo ons de Amacquas onderrigteden, het gansch jaar door water geeft. Van daar behielden wy nog denzelven cours 1/10 myl, tot voor een vlakte die wy overtrokken N. ten O. ⅓ myl. Van daar regt N. ¼ myl tot aan eenige klipagtige heuvelen, die wy genoodzaakt waren te myden, en stelden onzen cours N. ten W. ¼ myl; van daar regt N. ½ myl, tot aan een riviertje, daar wy ons nedersloegen. De weg, by ons gemarcheert, was van grond als de voorige. Hout en gras was hier sober; maar water jegenwoordig redelyk genoeg te vinden. Gegiste cours en verheid N. 4 graaden, Oostelyker 2 mylen; de gegiste breedte 28-52 min., en lengte van 37-57 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 21 dito.Sondag den 21 dito. 's Morgens ten 5½ uuren braken wy op van deze plaats, stellende onzen cours van daar om de O. tegen een hoogte O.N.O. ½ myl. Van daar veranderden wy onzen cours, en marcheerden O.Z.O. 1/16 myl; van daar O.N.O 1/20 myl, toen O. ten Z. ¼ myl. Van daar marcheerden wy een vlakte over, onzen cours Z. ⅕ myl;Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ van daar O. ten N. ⅔ myl, alwaar wy quamen aan een zeer hoogenGa naar margenoot+ en grooten berg, zynde een enkele klip en, zoo ons de Amacquas berigtten, ontsprong boven op de zelve een fontein, zynde zeer goed water. Dezen berg lieten wy op de regter hand van ons af leggen, en namen toen onzen cours O. ten Z. ⅓ myl. Van daar quamen wy wederom aan een zeer groote en wyde vlakte, die wy voor een gedeelte doortrokken O. ten N. 2½ mylen. Toen namen wy onzen cours O.N.O. en O. ten N. ⅔ myl tot in een kloof, die wy ingingen N.O. ½ myl; alwaar wy quamen aan onze gedestineerde plaats, namentlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ de koperbergen, daar wy ons ter nedersloegen, regt voor een kloof van een der gedagte bergen, tusschen welke een fontein uit quam, zyndeGa naar margenoot+ zeer koel en aangenaam water om te drinken. Deze fontein, zoo als wy naderhand ondervonden, nam haaren oorsprong uit een klipagtigen heuvel, ontrent een schoot weegs van deze bergen gelegen, met geboomte, biezen, en riet bewassen. Deze plaats is een kei- en zandagtige grond, en op verscheide plaatzen ontrent 2 voeten diep bevonden eenige specie van klei, de welke zich heel leenig liet bewerken. De gegiste cours en verheid O. ten N. 1 graad, Oostelyker 4¾ mylen. De gegiste breedte 28-52 min. en lengte van 38-18½ min.; de gebeterde lengte van 38-21 min., bevonden breedte 29-0 min., verbeterde cours en verheid O. ten Z. 4 5/4 mylen.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 22 dito.Maandag den 22 dito. Begon de Ed. Heer Commandeur, en de Berg-hopman de bergen te visiteeren. De Ed. Heer Commandeur nam zyn cours na 't Oosten, en de Berg-hopman na 't Westen, en lieten op verscheide plaatzen werken, om te zien, wat soort van MineraalGa naar margenoot+ die bergen mogten wezen. De zelve waren van onderen tot boven, en zelfs op de losse klippen, met Spaans groen uitgeslagen, 't welk den Ed. Heer Commandeur, en den Berg-hopman goede hoope gaf, van iets by zonders te zullen vinden; maar de Berghopman oordeelde, na dat hy eenigen tyd had laaten werken, dat men niets zou obtineeren, en gaf den moed byna t' eenemaal verlooren; daar de Ed. Heer Commandeur integendeel goeden moed had, en deê hem aanwyzing op wat plaatzen hy oordeelde, dat men behoorde te werken, aan 't welke men vast stelde 's anderen daags te beginnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 23 dito.Dynsdag den 23 dito. Met het aanbreken van den dag begonnen de Berglieden met alle vlyt het werk op twee plaatzen voort te zetten, en bevonden zich op een meer als gemeen breeden gang te zyn, en hoe dieper zy quamen, hoe zich 't Mineraal beter vertoonde. OndertusschenGa naar margenoot+ zont de Ed. Commandeur verscheide van 't volk uit, omGa naar margenoot+ te zien wat hout en rivieren hier ontrent waren, alzoo op die plaats, daar wy hier lagen, geen hout, als dat van Aloëboomen, en kreupelbosch, te vinden is. De zelve, wederkomende, rapporteerden, dat zyGa naar margenoot+ op 2, 3 of 4 mylen hier en daar tusschen het gebergte verscheide drooge rivieren met doorngeboomte, en een soort van hart hout, ons onbekent, bewassen, bevonden hadden, waar op verscheide wagens derwaarts gingen hout kappen, om van 't zelve koolen te branden, noodig tot de smeltery, en 't maaken van proeven, te gebruiken, 't welk daar toe zeer bequaam geoordeelt wiert. De behouden cours en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verheid van 't Kasteel der Goede Hoope is 3 graaden en 10 min. Beoosten het N. 75 mylen en 16 min., en by opmerking van den Stuurman lagen wy hier bovenden waren Horizont 24 min., of 912 roeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 24 dito.Woensdag den 24 dito. Continueerden de Berglieden nog in hun werk. Ondertusschen belastte de Ed. Heer Commandeur den Berghopman, nevens eenige anderen, op het hoogste gebergte te klimmen, 't welk aan de Westzyde van ons lag, om aldaar te zien, hoe 't gebergte zich vertoonde, en meteen te onderzoeken, of daar ontrent geen Mineraal te vinden was. Boven komende, bevonden, dat hetGa naar margenoot+ rondom deze plaats, zoo verre men zien kon, niet anders dan hooge en swaare bergen waren, hebbende tusschen de zelve hier en daar een vlakte, en wat het Mineraal aangaat, daar waren aan dezen berg geen teekens van te vinden. Middelerwyl openbaarden de Amacquas aan den E. Heer Commandeur, dat ontrent 3 mylen van hier nog een berg was, mede met Spaans groen uitgeslagen, gelyk het gebergte alhier, waar op besloten wiert een sergeant nevens den stuurman en eenige Berglieden, mitsgaders eenige soldaaten derwaartsGa naar margenoot+ te zenden, en te vernemen, of zulks waar was. Op den agtermiddag ging de Ed. Heer Commandeur de werken visiteeren, en bevont, dat die zich zeer verbeterden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 25 dito.Donderdag den 25 dito. 's Morgens ten 3½ uuren vertrok de Sergeant met 10 mannen naar de bovengedagte plaats, die ontrent ten 6 uuren 's avonds wederquamen, en eenige steen medebragten, uitgeslagen, gelyk bevoorens verhaalt is, en berigtten wyders, dat zy Mineraal hadden gevonden op een vlakte, daar geen water ontrent was; maar op hunnen weg hadden zy verscheide kleine rivierkens of spruitjens met water, die met doornboomkens bewassen waren, gevonden, en verklaarden verder, dat de wegen onbequaam warenGa naar margenoot+ om met karren of wagens derwaarts te komen, ter oorzaak van deGa naar margenoot+ diepe en steile nedergaande klooven, die zulks zouden verhinderen. Hun cours en verheid was van deze plaats N.N.W. 6 graaden Westelyker 2¾ mylen, bevonden breedte van 28 graaden 51 min., en lengte van 38 graaden 15 min. Ondertusschen wiert het hout klaar gemaakt, en ingezet om koolen 'er van te branden. De Ed. Heer Commandeur was nog al bezig met eenige manschap de bergen op verscheide plaatzen te visiteeren, en bevont, waar hy quam, dat het al een en het zelve Mineraal was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 27 dito.Saterdag den 27 dito. Begonnen de Berglieden, vermits zy nu t'eenemaal van de losse steenen waren, te mineeren, en deden ontrent ten 10 uuren de eerste schoot, die wel gelukte, en byzonder schoon Mineraal opwierp, van welke de Ed. Heer Commandeur eenige smolt, om te zien, of die inderdaad zoo was, als zy zich vertoonde; doch bevont de zelve, vermits die te na aan den dag had gelegen, nog vlugtig te zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 28 dito.Sondag den 28 dito. Met het aanbreken van den dag reed de E. Heer Commandeur met den Berg-hopman, en eenige anderen, te paard uit, om het gebergte, dat zich Oostelyk aan strekte, te bezigtigen, en bevont, dat het gebergte eenige mylen weegs met Mineraalgangen, die met Spaans groen beslagen waren, heenen strekte. Ondertusschen waren de Berglieden bezig, om hun werk voort te zetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 29 dito.Maandag den 29 dito. Ontrent den middag lieten de BergliedenGa naar margenoot+ weder twee Mynen springen, die schoon Mineraal opwierpen, van welke de Ed. Heer Commandeur op nieuws besloot te smelten, en bevont, dat de zelve koper hielt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 31 dito.Woensdag den 31 dito. Wiert nog al vervolgt met het arbeiden aan de Mynen. Ook was de Ed. Heer Commandeur van voornemen, om pertinente proeven te maaken; maar vermits het de gelegenheid hier niet toeliet, zoo wiert het zelve uitgestelt tot de wederkomst aan de Kaap der Goede Hoope. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 1 November.Donderdag den 1 November. Waren de Berglieden ontrent 2 mansGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ lengte op de eene plaats, en op de andere quaalyk zoo diep gevordert, en bevonden dat het Mineraal zich meer en meer verbeterde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 2 dito.Vrydag den 2 dito. Klom de Ed. Heer Commandeur op het gebergte, gelegen ten W. van ons, en resolveerde in de zelve, alzoo hy vast voornam in 't kort te vertrekken, 1 dag of 2 te laaten arbeiden, om te zien, hoe zich 't zelve zou opdoen, dewyl zich daar een gang van wel 2 vadem breed vertoonde. Ondertusschen waren zy in de andere 2 Mynen sterk doende met mineeren, om eenige Ertz los te maaken, die de Ed. Heer Commandeur gezint was mede te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 3 dito.Saterdag den 3 dito. Begonnen de Berglieden aan de bovenverhaalde gang te arbeiden, en bevonden dat de zelve zich uitermaaten schoon opdede, en wiert met arbeiden dezen dag opgehouden.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 4 dito.Sondag den 4 dito. Wiert alles vaardig gemaakt, om des anderenGa naar margenoot+ daags op te breken, en te vertrekken na de zeekant. Ondertusschen was men nog sterk bezig, om de meergemelde gang dieper in te arbeiden, als mede eenige Mineraalen beneden te dragen, en de zelve mede te voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 5 dito.Maandag den 5 dito. 