[Vermijding van botsing met Hottentotten]
De Compagnie wenste niets liever dan in vrede met alle Hottentotnaties te leven. Toen in Mei 1668 Namaqua vee geroofd hadden, dat aan de Compagnie toebehoorde, en in een schermutseling enkele blanken gewond werden en drie Namaqua sneuvelden,Ga naar voetnoot2) moest Jeronimus Croese de NamaquaGa naar margenoot+ tot het ontzien van de bezittingen der Europeanen aanmanen; hij kreeg opdracht om vooral niets vijandigs te ondernemen tegen het volk, waarvan men nog steeds hulp verwachtte tot het vinden der meer beschaafde binnenlandse volken.Ga naar voetnoot3) Maar ook tegenover andere inboorlingen, zooals de Obiqua, nam de Compagnie devormenin acht. Van eenige ‘vrije luyden’ die met toestemming van de regering op de zeekoe-jacht waren, namen ‘Sonquaes van de Obiquase natie’ vierentwintig trekossen, en bedreigden de blanken met doodslag, als ze niet spoedig vertrokken. De jagers verloren bovendien hun wagens en het vlees van het geschoten wild. Enkele dagen nadat dit bekend werd, ontbood men de kapiteins van de Soeswa Hottentotten Claes en Coopman om inlichtingen er over te geven, daar vermoed werd dat de jagers zelf schuld hadden aan het vijandig optreden der Boesmans.Ga naar voetnoot4)
| |
Toen in Mei 1682 een paar Namaqua ‘hofgrooten’ aan de Kaap waren,Ga naar voetnoot1) trachtte Kommandeur Simon van der Stel van hen inlichtingen te krijgen over het binnenland en op 30 Oktober vertrok vaandrig Olof Bergh naar de Namaqua tot veehandel en om te beproeven verbinding te krijgen met het volk van Vigiti Magna. 19 Desember kwam Bergh terug ‘met de vordre suite en bagagie in gesontheyt int casteel....; volgens sijn rapport soude niet wel mogelijck geweest sijn verder int landt te hebben gegaen, tot dien eynde verscheyde reedenen hoewel vrij wat ongefondeert allegerende, alhoewel ons ter contrarie toescheynt, dat 't werck niet met de vereyste debvoiren is behartigt, gelijck aan alle omstandigheden genoeghsaem komt te blijcken.’Ga naar voetnoot2) Een blijvend resultaat is de mooie kaart, met bijschrift, die van deze tocht gemaakt werd en van een tocht naar Kaap Aguilhas.Ga naar voetnoot3)
| |
Het joernaalGa naar voetnoot1) behoeft hier niet vermeld, daar de grote reis van Simon van der Stel, vrijwel langs dezelfde weg, hier volgt. |
-
margenoot+
-
Vermijding van botsing met Hottentotten.
-
voetnoot3)
-
Rijksarchief No. 850. ‘Kaart wegens de Landtocht van de Caap de Goede Hoop, na de Amaquas, alsmede van de Caap voorn. na de Caap das Aguilhas in den jare 1682.’
Aanwijsingh
wegens de Land-tocht van de
Caap de Goede Hoop na de Amacquas:
als mede van de Caap voorn: na de
Caap das Aguilhas in den Jaren 1682.
A. het Casteel de Goede Hoop.
B. de klipfonteyn, vonden hier in goet water in de heentocht; maar wecromkomende Bevonden het een wijnig brak te sijn.
C. Eenige kuijlen vers water beneden de Modder-Rivier, Besie de witte Duyntjies.
D. Een valey over de Groene kloof in de heentocht vonden redelijk goed water; weeromkomende was uytgedrooght.
E. Een valey achter de klijne Dassenbergh, in de heentocht goed water; weeromkomende weynig en Brack.
F. De Hoorn Coraal in de heentocht brak water; weeromkomende was geheel Soutachtigh.
G. De Soute Rivier is meest droog, in de heen en wederomkomst vonden so hier en daar kuylen, moerasagtig, met redelijk goed water.
H. De Berg Rivier, vonden daar in 3 en 2 voeten hoogh goed water; in de Regentijt swelt het seer hoogh op.
I. Aan een kleyn Riviertjie in de drooge tijt geen water als op eenige plaatsen en seer Brack.
K. Een valey over een Moras met goed water in de heentocht; maar in de weeromkomst brakachtigh.
L. quamen aan de Santrivier vonden in de heen en weeromkomst goed vers water.
M. aan de Sant Rivier. Spreyt hem wijt uijt, gingen daar van af over de kloof.
N. Een Valey bij een Moras vol riet en goed water, int weeromkomen Brackachtigh.
O. een valey over het geberghte vonden in de heen en wederomtocht goed water.
P. De Bergh-Fonteyn heen en weerom goed water.
Q. Dassen-Fonteyn van gelijcke heen en weer goed water.
R. quaemen aan den Olifants Rivier loopt op en af, en is noyt droogh, vonden 2½ voet goed water.
S. De plaats alwaar wij van de Olifants Rivier afscheyde.
T. Een diepe klipachtige Rivier, in de drooge tijd geen water als op eenige plaatsen, en brack.
V. Bij een kuyl, niet als brack stinkend water, een weynig wijde voor de Beesten.
W. Meerhoffs Kasteel was wijnig water, Brack en modderig, en geen wijde voor de Beesten.
X. Bij een kuyl, Brack en stinckend water en geen Weijden.
Y. quamen aan de Doornbosch-Rivier, is met grof Sant, daar in gravende vonden redelijck goed water en weyde.
Z. De Graspleyn aan de Doornbosch-Rivier daar de Amacquas bij ons quamen, in de drooge tijd geen water als op eenige plaatsen dan daer gravende altoos goed water en weyde.
69 het hoog gebergte van de Amacquas.
Van de Land-tocht na de Caap de Aguilhas.
a. De Kuyl.
b. heyningswoningh aan de Eerste Rivier.
c. De pagger, aan hottentots hollant.
d. de hooge kloof boven hottentots hollandt.
e. De wilde Rivier de Palmyt Rivier genaamt.
f. knoflooks Craal.
g. de Botter Rivier.
h. bij een hooge klippige berg na zee santduynen.
i. Te Landwaart rontom hoog geberghte. Sagen de zeestrand.
k. in een Bosschagie over een Riviertjie.
l. Bij een klijn Bosschagie.
m. Achter een Bosschagie.
n. Aan de Zeestrant alwaar t'Engels schip de Johanna buyten verongeluckt is.
Op de kaart staat verder nog:
Willem ten Rhijne, Op. cit. p. 11-12 vermeldt de rivieren. ‘Praecipua sunt 1. Butyrosum (de Boter-Rivier) 2. Obscaenum (Kafferkuls rivier) 3. Montanum (Bergrivier), 4. Ατελεύτετον seu ‘sine fine flumen’, (Rivier sonder eynde), ex montibus ortum, hactenus, quousque se extendat, ignotum. 5. Latum, (Bree-rivier) ex adsitarum arborum ordine amoenissimum, minime profundum, 6. Paludosum (Moeras-rivier). Hij bedoelde de Botrivier en de Kafferkuyls rivier!
-
voetnoot1)
- ‘Journael van de landtocht gedaan bij d'E. Vaendrich Oloff Bergh.... 1682. Rapport van den Vaendrich Oloff Bergh..... op haere reyse na de Cralie van de Namaquas..... 1683,’ en dito ‘wegens de gesteltheyt van seeckere cloove in 't geberghte van de Namaquas.’
|