's Morgens ten 6½ uuren met mistig weêr vertrokken wy van de koperbergen passeerende den zelven weg teGa naar margenoot+ rug, dien wy, daar na toe gaande, gekomen waren, en bevonden, dat verscheide spruitjens, die toen met water stonden, t'eenemaal verdroogt waren; zelfs de rustplaats, daar wy den 21sten October van daan trokken, daar wy ons genoodzaakt vonden met graven van kuilen water te zoeken, dewyl het riviertje alhier mede meest verdroogt was, alwaar wy bleven kamperen. Hier leggende, zont de Ed. Heer Commandeur een sergeant met eenige manschap weder te rug, om den berg, voor dezen gedagt, daar een fontein op zoude wezen, te gaan bezigtigen; die, wederkomende, berigtten, zulks alzoo niet gevonden te hebben, als alleen in 't afgaan van den berg een schooneGa naar margenoot+ fontein afloopend water, en hadden, volgens hun berigt, de zee in 't Westen van hen gezien, en vlakke strand. Onzen cours en verheidGa naar margenoot+ was W. ten N. 2¾ mylen, en bevonden breedte van 28-55 min., en lengte van 37-57 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 6 dito.Dynsdag den 6 dito. 's Morgens met mooi weder vertrokken wy van deze rustplaatzen, quamen ontrent ten 10 uuren aan de rustplaats, alwaar den 20sten October gelegen hadden, de welke wy passeerdenGa naar margenoot+ tot regt af en aan de fontein, op den zelven dito mede gepasseert, en lieten de zelve ontrent ¼ myl ter linkerhand van ons leggen, en steldenGa naar margenoot+ onzen cours Z. ten O. aan ½ myl, alwaar wy weder op ons oud pad quamen, en trokken 't zelve langs, tot op de rustplaats, daar wy den 18den October gekomen waren, de Zandrivier, en door de AmacquasGa naar margenoot+ Hottentots TouseGa naar voetnoot1) genaamt, die nu t'eenemaal opgedroogt was, weshalven wy ons genoodzaakt vonden kuilen te graven. Gras was hier in overvloed. De gegiste cours en verheid Z. 5 graaden Oostelyker 4½ mylen. De vertrouwde breedte van 29-10 min., lengte van 37-59 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 7 dito.Woensdag den 7 dito. 's Morgens vertrokken wy ten 6½ uuren van deze Rivier, en vervolgden ons pad, totdat wy quamen ontrent ten 8½ uuren op de rustplaats, daar wy den 17den October gekomen waren, welke plaats wy t' eenemaal van water ontbloot vonden. Van daar wederom het oud pad langs tot in de moejelyke kloof, die wy den 17den dito voorsz. gepasseerd waren, de welke ons tegenwoordig niet weynig verhinderde, alsoo in de selve een voorwiel van een van onse wagens aan stukken brak, onbequaam om te repareeren, waarom wy genoodzaakt waren de goederen af te pakken, en andere Karren en Wagens daar mede te belasten. Wy lieten de selve soo wel voorzien, dat wy ter naauwer nood daar mede op een rustplaats quamen, zynde ontrent ¾ myl van de plaats, daar wy den 16den October ons hadden ter nedergeslagen. Water en gras was hier sober. Wy lieten hier van deze gebroken wagens een kar maken, om van de zelve niet t' eenemaal ontbloot te zyn. Tegen den avond klom de Ed. Heer Commandeur met eenige manschap boven op een hoogen berg, om te zien, of men op de zelve geen zee kon beoogen. Daar boven op komende, sagen geen zee, maar wel een kloof, die ons scheen een goede weg te zyn, om derwaarts te komen. Deze strekte zich W.Z.W. onze gegiste cours en verheyd Z. ten W. 4 graden W. 3¼ myl gegiste breedte van 29-19 min., en lengte van 37-50 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 8 dito.Donderdag den 8 dito. 's Morgens zond de Heer Commandeur een Sergeant en den Stierman met twee Soldaaten uyt, om het pad te bezigtigen, 't welk zy ontrent 2½ myl verre bevonden goed te zyn. De Ed. Heer Commandeur resolveerde op te breeken, en derwaards te marcheeren, en vertrokken van hier op de namiddag, en stelden onzen cours Z.O. ¼ myl. Van daar Z.Z.W. ⅛ myl, tot aan een riviertje met loopend water, en marcheerden 't zelve langs heen 1 myl.Ga naar margenoot+ Van daar veranderde onse cours Z. ten W. 1/20 myl tot op den hoekGa naar margenoot+ van een berg, die wy omtrokken. De cours Z.W. ¼ myl. Van daar veranderde de zelve W.Z.W. 1/12 myl tot aan een rivier, dewelke van een andere kruys wijs doorsneden werd. Van daar onze cours Z.W. 1/12 myl tegen een hoogte op, en marcheerden op de zelve W. ⅓ myl, en W.Z.W. 1⅓ myl tot aan een spruytje met water, alwaar wy ons zelven ter nedersloegen. Deze plaats was van gras redelyk, maar van hout sober verzien. De weg, by ons gemarcheerd, was meest zandig, ook hier en daar klipagtig. De Ed. Heer Commandeur klom boven op een berg, om naar het pad te zien, 't welk zig meest vlakGa naar margenoot+ vertoonde; maar ontrent 6 mylen W.Z.W. van ons hadden wy een berg van zeer groote hoogte, welke gesustineerd wierd na by de zee | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te leggen. De Amacquas Capiteins, die ons tot nog toe waren by gebleven,Ga naar margenoot+ begonnen nu gansch onwillig te werden, om met ons verder te trekken, en aanwijzing van het pad te doen; inzonderheyd Capiteyn Oedeson, nevens eenen Nonce, zynde een Amacqua, die by de Kaapze Hottentots was gevlugt, vermits hy oorlog met de andre Amacquas had gevoerd, en ziende, dat wy derwaards trokken, presenteerde aan de Ed. Heer Commandeur het pad na der Amacquas land te wyzen, die het zelve tot nog toe trouw en wel heeft gedaan; maar nu, t' eenemaal door den voorsz. Oedeson vervoerd zynde, mede onwillig was, en begon hem niet anders als met leugens te behelpen, om ons voornemen te diverteeren, 't welk de Ed. Heer Commandeur bemerkende, besloot den zelven Oedeson en Nonce te bewaren, hen afvragende, wat reden zy hadden, om zich met zoo een menigte leugens en uytvlugten te behelpen, en waarom zy ons geen verderenGa naar margenoot+ weg wilden wyzen; waar op zy antwoorden, dit de passagie na de zee niet te zyn, en dat hen 't hoofd zeer dede van meer te praaten, zoo dat zy, op 't geen hen gevraagd wierd, niet het minste meer wilden zeggen, en bleven dezen avond voorts t'eenemaal stom. Dezen dag was onze gegiste cours en verheid Z.W. 5 graden W. 2¾ myl, gegiste breedte 29-20 min., de lengte van 37-43 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 9 dito.Vrydag den 9 dito. 's Morgens met het aanbreeken van den dageraad zond de Ed. Heer Commandeur den Stierman met 6 man na den voorgedachten hoogen berg. Ook een Sergeant met 6 man, om na een pad te zoeken beneden den voorsz berg. De zelve weder komende,Ga naar margenoot+ rapporteerde de Stierman, dat hy, boven op dien berg zynde, de zeeGa naar margenoot+ regt W. van hem af ontrent 6 mylen had gezien; ook de wal hier enGa naar margenoot+ daar met zandduinen bezet, en twyffelde ook een zand baaitje gezien te hebben, met een zandig eilandje in 't zelve, 't welk hy Z.W. ten Z. van hem af gepeilt had. Langs onder dezen berg, daar deze peiling geschied is, liep een groote rivier in zee, en strekte zich meest Z.W. heenen; maar de weg, by hem gegaan, was t' eenemaal onbequaam, om met wagens of karren derwaarts te komen. De Sergeant rapporteerde, dat door hem een bequaam pad gevonden was, om met onze bagagie te konnen passeeren ontrent 4 mylen verre. Het zelve strekte zich Z. ten W. tusschen den meergenoemden berg, en de zelve rivier. Deze rivier was met groote doornboomen bewassen, gelyk zy alle,Ga naar margenoot+ die hier gevonden worden, zyn. Ondertusschen besloot de Ed. Heer Commandeur den Capitein Haby, die mede nog by ons was, na zyn,Ga naar margenoot+ Kraal, alzoo hy onpasselyk was, te laaten gaan; maar de andere twee, die zich nog stom hielden, by ons te houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 10 dito.Saterdag den 10 dito. 's Morgens met den dag zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant, nevens den Stuurman met 4 man, om de W., ten einde te zien, wat doortogt aldaar was, om aan strand te komen. Wederkomende, berigtten zy, dat ze ontrent 4 mylen regt W. aan geweest waren; maar hadden den weg t' eenemaal onbequaam gevonden, om voor ons te bereizen. Des namiddags ten 2 uuren braken wy op, om het pad te vervolgen, waar van de Sergeant den dag voor dezen berigt had gedaan. Middelerwyl scheide de gedagte Capitein Haby van ons, den welken de Ed. Heer Commandeur met tabak, pypen, koper, kraalen en voorts nog met het gene zy voor raariteiten houden, beschonk, hem zoodanige vereering medegevende aan de verdere absente Capiteins dezer Natie. Wy stelden hier van daan onzen cours O.N.O. ⅙ myl tot aan een riviertje. Toen Z.O. 1/20 myl tegen een hoogte op. Nederwaarts gaande hielden wy den zelven cours ½ myl tot aan spruitjeGa naar voetnoot1), 't welk wy langs marcheerden Z.Z.W. ⅓ myl; van daar Z. ¼ myl. Toen Z.Z.W.Ga naar margenoot+ ¼ myl. Van daar Z.O. ten Z. ¼ myl. Ondertusschen begonnen deze 2 gedetineerden weer hunne schelmstukken te toonen, en zeiden ons het regte pad na de zee te zullen wyzen, en dat het pad van den Sergeant niet bequaam was om derwaarts te komen. De Ed. Heer Commandeur, zulks geloovende, vermits zy een menigte van schynredenen daar by voegden, namen wy, volgens hunne aanwyzing, denGa naar margenoot+Ga naar margenoot+ cours W. aan 1/20 myl; vandaar Z.O. 1/16 myl. Toen Z.Z.O. ⅙ myl, en O.Z.O. ⅙ myl. Toen weer Z.O. 1/18 myl, en Z.Z.O. 1/20 myl tot aan een hoogte, die wy op marcheerden Z. ½ myl regt van het pad af, door den Sergeant gevonden. Neerwaarts gaande, stelden onzen coursGa naar margenoot+ Z.O. ⅛ myl; toen O.Z.O. ⅔ myl tot aan een hoogen berg, die wy om marcheerden. Toen Z.Z.O. 1⅙ myl door een kloof. Van daar O.Z.O. ⅓ myl, alwaar wy eenige Hottentots by ons kregen, 't welk ons dede denken, dat hier ontrent eenige Kraalen moesten leggen. Voort marcheerende, stelden onzen cours Z.Z.O. ⅓ myl, daar wy ons moesten ter nederslaan, dewyl wy zagen, dat wy waren op ¼ uur na aan de zelve plaats, daar wy den 14en October met al de Kraalen zamen hadden gelegen, en die zich op die zelve plaats nog bevonden. TegenGa naar margenoot+ den avond quamen alle de Capiteinen tot ons, aan de welke de Ed. Heer Commandeur het wedervaaren met Oedeson en Nonce verhaalde, waar over zy zeer verbaast waren, en lieten aanstonds Oedeson by hen komen, hem zeggende, wat reden hy had van zulke schelmstukken aan te vangen, en dat tegen degenen, de welke hen voor eerst | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aan de Kaap wel onthaalt had, en op 't vertrek met verscheide rariteiten had beschonken, welke gelyke vriendschap en goedheid hy nu weer aan hen bewees, en of hij niet die gene was, die oorzaak zou geven, om met de Hollanders in oorlog te geraaken, doende daar by, dat het beter was, dat zy hem (Oedeson) dood maakten, als dat zy hier door in zulke groote ongelegenheid zouden komen, presenterende hem met eenen aan de Ed. Heer Commandeur, verzoekende dat hy hem geliefde te straffen na zyne verdienste, en zoo hy zulks niet wilde doen, dat zy hem dan zouden dooden; waarop de Ed.Ga naar margenoot+ Heer Commandeur verzogt, dat zy zulks hem voor deze reis zouden vergeven; 't welk, zy, nadat zy hem wel doorgehaalt hadden, deden. Den anderen, te weten Nonce, lieten zy mede by zich komen, die Capitein Atwa, zonder hem eens te hooren spreken, de karos dede afleggen, en gaf hem op het bloot lichaam een menigte van stokslagen, vraagende, of de Ed. Heer Commandeur hier mede voldaan was, die daar op ja antwoordde. Deze Capiteinen wierden dan hier op met brandewyn beschonken, en vertrokken te zamen na hunne Kraalen. De gegiste cours en verheid was Z.Z.O. ½ streek, Oostelyker 4¼ mylen. De gegiste breedte 29-40 min., en lengte van 37-40 min. De gebeterde cours en verheid Z.O. 2 graaden, Oostelyker 3¼ mylen.Ga naar margenoot+ De bevonden breedte van 29-30 min., en lengte van 37-52 min.Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 12 dito.Maandag den 12 dito. 's Morgens ten 6½ uuren vertrokken wy hier van daan, en stelden onzen cours recht naar de rustplaats van den 14den October voorsz. Op weg zynde, quamen de gedachte Capiteynen ons in 't gemoet, yder aan den Ed. Heer Commandeur vereerende een Koebeest. Middelerwyl zagen wy, dat al het Kraalsvolk opGa naar margenoot+ de been was, de minen makende alsof zy voorhadden met ons te vechten; waar op de Ed. Commandeur aanstonds een wagenburg liet slaan,Ga naar voetnoot1) en onse twee veldstukjes waterpas planten, voor 't welke zy met gansche troupen gingen neerzitten, toonende hier mede hunne onkunde van der zelver kracht, over welk planten echter de Capiteynen zeer verbaast wierden, wetende niet wat zulks beduyden wilde; en na dat alles dienaangaande geëxamineerd was, bevont men, dat 'er een Hottentot na de Kraalen was komen loopen, voorgevende, dat wy al hun vee hen zouden afnemen, welk zeggen hen dus ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
alarmeerd had. Zy eyndelyk ziende, dat wy geen quaad met hen voorhadden, quamen aanstonds tot ons, en verzogten, dat wy dien dag daar zouden blyven leggen, alzoo zy van meening waren eenig vee en melk aan ons te verruylen; 't welk ook geschiedde. De Ed. Heer Commandeur schonk op den avond aan yder Capiteyn een fles arak, met 't welke zich de Kraalen den ganschen nacht door vervrolykten en hadden nu t' eenemaal een goed gevoelen van ons.Ga naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 13 dito.Dynsdag den 13 dito. 's Morgens ten 7 uuren braken wy op, en marcheerden ons oud pad, totdat wy quamen ontrent ten 9½ uuren op de rustplaats, daar wy den 13 October van daan vertrokken waren, de welke wy passeerden, vervolgden wyders onzen ouden weg, die wy nu geheel opgedroogd vonden, en quamen alzoo op ½ myl na op de rustplaats, daar wy ons den 4den dito voorsz hadden ter nedergesteld. Wy bleven hier leggen, dewyl wy hier goed water en gras vonden; maar hout sober. De gegiste cours en verheyd Z. ten W. ½ streek W. 3¼ mylen; de gegiste breedte 29-34 min. en lengte van 37-49 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 14 dito.Woensdag den 14 dito. 's Morgens vroeg zond de Ed. Heer Commandeur een Sergeant en den Stierman nevens eenige ManschapGa naar margenoot+ uyt, om den weg te gaan bezien, dewyl wy nu gekomen waren terGa naar margenoot+ plaatze, daar de Hottentots ons van onderricht hadden, dat wy aan zee konden komen. Wederkeerende, rapporteerden zy ontrent 4 mylen verre geweest te zyn, welken weg zy bequaam hadden gevonden, om te konnen bereysen, als ook mede een rustplaats, die wel voorzien was van gras, water en hout. Ook hadden wy twee Hottentots na de Kraalen gezonden, alzoo vier van de geruylde beesten in de verleden nacht weder na de zelve waren geloopen. De HottentotsGa naar margenoot+ daar komende, zeyde Capiteyn Oedeson, waarom de Ed. Heer Commandeur niet een Hollander of vier had mede gezonden, die hy zou den hals gebroken hebben; over welk zeggen Capiteyn Otwa en hy in zulke hooge woorden raakten, dat zy malkanderen met stokken sloegen. De beesten wierden terstond by den anderen gezocht, en met eenige Amacquas ons weder toegezonden, aan de welke de Ed. Heer Commandeur voor yder Capiteyn, behalve Oedeson, eenige Tabak, tot een teeken van dankbaarheyd, toezond, en vermits het regenagtig weder waren wy genoodzaakt dezen dag hier te blyven leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 15 dito.Donderdag den 15 dito. 's Morgens vertrokken en marcheerden wy ons oud pad langs, tot dat wy quamen op de rustplaats, daar wy den 11den October van daan vertrokken zyn. Van daar stelden wy onzen cours Z.Z.W. ⅗ myl, zynde de weg by den Sergeant geviziteerd. Toen veranderden onzen cours, en trokken door een laagte over een riviertje, 't welk meerendeels droog was, W.Z.W. ⅛ myl, van daar Z.W. ten W. 1/18 myl. Toen W. ten Z. ⅖ myl. Van daar namen langs een drooge rivier de zelve cours 1⅔ myl, en voorts W. ten Z. ⅙ myl, als mede W.Z.W. ½ myl. Toen W. ten Z. ¼ myl, tegen een hoogte op nederwaards gaande W.Z.W. ¼ myl, tot aan een rivier, daar wy ons zelven ter nederstelden, en bleven leggen. Deze plaats was van gras, brandhout, en goed water, wel voorzien. De weg by ons gemarcheerd, was zandig en klipagtig, bequaam om te bereyzen. Op den namiddag zond de Ed. Heer Commandeur een Sergeant nevens den Stierman, en eenige manschap uyt, om een verdere passagie te zoeken na de zee-strand. 's Avonds weerkomende, rapporteerden, dat zy een bequaam pad gevonden, en na gissing, ontrent 5 mylen weegsGa naar margenoot+ de zee van zich gezien hadden. Deze dag was onze gegiste cours en verheyd W.Z.W. graden Z. 3½ myl, gegiste breedte 29-41 min. en lengte van 37-34 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 16 dito.Ga naar margenoot+ Vrydag den 16 dito. Ten 11½ uuren vertrokken wy van deze rustplaats,Ga naar margenoot+ en stelden onzen cours langs dit riviertje Z.W. ten Z. 1/16 myl. Van daar W. 1/16 myl. Toen Z. ten W. ⅙ myl, als mede W. ten N. ⅖ myl, ook W. ten Z. ⅛ myl. Van daar veranderden onzen cours, en trokken toen Z.W. ten W.1/Ga naar voetnoot1) myl. Van daar Z. ten W. ⅛ myl, als mede Z. ten O. ⅙ myl, en W. ten Z. ⅗ myl. Toen W. ⅓ myl. Van daar W.N.W. ⅙ myl, en W. ten Z. ½ myl. Van hier veranderden onzen cours, en marcheerden W.Z.W. ⅙ myl. Toen regt na de plaats van ons verblyf, de cours Z.W. ten W. 1¼ myl, daar wy ons ter nedersloegen. Waar langs een rivier heen liep, meerendeels verdroogt; doch hier en daar wat water, maar brakagtig. De landstreek by ons dezen dag gepasseert, was meerendeels effen, maar zeer diep van zand; doch nog redelyk van gras, maar schaars van brandhout voorzien. Onze gegiste cours en verheid Z.W. ten Z. 3½ myl; de gegiste breedte van 30-8 min., en lengte van 37-35 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
waren geweest W. ten Z. van ons af, en hadden aldaar bevonden een vlak en effen strand, zonder de minste branding tegen de wal, maar hadden geen bequaamheid ter wereld gezien, om daar met een schipGa naar margenoot+ aan te komen. Zeiden ook, dat zy aan de rivier waren geweest, daar wy hier beneffens lagen, die aldaar in zee uitliep. Als mede, dat de zee daar wel 3 mylen verre inspoelde, zoo dat zy voor ons geen plaats hadden gevonden, om 'er te konnen leggen, dewyl daar ontrent geen gras nog zoet water was te vinden. Ondertusschen was de Ed. Heer Commandeur het gebergte visiteeren, en bevont aan de overkantGa naar margenoot+ van de rivier eenige Ertz, welke goed Mineraal scheen te zyn; aan 't welke hy aanstonts liet arbeiden, om daar van mede te nemen, en naderhand proeven 'er van te maaken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 18 dito.Sondag den 18 dito. 's Morgens, zynde dyzig weder, zont de E. Heer Commandeur alle onze Hottentots uit, om na de Z.zyde van ons na zee te gaan, en om met eenen te onderzoeken, of aldaar geen baai, of bequame plaats, om te leggen, te vinden was. Ook wiert den zelven dag een sergeant met 4 man uitgezonden na 't Noorden, om te vernemen, wat gelegenheid zich aldaar zou opdoen. De zelve tegen den avont wederkeerende, dede berigt, dat hy aan een zeer grooteGa naar margenoot+ rivier geweest was, die hy hier en daar met groote kuilen water,Ga naar margenoot+ maar anders geheel droog, en van hout en gras overvloedig voorzien, gevonden had. De Hottentots quamen dezen dag niet weder te rug, en aan 't Mineraal wiert nog gearbeid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 19 dito.Maandag den 19 dito. Zynde dyzig weder, waren genoodzaakt nog hier te blyven, om onze Hottentots in te wagten, die tegens den avont eerst weder quamen, brengende bescheid, dat zy ter plaatze, daar de groote Doornbosch-rivier in zee loopt, hadden geweest, en hadden daar, zoo verre zy konden beoogen, het strand zeer vuil en klipachtig gevonden; als mede, dat het van gras en water niet voorzien was, waarom besloten wiert na de gedagte rivier, by den Sergeant gevonden, te trekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 20 dito.Dynsdag den 20 dito. 's Morgens met mooi weer trokken wy van deze rustplaats, en marcheerden N.W. aan 4 mylen door een zeer diepen zandigen, en hier en daar heuvelagtigen weg, tot dat wy quamen aan de gedagte rivier, aan de welke wy ons ter nedersloegen, en bevonden aldaar 't geen ons van den Sergeant berigt was. De gegiste breedte 29-36 min. en lengte van 37-16¾ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de zelve niet langs, om de groote en menigvuldige bogten, die zy heeft; maar trokken al regt toe meest over vlak en zandig land, als alleen een kloof, tot dat wy weer aan de rivier quamen, daar wy ons ter neder sloegen. Hout, gras, en water, was hier als vooren. Wy gisten ons op de breedte van 29-27 min., en de lengte van 36-52¼ min. te zyn. Op den namiddag zont de Ed. Heer Commandeur 'er een met eenige manschap uit, om te vernemen, hoe 't aan zee zich opdede; die in den avontstont wederquamen, en bescheid bragten, dat zy tot ¾ myl na aan zee waren geweest, boven op een berg, daar by leggende, van waar zy, na hunne meining, een baaitje hadden gezien, in 't welke deze rivier haar water komt te lossen; en waren ook beneden in de rivier geweest, in de welke zy nog goed water en gras gevonden hadden, maar zy was t' eenemaal ontbloot van geboomte. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 22 dito.Donderdag den 22 dito. Bleven wy hier leggen, om dat de Ed.Ga naar margenoot+ Heer Commandeur aan den berg liet werken, die hy oordeelde Mineraal in te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 22 dito.Vrydag den 22 dito.Ga naar voetnoot1) 's Morgens ten 6 uuren met mooi wederGa naar margenoot+ vertrokken wy van deze rustplaats, en stelden onzen cours van daar regt W.Z.W. tot aan dien berg daar de Sergeant op geweest was. Alhier spanden wy onze beesten uit, tot dat de Sergeant, die na zee gezonden wiert, om aldaarGa naar voetnoot2) een bequame plaats uit te zien, om te konnen leggen, weder te rug quam, die na dat hy ontrent 2 uuren uitgeweest had, berigt quam doen, dat hy een bequame plaats aan strand had gevonden, waarop de Ed. Heer Commandeur aanstonds belastte de beesten in te spannen, en vertrokken toen 's namiddags ten 2 uuren na de zeestrand, alwaar wy ons zelven aan den uitgang der rivier nedersloegen, en hadden 't versch water en gras ontrentGa naar margenoot+ ½ uur van dit ons kampement; geboomte was hier niet, als kreupelbosch; maar aan de zeestrand vonden wy zeer swaar geboomte, welke daar waren opgespoelt, dat ons dede begrypen, dat hierontrent een groote rivier met swaar geboomte bezet, wezen moest, daar de zelve van daan quamen, te meer, omdat de Hottentots ons hadden berigt, dat in de rivier, by hen genaamd Eyn, en by ons Vigiti Magni, zeer swaar geboomte gevonden wert, de welke zekerlyk niet verre van hier legt, om dat wy by de Amacquas Kraalen verscheide van die Hottentots, Kamesons genaamt, die zich aan de zelve onthouden, gevonden hadden; welke wy toen daar na ondervraagden, maar zy wilden ons daar van gansch geen onderrigting | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
geven. Dezen dag was onze gegiste cours en verheid W.Z.W. 3½ mylen, de gegiste breedte 29-43 min., en van 36-41¼ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 24 dito.Saterdag den 24 dito. Bieven wy hier leggen, ter oorzaake dat wy niet wisten, of verder water konden bekomen, als mede om het gedagte baaitje te bezigtigen, 't welk wy bevonden maar een inbogt te zyn, t'eenemaal onbequaam om eenig vaartuig 'er in te konnen bergen. De Ed. Heer Commandeur zont een Sergeant met eenige manschap uit Noordwaarts aan, om verder langs 't strand, en in het land te zoeken, of daar geen water te vinden was; die, in den avontstont wederkomende, berigt deed, dat zy op 5 mylen weegs landwaarts, nog aan strand, geen het minste water hadden gevonden. Op de middag hoogte genomen zynde, bevonden alhier op de breedte te zyn van 29-55 min., en lengte van 37-18 min. Volgens de gebeterde cours en verheid zedert den 13den West 4 graaden ZuidelykerGa naar margenoot+ 16 mylen, en hadden hier de miswyzing van 't Compas 15 graaden 27 min., Noordwestering, geobserveert met een Compas, welkers naald in 't kruis legt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 25 dito.Ga naar margenoot+ Sondag den 25 dito. Zond de Ed. Heer Commandeur twee van zyneGa naar margenoot+ wildschutten, nevens tien van onze Hottentots weder Noordwaarts aan, hen Victualie mede gevende voor twee dagen, om te bezien hoe wyd van hier water te vinden was. Ondertusschen vont de Stuurman ⅔ myl van ons na 't Noorden een zand-baaitje, 't welk na zyn oordeel bequaam scheen te zyn, om by nood, een kleyn vaartuyg 'er in te bergen. Hy peylde 't zelve af, en bevond het wyd te zyn ⅖ myl, en inwaards ½ myl, en na oogen-schyn, van een bequame diepte; dog bevond zich in 't midden van den ingang een zandbank te leggen, waar op de zee met laag water aanbrandde, maar lag, na zyn gissing, 4 vadem onder water. 's Avonds hebben wy de zon gepeyld met een Compas, dies de naald paralel lag, en bevonden de miswyzing te wezen 7 graden 48 min. Noordwestering. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 26 dito.Maandag den 26 dito. Tegens den avond quamen de twee gedagte Wildschutten, nevens de Hottentots, weder te rug, en deden rapport, dat zy ontrent op 8 mylen weegs een groote, dog drooge, zand-rivier hadden gevonden, hier en daar verzien met eenige kuylen, meest brak water, zober van gras, en zonder brandhout, en dat op 't eynde dezer rivier een Baay lag. Als mede, dat zy wel twee mylen benoorden die rivier waren geweest, en daar aan strand een kleyn Fonteyntje, met redelyk goed water gevonden hadden, dog niet genoegzaam verzien, om ons en al 't vee te drenken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een Sergeant, Stierman, en eenige Manschap, om te zien, of zy om de N.O. tusschen de gedagte rivier, en deze onze rustplaats, geen water konden vinden, die 's avonds weder quamen, en bescheyd bragten, dat zy op 6 mylen weegs wel een goed pad, maar geen water gevonden hadden, waarop geresolveerd werd nogmaals een Sergeant na de voorsz rivier te zenden, om het naaste pad, daar na toe gaande, op te zoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 29 dito.Donderdag den 29 dito. Tegen den avond quam de Sergeant met zyn byhebbende manschap weer te rug by ons, en rapporteerde, dat zy de zelve rivier gevonden, gelyk de Wildschutten verklaard hadden;Ga naar margenoot+ dog de baay oordeelden zy t' eenemaal onbequaam te zyn, vermids zy geheel ondiep, en rondom met klippen bezet was, waar tegen,Ga naar margenoot+ gelyk ook wel een myl in zee, groote branding ging. Wyders hadden zy tusschen beiden geen water gevonden. Van het pad, 't geen zy gemarcheert waren, oordeelden zy 't onmogelyk, om dat met karren of wagens te konnen beryden, nademaal het geheel zandig en over al met kreupel doornbosch bewassen was, schynende dit ons alle gelegenheid te benemen, om iets meer te ondernemen, of te onderzoeken, dewyl 't onmogelyk was, om op eenen dag over te komen, en twee dagen met de beesten zonder water te zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 30 dito.Vrydag den 30 dito. 's Morgens met 't aanbreken van den dag zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met eenige manschap, om een pad te zoeken, naar een hoek van deze rivier, alwaar wy aanleggen zouden, de welke N.O. van ons legt, 't geen de E. Hr. Commandeur oordeelde een groot stuk te zullen uitwinnen, en aldaar na genoeg te zyn, om op een dag aan de meergemelde rivier te komen. De zelve op den middag wederkomende, zeide een goed pad derwaarts gevonden te hebben. Braken dan des naarmiddags op, en stelden onzen cours N.O. aan 3 mylen, alwaar wy weder quamen aan de zelve rivier, daar wy ons ter nedersloegen. Onze gemarcheerde weg was meest effen land, doch zandige grond. Deze onze rustplaats was van water, 't geen in de kuilen stont, en van gras redelyk, maar van hout zeer sober voorzien. De gegiste cours en verheid was N.O. 3 mylen; de gegiste breedte 29-47 min., ende lengte van 37-28 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vlakte, hier en daar een weinig heuvelachtig, met laag kreupelbosch bewassen, en quamen alzoo des naarmiddags ten 2 uuren aan de voor dezen gedagte rivier, alwaar wy ons ter nederstelden. Water, gras, en hout, was alhier sober. Tegen den avont ging de Ed. Commandeur de voorgedagte baai bezigtigen, en bevont de zelve, gelyk te vooren verhaalt is, t' eenemaal onbequaam. Ga naar margenoot+ Alhier aan strand vonden wy mede een menigte van dikke en swaare aangespoelde boomen. Onze gegiste cours en verheid N.N.W. 5 mylen, de gebeterde cours en verheid zedert den 25sten November N. 2 graaden Oostelyker 6½ mylen, en de behouden lengte van 37-19¼ min., de bevonde breedte aan de zon midden in de baai 29-30 min.Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 2 dito.Ga naar margenoot+ Sondag den 2 dito. 's Morgens met 't aanbreken van den dag zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met eenige manschap uit, om het fonteintje, voor dezen door de Wildschutten en Hottentots gevonden, weder op te zoeken, en 't zelve grooter te graven en klaar te maaken, die dan tegen den middag weeder quam, en bescheid bragt het zelve gevonden te hebben; doch 't water had hy geheel brak bevonden, ter oorzaak de zee met hoog water daar in sloeg. Had ook eenige manschap daar gelaaten, om 't zelve schoon te maaken, zoo veel het mogelyk was. 's Namiddags ten 2 uuren braken wy op, en stelden onzen cours N.W. aan, marcherende al door zandduinen, tot dat wy aan het meergemelt fonteintje quamen; by 't welke wy ons ter nedersloegen. Gras en hout was hier niet, behalven de boomen, die wy hier mede vonden aangespoelt. Het water was gelyk bevoorens verhaalt is, en weinig, waarom wy genoodzaakt waren onze beesten weer te rug na de rivier te zenden. De gegiste cours en verheid N. ten W. 2 mylen. De bevonde breedte 29-26 min.; de behouden cours en verheid N. ten W. 1 graad; Westelyker 2 7/5 mylen.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 3 dito.Maandag den 3 dito. Zont de Ed. Heer Commandeur eenige manschap uit om na een verder pad, water, en gras te zien, die, tegen den avont wederkomende, ons berigtten, dat zy wel een groot voetpad, maar geen gras of water gevonden hadden, uitgezondert op 2 mylen weegs, alwaar zy een klein fonteintje aantroffen, 't welk zy oordeelden, als 't opgegraven was, water genoeg te zullen geven, om daar uit te konnen koken, en voor 't volk te drinken; als ook dat nog langs de klippen hier en daar eenig water was, zynde zoo brak niet, of 't zou door 't vee wel konnen gedronken worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 4 dito.Dynsdag den 4 dito. 's Morgens met den dageraad zont de Ed. Heer Commandeur weder twee Sergeanten nevens een Stuurman, en eenige manschap uit, den eenen, om 't gedagte fonteintje op te ruimen; en den anderen met den Stuurman, om een verder pad, gras, en water te zoeken. De eerste Sergeant quam ontrent den middag weder by ons, verrigt hebbende, 't geen hem bevolen was. Op den naarmiddag braken wy op, en stelden onzen cours regt N. aan, langs de zeekant, hebbende den weg als vooren, tot dat wy quamen aan de gedagte fontein, by dewelke wy kampeerden. Laat in den avont quam de tweede Sergeant en Stuurman met zyn by hebbende gezelschapGa naar margenoot+ hier weder by ons, deden berigt, dat zy op 6 of 7 mylen weegsGa naar margenoot+ aan strand, nog te landwaarts in geen het minste water hadden gevonden; waar door, als zy weder by ons quamen, byna van dorst versmagt waren; 't welk verscheide van hen onderweeg had gedrongen hun eygen water te drinken; en den weg by ons gemarcheert, was al zandagtig, en de geheele zeekant, van daar wy d'eerstemaal aan de zelve quamen, tot zoo verre, als zy geweest hadden, wiert de zelve vuil en klipagtig bevonden, 't welk zeer vreezelyke branding veroorzaakte. De gegiste cours en verheid N. 1⅛ myl; de gegiste breedte 29-19 min., lengte van 37-19½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag 6 dito.Donderdag 6 dito. Was ons verblyf nog hier, en wierden gewaar, dat onze beesten t' eenemaal magteloos en slap waren, komende, zoo men oordeelde, daar van daan, van dat zy zeer grooten dorst hadden geleden, waar door zy geperst waren zout water te drinken, en dewyl men nu bezig was, om hen met kleine baalitjesGa naar voetnoot1) versch water teGa naar margenoot+ geven, bleven verscheide van de zelve op de plaats dood; om welke reden, en uit vreeze van 'er meer te zullen verliezen, wy genoodzaakt waren de overige beesten te rug na de laatst by ons gepasseerde rivier te zenden; om haar daar weder te laaten bekomen. Ondertusschen resolveerde de E. Heer Commandeur, om een Sergeant, nevens den Stuurman en 10 soldaaten met 4 van onze Hottentots, uit te zenden na Agoa das Voltas,Ga naar voetnoot2) en hen voor 3 dagen te voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ting berigt deden, en wel vooreerst dat zy op den 7den dito voorsz,Ga naar margenoot+ na dat zy 5½ mylen langs strand gemarcheert waren, hadden 5 Sonquas gezien, van welke zy 'er een gevangen kregen, dien zy mede namen, om hen den weg te wyzen, en, na nog 5 mylen gegaan te hebben, hadden zy zich aan de zeekant ter nedergeslagen, en aldaar vernacht. Hunne gegiste cours en verheid was N. 8 graaden, Westelyker 10½ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 8 dito.Saterdag den 8 dito. Waren zy 's Morgens met mistig weder van daar vertrokken, en hadden hunnen cours langs de zeekant gestelt,Ga naar margenoot+ tot dat zy, na 5¼ mylen marcheerens, aan een rivier quamen, welkeGa naar margenoot+ de gedagte Sonqua zeide de rivier, by hen TouseGa naar voetnoot1) genaamt, en byGa naar margenoot+ ons met den naam van de zandrivier bekent, te wezen, zynde de zelve rivier, die wy op 4 of 5 mylen Bezuyden den koperberg gepasseert waren. Deze zoo hy zeide, bekomt haaren naam van 2 buffels, die zy Touse noemen, en die door hen in de zelve gevonden zyn; zoo dat haare regte naam de Buffelsrivier zou wezen. Zy hadden beneden in deze rivier geen geboomte, maar wel zoet water, en riet, het Europisch gelykende, en wel 8 of 9 voeten lang, gevonden. Daar deze rivier in zee liep, was een baai, maar heel vuil, en vol klippen, en dierhalven t' eenemaal onbequaam, om eenige vaartuigen daar binnen te krygen. Hunne gegiste cours en verheid was N. 10 graaden, Westelyker 5¼ mylen. De gegiste breedte van 28-23 min.; lengte van 37-5½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 9 dito.Sondag den 9 dito. Met mistig weder vertrokken zy weder van de zeekant naar de plaats, daar zy eerst aan de rivier gekomen waren, alwaar mede een Kraaltje gelegen had, zynde van 't zelve volk, daar deze Sonqua by behoorde. Alhier volden zy wederom hunne waterflessen, en dewyl zy nu oordeelden op de breedte van AgoaGa naar voetnoot2) das Voltas te zyn, rezolveerden zy, vermits zy niet langer gevictualieerd waaren, wederom te keeren; en stelden hun cours Z.W. ½ myl, totGa naar margenoot+ dat zy weder aan strand quamen, en bevonden aldaar een baay te zyn, en, na de zelve gevisiteerd te hebben, oordeelden die bequaam te zyn om een Hoeker, of minder Vaartuyg, daar in te konnen bergen, werdende van de Noorder wal besloten met een Rif, 't welk zich strekte Z.Z.W. lang, ontrent een goteling-schoot buyten de wal; dit zelve brak de zee, makende over zulks slecht water in de baay. Aan 't voorsz Rif was nog een lager Rif, 't geen met hoog water onderliep, en zich Z. ten W. een Musquet schoot verre strekte. Voorder | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
eyndigde 't zelve met een zandrifje, alwaar men geen branding meer zag, en scheen het gat, om dit baaitje in te loopen, heel diep te zyn; het legt Z.Z.W. en N.N.O. Van daar waren zy voort gemarcheerd de strand langs tot den middag; en hadden niet anders dan een vuyle wal, langs heenen met klippen bezet, gevonden. Daar hoogte genomen hebbende, bevonden zy zich op de breedte van 28-34 min. en lengte van 37-8 min., en waaren toen 2 mylen van 't voorsz baaytje, zoo dat het zelve legt op de breedte van 28-25 min., en lengte van 37-6 min. Op de namiddag marcheerden zy voort een cours langs deGa naar margenoot+ strandt, als Z. 6 grad. O., tot dat zy quamen een myl voor by de plaats, daar zy twee dagen te voren gelegen hadden, daar zy zich nedersloegen.Ga naar margenoot+ Hun gegiste cours en verheid Z. 8 grad. en ½, O. 7¼ mylen, de gegiste van 28-54 min., lengte van 37-8 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 10 dito.Maandag den 10 dito. Met mistig weder 's morgens ten 4 uuren vertrokken zy van hunne rustplaats, en marcheerden langs de strand, tot dat zy op de naarmiddag, als bevorens verhaald is, weer by ons quamen, nog by zich hebbende den meergemelden Sonqua. Water nog gras hadden zy tusschen deze onze rustplaats, en gedachte rivier, niet gevonden. Ondertusschen was 'er niets voorgevallen, als alleen, dat wy hier by obzervatie bevonden (gelyk wy ook aan de Koperbergen ondervonden hebben) alle middag precies, en tegen den avond, de wind uyt den Z.W., de welke op den 7den dito voorsz, voor de eerste reize uit den Noorden begon te waayen, met welke windGa naar margenoot+ 's anderendaags de zee wel een musquet-schoot verre tot aan strand zich geheel rood vertoonde, waar van ons de oorzaak onbekend was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 11 dito.Dynsdag den 11 dito. Bleven wy dezen dag hier nog leggen, om 't volk, dat uitgeweest was, te laten rusten, en wierd er ook met eenen preparatie gemaakt, om 's anderendaags weer te rug te keeren na Kaap der Goede Hoop, om de bevorens verhaalde reden; ten welken eynde geordonneerd wierd, dat de beesten, die tot dus lang aan de voornoemde rivier geweest waren, den aanstaanden morgen zouden opkomen. Middelerwyl sondeerde de Ed. Heer Commandeur den gedagten Sonqua, die toen zeyde, dat hy geen Sonqua was, maar een van de Natie, Kamezon genaamd, en na met hem een langen tyd gesprokenGa naar margenoot+ sproken te hebben, rezolveerde de Ed. Heer Commandeur hem mede na de Kaap te nemen, om naderhand by tyd en wyle dienst van hem te konnen hebben, nademaal het land hem overal hier ontrent bekent was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
trokken waaren, voor by marcherende de rustplaats, daar wy den zelven dito, ons ter neder hadden geslagen, en quamen alzoo op den middag in de rivier ¼ myl hooger, als wy te voren gelegen hadden, en sloegen ons hier neder. De kuylen met water, die wy vonden, waren zeer brak; met hout en gras was het als voren. De gegiste cours en verheid Z.O. een graad, Zuydelyker 3¼ mylen, de gegiste breedte van 29-28 min., de lengte van 37-23 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 13 dito.Ga naar margenoot+ Donderdag den 13 dito. 's Morgens ten 5½ uuren vertrokken wyGa naar margenoot+ hier van daan, stelden onze cours vooreerst Z.Z.O. tot op ons oud pad, marcheerde 't zelve langs, tot dat wy quamen aan een hoogte, alwaar wy 't zelve verlieten, en staken door een vlakte, de cours O. ten Z., komende alzoo in de rivier een myl van onze rustplaats, daar wy den eersten dezer van daan vertrokken waren. Hout, gras, en water, was hier zober, en brak. De gegiste cours en verheid Z.O. 3 graaden, Zuydelyker 5½ mylen. De gegiste breedte 29-45 min., lengte van 37-32½ bevonden breedte van 29-42 min. de verbeterde cours en verheid Z.O. 4½ mylen, lengte volgens de gebeterde cours 37-35¼ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 14 dito.Vrydag den 14 dito. 's Morgens vertrokken wy van onze rustplaats, en stelden onzen cours Z.O. 18/12 mylGa naar voetnoot1), latende aan de linkerhand van ons leggen de rustplaats, daar wy den 23sten passato van daan vertrokken waren, komende alzoo by de Kloof, die wy den 21sten passato voorsz doorgetrokken zyn. Vervolgden zoo voorts ons oud pad, totdat wy quamen aan de plaats, die wy den 21sten voorsz. verlaaten hadden. Sloegen ons hier weder ter neder. Hout, gras, en water, was hier noch al, als bevoorens verhaald is. De gegiste cours en verheyd Z.Z.O. 3½ graaden, Zuidelyker 3¼ mylen. De gegiste breedte 29-54 min., lengte van 37-41½ min.; bevonden breedte van 29-56 min., gebeterde cours en verheid Z.Z.O. 3½ gr., Zuidelyker 3⅗ mylen, lengte volgens de zelve 37-41 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 16 dito.Sondag den 16 dito. 's Morgens, met het aanbreken van den dag, zont de Ed. Heer Commandeur eenige manschap uit om de Zuid, ten einde te zien, of daar eenige gelegenheid was om bequaam na strand te konnen komen, die, in den avont wederom komende, berigtten, dat na de zeekant water nog gras te vinden was, weshalven wy genoodzaakt geweest waren, om de rustplaats, van waar wy den 20sten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voorleden vertrokken waren, op te zoeken, en te zien, hoe het daar gesteld was, en hadden 't zelve in dien staat, gelyk wy 't gelaaten hadden, gevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 17 dito.Maandag den 17 dito. 's Naarmiddags ten 2 uuren verlieten wy deze rustplaats, marcherende ons oud pad langs, tot dat wy quamen aan de plaats, daar zy daags te vooren geweest waren, en sloegen ons ¼ myl hooger, als wy te vooren gelegen hadden, neder, om datGa naar margenoot+ men 't water aldaar oordeelde een weinig beter te zyn. De gegisteGa naar margenoot+ cours en verheid Z.Z.W. 3¼ mylen. De vertrouwde breedte van 30-4 min.; lengte van 37-33 min. De gebeterde cours en verheid Z.Z.W. 1 graad, Westelyker 2⅞ mylen; de beneden breedte 29-48 min. De behouden lengte van 37-33 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 18 dito.Dynsdag den 18 dito. Bleven wy hier leggen, en middelerwyl zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met eenige manschap uit, om de Doornbosch-rivier op te zoeken, en met eenen te zien, hoe het aldaar gestelt was. Op den middag quamen alhier ontrent ons kampement 2 Sonquas, die, volgens hunne eygen bekentenis, van meining waren, 1 of 2 mannen, indien zy die hadden konnen bezetten, ter neder te maken, en dan eenig vee weg te dryven, waar op de Ed. Heer Commandeur eenig volk derwaarts zont, om, zoo 't mogelyk was, de zelve met gemak gevangen te nemen, en, by tegenweer, met hen te handelen, gelyk men met vyanden gewoon is te doen. 't Volk ontrent hen komende, zagen zy 'er 8, en begaven zich 5 van de gemelde Sonquas op de vlugt, welke 't ontquamen; doch de 3, ziende,Ga naar margenoot+ dat zy bezet waren, gaven zich 2 der zelve vrywillig gevangen. De derde zich ter weer stellende, wiert 'er vuur op hem gegeven, en hy in de beenen gequetst, wordende aldus by den E. Heer Commandeur gebragt, die, na een lange tyd ondervraagt te zyn, bekenden, dat zy, benevens alle de Sonquas van de Amacquas herwaarts gezonden waren, om ons zoo veel afbreuk te doen, als hen mogelyk zou wezen. Deze wierden dan, nevens den voorgemelden Kameson, in hegtenis genomen, en bewaart. 's Avonts ontrent 9 uuren quam de Sergeant te rug, en bragt berigt, dat hy de bevoorens gemelde rivier had gevonden, wel voorzien met kuilen, inhebbende goed water, als mede overvloedig gras en hout, 't welk het doorngeboomte is, dat in deze rivier gevonden wort. Zy bragten ook 2 wyven der Sonquas mede, die benevens de andere gevangenen mede bewaart wierden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Z.W. ¼ myl, en Z.W. ten Z. ⅙ myl; mitsgaders Z.Z.O. ¼ myl. Toen weder Z.Z.W. ¼ myl. En Z. ten W. ½ myl. Ook W. ¼ myl. Van daar Z. ¼ myl, als mede Z.Z.W. ⅖ myl. Toen Z. ⅛ myl. Tot dus verreGa naar margenoot+ waren wy gemarcheert over verscheide heuvelen; doch een bequamen weg; en quamen hier aan een groote vlakte, die zich tot aan deGa naar margenoot+ gedagte doornbosch-rivier strekte; en namen toen wederom onzen cours Z.Z.O. 1⅕ myl. Van daar Z. ten O. ⅕ myl. Toen Z. ten W. 1⅘ myl, komende toen in de voorsz rivier, en sloegen ons in de zelve ter neder, bevindende het hier, gelyk het door den Sergeant berigt was. De weg, by ons gemarcheert, was rood keyagtig zand, bewassen met laage kreupelboschjens. Onze gegiste cours en verheid Z. 6 graaden, Westelyker 5¼ mylen. Gegiste breedte 30-25 min., lengte van 37-33 min., bevonden breedte van 30-27 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 20 dito.Donderdag den 20 dito. Op den naarmiddag ten 2 uuren vertrokken wy van hier na de zeekant, en stelden voor eerst onzen cours langs de rivier W. ten N. ⅓ myl. Van daar marcheerden wy weder in de rivier, en namen onzen cours in de zelve N.W. ten W. ⅚ myl, tot dat wy aan een bocht quamen, die wy omtrokken W.N.W. ⅓ myl. Van daar W. ⅛ myl, en van daar wederom volgens den loop van de rivier een bocht in, die zig Z.W. ⅖ myl strekte, daar wy campeerden, om dat alhier nog goed water en gras was, 't welk wy nader aan de zee oordeelden niet te zullen vinden. De rivier was hier 't eenemaal zonder geboomte, gelyk ook alle de rivieren, die wy aan de zeekant gepasseerd zyn, gevonden hebben, daar de zelve in tegendeel, gelyk meermalen verhaald is, na boven toe dicht met doorngeboomte bewasschen zyn. De gegiste cours en verheid W. ten Z. een graad, Zuydelyker 1 11/12 myl, gegiste breedte 30-28¾ min., lengte van 37-25 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 21 dito.Vrydag den 21 dito. Bleven wy alhier leggen, en wiert ondertusschen een Sergeant, een Stuurman, en vier man, alsmede een Corporaal, met vier man, benevens den Stuurmansmaat, belast, de eene party om de Zuid, en de andere om de Noord, de strand te visiteeren, en gingen vooreerst gezamentlyk Z.W. aan ⅓ myl. Van daar Z. ⅛ myl. Toen Z.W. ten W. ⅓ myl, en Z. ¼ myl. Van daar tot aan den hoek van de rivier Z.Z.W. ⅓ myl; voor de zelve was een baaitje, doch onbequaam, 't welk zich strekte N. ten W. en Z. ten O. 1/20 myl. Alhier scheiden zy van malkanderen, de Sergeant marcheerde om de Z., en de Corporaal om de N. Tegen den avont quam de Sergeant terug. en deed berigt, dat zy voor eerst hun cours langs 't strand genomen hadden, Z. ten O. ⅔ myl, tot aan eenen inhoek met groote | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
losse klippen, vervolgende de zelve cours 1½ myl, tot aan een grooteGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1) zandbaai, die wel 1¼ myl lang was; daar de zee geweldig instortte,Ga naar margenoot+ en dat met vlak strand na oogenschyn, stond de zelve dagelyks grooter te werden, nademaal de zee, gelyk zy zagen, het Land geduurig afnam. Nog, na 2 mylen verder gemarcheerd te hebben, bevonden zy zich op een hoek met hooge Sand-duynen, en vlak strand, met laage klippen, daar zy hoogte namen, en hadden de breedte van 30-43 min., en lengte van 37-25 min. Van daar nog een myl verder gemarcheerd zynde, alwaar de wal wat meer om de Oost strekte, zagen eenen hoek van hen afleggen, na gissing 3½ myl, die zich, zoo zy zien konden, eenigzins verder in zee strekte, en bevonden de wal van de rivier af tot aan die plaats te loopen Z. ten O. ½ streek Oostelyker. De Corporaal, nevens den Stiermans-maat mede te rugkomende, deden rapport, dat zy de wal op 5 mylen, en verder, zoo wyd als zy zien konden, niet anders bevonden hadden, dan klippen te zyn, en dus aan weerzyden onbequaam te wezen, om door eenige Schepen aangedaan te werden. Hunne gegiste cours en verheid was Z. en N. 5 mylen. De behouden cours en verheid Z. 4 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saturdag den 22 dito.Saturdag den 22 dito. 's Morgens met den dag vertrokken wy weder hier van daan, nemende onze cours te rug na onze oude rustplaats, daar wy den 19den dito van daan waren vertrokken, die wy passeerden ontrent ten 9 uuren. Stelden van daar onzen cours door de rivier voor eerst O.Z.O. ½ myl. Toen O. ten Z. ¼ myl, en Z.O. ⅓ myl, op een hoek in gedagte rivier, daar wy goedvonden te blyven leggen, om van daar eenig volk uyt te zenden, om 't oud pad van den VaandrigGa naar margenoot+ Berg op te zoeken. De gegiste cours en verheid O. ten Z. 3 graden Zuydelyker 3 mylen. De gegiste breedte 30-33 min., lengte van 37-36 min.; bevonden breedte 30-30 min. Gebeterde cours en verheyd Oost 2 graden, Zuidelyker 3 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 24 dito.Maandag den 24 dito. 's Morgens vertrokken wy van deze rustplaats, en stelden onzen cours voor eerst een hoogte op O. ten Z., tot dat wy op een plaats quamen, alwaar de kleene doorn-bosch-rivier zich met de groote doorn-bosch-rivier te zamen voegd. Deze marcheerden wy met de zelve cours langs, tot in een bocht, alwaar wy | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ bleven leggen. De Ed. Heer Commandeur zond ondertusschen wederGa naar margenoot+ eenig volk uyt, om 't verhaald pad op te zoeken; die in den nacht weder quamen, en zeyden 't zelve, met goede passagie daar na toe, gevonden te hebben. 't Gras was hier redelyk; maar water waren wy genoodzaakt te graven. De gegiste cours en verheid was deze dag O. ten Z. 4 graden, Zuydelyker 2 mylen. De gegiste breedte 30-32 min. en lengte van 37-45 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 25 dito.Dynsdag den 25 dito. 's Morgens ten 7 uuren vertrokken wy van deze plaats, en namen onzen cours N.O. ⅕ myl. Van daar O. ten Z. 1¼ myl. Toen O.N.O. 1/20 myl, als mede N. ten O. 1/20 myl; mitsgaders N.O. 1/20 myl. Van daar O.Z.O. ⅖ myl, en Z.O. ⅙ myl, ook Z.Z.O. ¼ myl, alle langs en door de rivier. Hier vont de Ed. Heer Commandeur goed de beesten te laten uytspannen, en op de naarmiddag verder te marcheeren. Wy bleven hier om de schrikkelyke hitte, die wy op dezen dag hadden, waar door menschen en beesten byna verflaauwden; weshalven ons genoodsaakt vonden 't veete laten drinken, dewyl alhier water was. Ook om de hitte van den dag wat te laten overgaan. Op de namiddag ten 4 uuren braken wy wederom op, om de reyze te vervorderen, en stelden onzen cours Z.Z.O. ⅓ myl. Van daar Z.O. ten Z. ¼ myl, en O.Z.O. ⅕ myl, alwaar wy quamen op het voorsz. pad van den Vaandrig Berg, daar wy ons nedersloegen, zynde aan de zelve rivier gras, en water, 't welk wy graven moesten, was hier redelyk. De cours, en verheid van dezen dag O. 5 graden Zuydelyker 3 mylen, en de breedte van 30-31 min., en de lengte van 37-56½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 26 dito.Woensdag den 26 dito. Op den namiddag vertrokken wy van dezeGa naar margenoot+ rustplaats, en met eenen van de meergenoemde rivier, vervolgende 't voorsz pad, tot dat wy laat in den avond quamen aan de laatste modderkuyl, die wij redelyk met water verzien vonden. Hier bleven wy leggen, en lieten de beesten, die getrokken hadden, met partyen drinken, dewyl voor 't gansch getal hier geen water was. De gegiste cours en verheid Z. ten O. 3⅓ mylen; de gegiste breedte van 30-45 min., de lengte van 37-59 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 27 dito.Donderdag den 27 dito. 's Morgens met het aanbreken van denGa naar margenoot+ dag vertrok een Sergeant met 't meeste deel der beesten na Meerhofs Casteel, om de zelve onderweeg, daar nog water in de kuylen stond, te laten drinken. Ontrent ten 6½ uuren volgden wy met onzen treyn, en quamen ontrent ten 12½ uuren aan Meerhofs Casteel voornoemt,Ga naar margenoot+ alwaar wy wederom de beesten, die getrokken hadden, uyt-Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
spanden, en het weynig water, dat wy hier in de Fonteyn vonden, lieten uytdrinken. Ontrent ten 3 uuren na de middag spanden wy wederom andere beesten in, latende de resterende voor uyt dryven, en vervolgden zoo voorts ons oud pad, tot dat wy met zons ondergang aan de eerste modderkuylen by een quamen, aan de welke wy ons ter nedersloegen, omtrent ¾ myl van de rustplaats, van waar wy den 26sten September vertrokken zyn. Deze kuyl was redelyk van water voorzien, dog stinkende, en niet zesdepart genoeg, om onze beesten daar mede te drenken. Wy lieten dezen avond de beesten, die zeer verdorscht waren, yder na proportie zoo veel drinken, als 't mogelyk was. De wegen, die wy op de uytreyze zeer moerassig, en onbequaam hebben bevonden, waren nu t' eenemaal zonder water, en zoo uytgedroogd, als steenen. De gegiste cours en verheid Z.Z.O. 4¾ mylen. De gegiste breedte 30-58 min.; lengte van 38-5 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 28 dito.Vrydag den 28 dito. Bleven wy hier leggen. De Ed. Heer Commandeur liet deze gedachte kuylen opgraven, en schoon maken. Ondertusschen wierden de beesten na de andre kuylen gedreven, om zoo veel te drinken, als 't mogelyk was. Middelerwyl wierd 'er gerezolveerd, om alle de beesten, behalven voor yder Kar en Wagen een gespan, na de Olifants rivier te dryven, gelyk ook tegen den avond een Sergeant met de zelve derwaards ging. Het water, 't welk ondertusschen weder in de kuyl gekomen was, wierd aan de beesten, die wy nog by ons hadden, met bakken toegemeten, konnende 't zelve geen emmer vol uytmaken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Satur dag den 29 dito.Satur dag den 29 dito. 's Morgens werd een Corporaal met eenige manschap gecommandeerd, om de Schapen mede na de Oliphants rivier te dryven. Op de middag wierd aan onze beesten weer een balie met water gegeven, en met eenen ingespannen om 't over te zetten tot aan de Olifants rivier, en wy vertrokken van hier ten 2 uuren, en quamen ten 5 uuren aan de hooge Kraal, alwaar wy eenige beesten vonden, die den Sergeant had achtergelaten; de welken de Ed. Heer Commandeur het water, dat hy in eenige flessen had, te drinken gaf, en na dat wy ontrent ¼ myl halte gehouden hadden, vervolgden wy onze reyze, en, quamen alzoo 's nachts ten een uur aan de Bakkeleyplaats,Ga naar margenoot+ gelegen aan de Olifants rivier, alwaar wy onze voor uytgezondeneGa naar margenoot+ beesten en schapen vonden. De gegiste cours en verheid Z.Z.O. 4 graaden Oostelyker 6 mylen. De gegiste breedte 31-18 min. DeGa naar margenoot+ vertrouwde breedte 31-16 min.; de gebeterde cours en verheid Z.O. ten Z. 4 graden Zuydelyker 5¾ mylen, lengte van 38-17 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 30 dito.Sondag den 30 dito. Bleven wy hier leggen. De Ed. Heer Commandeur zond een Kar, geladen met eenige vaten water, na de beesten, die wy agtergelaten hadden, om de zelve te laten drinken, en was 't mogelyk, die herwaards aan te brengen; gelyk ook geschiedde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 31 dito.Maandag den 31 dito. Resolveerde de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met 6 man, nevens den Stuurman, uit te zenden na den uitgang van de Olifants-rivier, en met eenen te onderzoeken, of daar geen gelegenheid was, om met karren en wagens derwaarts te komen, en vertrokken dus van ons 's namiddags ten 3 uuren daar na toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 1 Januarii 1686.Ga naar margenoot+ Dynsdag den 1 Januarii 1686. Bleven wy nog alhier leggen, om den uytgezonden Sergeant weder in te wagten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 2 dito.Woensdag den 2 dito. Op de namiddag ten 5 uuren, quam de Sergeant met zyn byhebbende manschap weder te rug, en deden rapport, dat zy den 31sten passato de rivier waren langs gemarcheerd ontrent 3⅓ myl, die zy aldaar met klippen en hooge steyle wallen vonden, en waren 's anderendaags voort gemarcheerd, tot aan de mond van deze rivier, de welke zy zeer wyd bevonden, en aan den uytgang der zelveGa naar margenoot+ was een Eylandje, ontrent 100 roeden lang, met een zandig strand, en boven op bewasschen met laag Kreupelbosch. Aan de Zuydzyde van 't voorsz Eylandje scheen de rivier zeer breed, en diep, maar aan de West-kant van dat Eylandje was zy met een groote zand-duyn bezet, die de zelve tot aan de Noorderwal tot ontrent op 20 roeden schoot, alwaar de rivier met een grooten uytgang haar water in zee quam te lossen; dog dit wierd 't elkens met den vloed zoo sterk weder opgedreven, dat men bevond, tot zelfs 3 mylen boven deze rustplaats, ebbe en vloed in deze rivier te gaan; 't welk veroorzaakt, dat men, volgens hun rapport, tot op 4 mylen van de zeekant, al zout, en onbruykbaar water in deze rivier vind. Gras hadden zy van hier, tot aan de zeekant niet gevonden; dierhalven onbequaam om met de beesten derwaards te gaan. Hadden wyders bevonden de wal aldaar te strekken Z.Z.O. en N.N.W. tot aan de overkant, ontrent een myl; alwaar de wal met een hoek in zee uytstak W.Z.W., en bevonden den uitgangGa naar margenoot+ van meergedagte rivier op de breedte van 31-3 min., en lengteGa naar margenoot+ van 37-40½ min. Hun cours en verheid van deze plaats tot aan de zeekant was W.N.W. 2 graaden, Noordelyker 8½ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 3 dito.Donderdag den 3 dito. 's Morgens ten 6 uuren vertrokken wy van deze plaats, en vervolgden ons oud pad, en na dat wy 2½ myl van de Bakkeley-plaats afwaren, besloot de Ed. Heer Commandeur dat wy ons hier zouden ter nederslaan, zynde ontrent ¼ myl van 't riviertje, dat wy den 20sten September gepasseert waren, ter oorzaak | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van 't schoon gras, 't welk wy hier langs de rivier vonden. De gegiste cours Z.O. ten O. De gegiste breedte 31-20 min. De lengte van 38-26½ min. De vertrouwde breedte 31-23 min. De behouden cours en verheid Z.O. ten O. 3 graaden, Zuidelyker 2⅔ mylen; behouden lengte van 38-26 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 4 dito.Vrydag den 4 dito. 's Morgens ten 6 uuren vertrokken wy van deze rustplaats, marcherende voor eerst door het bovengedagte riviertje, 't welk wy op de uitreize met loopent water hadden bevonden, maar 't geen nu t'eenemaal droog was; en vervolgden alzoo wederom ons oud pad tot ½ myl voorby onze rustplaats aan denGa naar margenoot+ Baviaansberg, daar wy ons ter nedersloegen, en gras vonden wy mede als boven gedagt. De gegiste cours en verheid Z.O. 2 gr. Zuidelyker 3 mylen. De gegiste breedte van 31-32 min. Lengte van 38-36 min. bevonden breedte van 31-30 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 5 dito.Saterdag den 5 dito. Des naarmiddags ten 2 vertrokken wy van deze rustplaats, nemende onzen cours naar de Doordrift, alwaar wyGa naar margenoot+ tegen den avont aanquamen. Hier bleven wy leggen, en daar wiert besloten, om 's anderendaags over te marcheren; waar toe dan een bequame plaats wiert uitgezogt, de diepte van ontrent 1½ voet water hebbende. De gegiste cours en verheid Z. 9 graaden Oostelyker 3 mylen; de gegiste breedte van 31-40 min. Lengte van 38-37 min. Vertrouwde breedte van 31-41 min. Vertrouwde cours en verheid Z. ten O. 2⅗ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 6 dito.Sondag den 6 dito. 's Morgens met het aanbreken van den dag zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met 4 karren en een party beesten voor uit na den Dassenberg, om aldaar de fonteinen,Ga naar margenoot+ die wy vreesden toegegroeit te zijn, op te graven, en schoon te maaken. Op den namiddag ten 2 uuren volgde de Ed. Commandeur met de resterende trein, en quam alzoo met des zons ondergans aan den Dassenberg voorsz, daar wy den Sergeant vonden, en ons terGa naar margenoot+ nedersloegen, schoon gras en water vonden wy hier in overvloed. De gegiste cours en verheid Z.W. ten Z. 2 graaden Westelyker 3⅛Ga naar margenoot+ mylen. De gegiste breedte 31-46 min., en lengte van 38-29 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 8 dito.Dynsdag den 8 dito. 's Namiddags ten 1 uur braken wy op, en stelden onzen cours na de brakke valey; verlieten ons oud pad, om dat het zelve zeer krom loopt, en namen onzen cours Z. ten W. 7 graaden Westelyker, en quamen alzoo 's avonts ten 7 uuren in deGa naar margenoot+ brakke valey, alwaar wy 6 Olifanten vonden, die wy met schreeu- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ wen en schieten van daar joegen. Water vonden wy hier redelyk; maar gras sober. De gegiste cours en verheid Z. ten W. 7 graaden Westelyker 4⅓ mylen, De gegiste breedte 32-1 min., lengte van 38-24 min. De vertrouwde breedte van 31-59. Behoudens cours en verheid Z.Z.W. 6 graaden Zuidelyker 4 mylen. De behouden lengte van 38-23 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 9 dito.Woensdag den 9 dito. 's Morgens vroeg zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant na beneden, om te vernemen, of aldaar geen water was, dewyl hy besloten had om de strand hier mede te visiteeren, die, na verloop van 2 of 3 uuren, weer te rug quam, en berigt dede, dat hy op 1 myl weegs 3 kuilen met redelyk goed water gevonden had; waar op wy 's namiddags ten 5 uuren derwaarts marcheerden. De gegiste cours en verheid N.W. 5 graaden, Noordelyker 1 myl. De gegiste breedte van 31-56 min., en lengte van 38-2 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 10 dito.Donderdag den 10 dito. 's Morgens met het aanbreken van den dag zont de Ed. Heer Commandeur een Sergeant met eenige manschap na de zeekant, om te vernemen, of daar eenige bequaamheid was, om derwaarts te komen; die tegen den middag wederquam berigten, van na 3 mylen marcherens aan de zee geweest te zyn, maar geen water gevonden te hebben, als op 1 myl weegs na by de zelve, alleenlyk om 30 of 40 beesten te konnen drenken. Ook mede, dat hy een ElandGa naar voetnoot1) in zee had gezien; waar op de Ed. Heer Commandeur besloot met 2 wagens, benevens de schuit, en eenige manschap derwaarts te gaan; en vertrok, alzoo 's naarmiddags ten 1 uur, en, na 4 mylen marcherens, quamen wy aan 't gedagte water, alwaar wyGa naar margenoot+ ons vaatwerk vulden, dat ten dien einde mede genomen was, en gingen verder, totdat wy, na 1 uur marcherens, aan de zeekant quamen,Ga naar margenoot+ daar wy kampeerden. De gegiste cours en verheid N.W. 6 graaden,Ga naar margenoot+ Westelyker 2⅔ mylen. De gegiste breedte 31-49 min., en lengte van 38-9½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 11 dito.Vrydag den 11 dito. 's Morgens met mooi weer, bragten het schuitjenGa naar margenoot+ in zee, om de baay ontrent het eilandje bovengedagt af te looden, en bevonden tusschen het Zuideinde en de vaste wal 2 of 3 vadem water, en aldaar is een zandstrandje, bequaam om met een schuit af en aan te vaaren. Het eiland is langs heenen met klippen bezet. Benoorden het eiland en de vaste wal voorsz, ontrent een gooteling-schoot van de meergemelde wal, is 6 of 7 vadem water, zandgrond met kleine steentjens. Een schoot weegs verder, alwaar men | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de rivier of valey regt inziet, was 8, 9, en 10 vadem water, de grond fyn zand onder met schelpen. Het gedagte eiland legt meest O. en W. Tusschen het zelve en de vaste wal is een gat, maar onbequaam, alzoo het zelve vol blinde en uitstekende klippen legt. De bevonden breedte van 31-45 min., de behouden cours en verheid N.W. 4 graaden, Noordelyker 3⅓ mylen, zoo dat wy 4 min. Zuidelyker waren, als wy gegist hadden. Behouden de lengte van 38-9½ min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saturdag den 12 dito.Saturdag den 12 dito. 's Morgens vroeg ordonneerde de Ed. Heer Commandeur een Sergeant, den Stierman, en eenige manschap, om van hier Noordelyker aan, tot aan de Olifants Rivier, de strand te visiteeren. Van des gelyken ook den Stiermans-maat, om zulks om de Zuyd te doen, die dan van hier vertrokken, om te verrichten, 't geen bevolen was, waarvan de Stiermans-maat tegen den avond wederquam, en rapport dede, dat hy Z.Z.O. ⅙ myl de wal schor en met klippen bevonden had. Toen was hun cours Z. ten O. 2 mylen, en bevonden aldaar een vlak en zandig strand, tot dat zy dwers voor een valey, de zee-koejen-valey, na de zee-koejen, die men 'er in vind, genaamd, quamen, alwaar zy ook hooge zand-duynen vonden. De cours van Z. ten O. nog 2 mylen gevorderd hebbende, hadden zy bevonden het land met een bocht inwaards te loopen, zynde zandstrand. Voorsz bocht ten eynde zagen zy een rif van klippen, strekkende ontrent ½ myl N.W. in zee, en na zyn oordeel bequaam, om des noods, een gemeen Vaartuyg onder 't zelve te konnen bergen, en voor den Zuyden wind t'eenemaal bevryd te zyn; dog vermits het dyzig weder had hy geen hoogte konnen nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 13 dito.Sondag den 13 dito. Bleven wy hier noch leggen, om den Sergeant en den Stierman in te wagten, die tegen den avond wederquam, enGa naar margenoot+ berigtte aan de Olifants-rivier geweest te zyn, zynde hun coursGa naar margenoot+ voor eerst geweest N.W. 2½ mylen langs strand, die zy zandig vonden. De zelve cours een myl vervolgende bevonden de wal schor en klippig, tot wel op 20 roeden in zee. Toen was hun cours N.N.W. 1¼ myl, passeerden een groote inbocht: dog onbequaam, zynde zandig en klippig. Voortgaande, quamen zy aan een rif met gebroken klippen, strekkende zich N. ten W. ontrent ½ myl in zee, en agter 't zelve een inbogt als een halve maan, lang ⅔ myl, aan de overkant mede voorzien van een rif, dat zich eenigzins in zee strekte, en vorderGa naar margenoot+ rondom zandstrand was. Dierhalven door hen bequaam geoordeelt om 'er een schip in te konnen bergen, leggende op de breedte van 31-28 min., en lengte van 37-56 min. Van daar was hun cours | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
N.N.W. ⅔ myl langs zandstrand. Toen N. ten W. ⅔ myl tot aan een hoek met groote hooge klippen. Van hier N.N.W. 3 mylen de wal langs heenen zeer hoog, styl, en klippig; en quamen aan den hoek van de Olifants-rivier, van welke zy dien eygen avont weer te rug gingen, tot dat zy zich eindelyk 's avonts ten 11 uuren daar nedersloegen; en quamen dus by ons, gelyk voorzegt is. Hunne gegiste cours en verheid van hier tot aan de Olifants-rivier voorsz N.W. 5 graaden Noordelyker 13 mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 14 dito.Maandag den 14 dito. Tegens den middag braken wy op, en marcheerden weder te rug na onzen trein; daar komende, wiert alles klaar gemaakt, om gezamentlyk te vertrekken, 't welk aldus geschiedde, en quamen tegen den avond op onzen rustplaats van den 9den, daar wy ons ter nedersloegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 15 dito.Dynsdag den 15 dito. 's Middags vertrokken wy van de brakke valey naar de Olifantsjagt; stelden onzen cours Z.O. ten Z. en quamen 's avonts ten 6 uuren daar, alwaar wy kampeerden, en hadden verscheide ontmoetingen met de Olifanten gehad; 't welk nog alles wel afgeloopen was. De gegiste cours en verheid Z.O. ten Z. 2⅔ mylen. De gegiste breedte van 32-6 min., en lengte van 38-31 min. Vertrouwde cours en verheid Z.O. 5 graaden, Oostelyker 2⅕ mylen, vertrouwde breedte van 32-4 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 16 dito.Ga naar margenoot+ Woensdag den 16 dito. Ten 6 uuren vertrokken wy van de Olifants-jacht, en stelden onzen cours langs ons oud pad, tot dat wy aan een valey met water quamen, alwaar de Ed. Heer Commandeur een halte maakte, om de beesten wat te laaten rusten, en 's namiddags weder te vertrekken; dog ziende, dat de zelve het niet zouden konnenGa naar margenoot+ uythouden, vont goed aldaar te vernachten. De gegiste cours en verheid Z.O. ten O. 1½ myl. De gegiste breedteGa naar margenoot+ 32-7 min. en lengte van 38-34 min. De vertrouwde breedte 32-8 min. De gebeterde cours en verheid Z.O. ten O. 4 graden. Zuydelyker 1½ myl, behoudende de lengte van 38-34 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 17 dito.Donderdag den 17 dito. Ten 6 uuren vertrokken wy van deze rustplaats, en vervolgden ons oud pad, tot dat wy ten 11 uuren quamenGa naar margenoot+ op de rustplaats, Doolhofs-Hoek genaamd, daar wy ons ter nedersloegen. Water en gras was hier nog redelyk. De gegiste cours en verheid Z.O. ½ streek Oostelyker 3⅘ myl. De gegiste breedte van 42-19 min., en lengte van 38-45 min. De vertrouwde breedte 32-15 min., behoudende de lengte van 38-48 min. De gebeterde cours en verheid Z.O. 2 graden, Oostelyker 3⅛ myl. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 18 dito.Vrydag den 18 dito. 's Morgens ten 6½ uuren vertrokken wy van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de voorsz. rustplaats, vervolgden ons oud pad, en passeerden onder weeg de rustplaats, daar wy den 9 September passato gelegen hadden, en quamen zoo eyndelyk in de kleene Olifants Rivier, alwaarGa naar margenoot+ wy campeerden, om dat de Kraalen van Capitein Goenjema hier dicht ontrent waren, die tegen den avond melk en schaapen bragtenGa naar margenoot+ om te verruilen. Het water, dat in de kuilen stont, en 't gras, was hier nog redelyk. De gegiste cours en verheid Z. 6 graaden, Oostelyker 3⅓ mylen. De gegiste breedte 32-28½ min., de lengte van 38-50 min. Behouden breedte van 32-27 min. De gebeterde cours en verheid Z. ten O. 3 graaden, Zuidelyker 3⅓ mylen, behoudende de lengte van 38-50 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Saterdag den 19 dito.Saterdag den 19 dito. 's Morgens quamen de meeste van de Goenjema's Hottentots wederom by den Ed. Heer Commandeur, en alzoo de oude Goenjeman overleden was, waar over zy meest alle nog rouwGa naar margenoot+ droegen, 't welk bestond in 't afscheeren van hun hairGa naar voetnoot1), verzogten zy, dat de Soon in zyn plaats mocht gesteld werden, 't welk geschiedde; waar over zy den Ed. Heer Commandeur hertelyk bedankten. Op de namiddag ten 2½ uuren zyn wy van hier vertrokken na een oude rustplaats, de jakhalskloof genaamd, daar wy tegen den avondGa naar margenoot+ ons nedersloegen. Water en gras was hier genoeg. De gegiste cours en verheid Zuyden een graad Oostelyker 1⅘ myl. De gegiste breedte 32-34 min., behoudende de lengte van 38-51 min. De vertrouwde breedte van 32-33 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Sondag den 20 dito.Sondag den 20 dito. 's Middags vertrokken wy van de bovenstaandeGa naar margenoot+ rustplaats na de Elands-Kraal, daar wy ontrent ten 6 uuren campeerden.Ga naar margenoot+ Onze gegiste cours en verheid Zuyden 4¼ graden WestelykerGa naar margenoot+ 1 11/12 myl. De gegiste breedte 32-39 min. en lengte van 38-50 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Maandag den 21 dito.Maandag den 21 dito. 's Morgens ten 6 uuren vertrokken wy van de Elands-Kraal, en vervolgden ons oud pad na de Rhinocer-Kraal,Ga naar margenoot+ welke wy ontrent ten 10 uuren passeerden, en toen zoo voorts na de berg-rivier, aan welke wy ons ontrent 's namiddags ten 3 uuren terGa naar margenoot+ nedersloegen. De gegiste cours en verheyd zynde 4 graden Westelyker 5¾ myl, de gegiste breedte 32-59 min., en lengte van 38-53 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dynsdag den 22 dito.Dynsdag den 22 dito. 's Namiddags ten 3 uuren marcheerden wy over de Berg-Rivier, en met eenen na de plaats, de vleermuys genaamd,Ga naar margenoot+ mede aan de voorsz. Berg-rivier leggende. Daar wy cam- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
peerden. De gegiste cours en verheid Z.Z.O. 1 11/12 myl. De gegiste breedte 33-4 min., en lengte van 38-57 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Woensdag den 23 dito.Woensdag den 23 dito. 's Morgens ten 8 uuren vertrokken wy van de voornoemde rustplaats, en stelden onzen cours om de Z.W. na Riebeeks-Casteel, latende de Honigbergen aan onze linkerhand ontrent een myl weegs van ons afleggen; en quamen 's namiddags tenGa naar margenoot+ 2 uuren aan de West-zyde van Riebeeks-Casteel, onder het zelve. Onze gemarcheerde weg was niet anders dan vol zandige heuvels. Water en gras was hier nog redelyk. De gegiste cours en verheid Z. ten W. ½ streek Westelyker 5 mylen. De gegiste breedte van 33-23 min., en lengte van 38-50 min. bevonden breedte van 33-21 min., behoudende lengte van 38-50 min. De behouden cours en verheid Z.Z.W. 2 graden Zuydelyker 4½ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Donderdag den 24 dito.Donderdag den 24 dito. 's Morgens ten 6½ uuren vertrokken wy van Riebeeks-kasteel, en stelden onzen cours langs den berg Z.Z.O. ⅘ myl. Van daar langs een riviertje Z. ½ myl. Van daar Z.Z.W. 1⅓ myl langs het zelve, alwaar wy weer op ons oud pad quamen, en vervolgdenGa naar margenoot+ het zelve tot onder den Paardenberg, alwaar wy ons aan een spruitje met water ter nedersloegen. Alhier op een hoogte peilden wy den Tafelberg Z.Z.W. van ons. De gegiste cours en verheid Z.W. 4 graaden Westelyker 4 mylen. De gegiste breedte van 33-37 min., en lengte van 38-45 min., de bevonden breedte van 33-41 min., en de lengte van 38-42½ min.; behouden cours en verheid Z.W. ten W. 5 graaden, Zuidelyker 5¼ mylen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrydag den 25 dito.Ga naar margenoot+ Vrydag den 25 dito. 's Morgens met mistig weder vertrokken wyGa naar voetnoot1)Ga naar margenoot+ deze rustplaats, en vervolgden ons oud pad, en na ½ myl marcheerens,Ga naar margenoot+ passeerden wy de doorn-kraal en naderhand quamen wy aan de Mosselbanksrivier, alwaar wy ten 10 uuren voormiddags onze beesten uitspanden, en 's namiddags ten 2 uuren vertrokken wy weder,Ga naar margenoot+ om van daar na Bommels-hoekGa naar voetnoot2) (zynde een van de Compagniesposten) ons te begeven, waar by wy toen vernachteden. De gegiste cours en verheid Z.W. ten Z. een graad Zuidelyker 5 6/7 myl. De gegiste breedte van 33-59, en lengte van 38-25 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat 9
Blz. 210 Gesigt van de Compagnies Post, genaamt de Rietvalleij. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
neerde de Karren en Wagens te volgen, die daar 's namiddags ten 5 uuren mede quamen te arriveeren, en waar mede deze togt een einde nam.Ga naar voetnoot1) |
|